Jonge onderzoekers over beurzensysteem: “Het is een loterij”

Jonge onderzoekers over beurzensysteem: “Het is een loterij”

Verstikkende competitie en geringe succespercentages: talentvolle onderzoekers komen steeds lastiger aan een beurs. Ze zijn veel kostbare tijd kwijt aan het schrijven van projectvoorstellen en subsidieaanvragen, vaak zonder resultaat. Jonge wetenschappers aan Tilburg University kunnen erover meepraten.

Jonge wetenschappers zijn veel tijd kwijt aan het zoeken naar geld. De kans op succes is klein: 1126 jonge onderzoekers dienden afgelopen januari een aanvraag in bij onderzoeksfinancier NWO, 160 van hen kregen een beurs. Een historisch laag percentage, meldt het Rathenau Instituut. Melanie Peters, directeur van het instituut, maakt zich zorgen: “Onderzoekers raken ontmoedigd omdat ze geen financiering krijgen.”

“De competitie groeit, maar de fondsen groeien niet mee”

Loterij

Het verwerven van onderzoeksgeld is tijdrovend en geldverslindend, zegt de Tilburgse promovendus Chris Hartgerink. “Je schrijft een voorstel samen met je medeaanvragers, en vervolgens laat je de aanvraag door collega’s bekijken. Zij buigen zich ook weer over de aanvraag, met een meer strategische blik. Daar gaat veel tijd in zitten”, legt hij uit. De vele aanvragen die jaarlijks worden ingediend, moeten ook nog eens beoordeeld worden door deskundigen om te bepalen wie onderzoeksgeld krijgt en wie niet. “Ik las een keer een suggestie voor een alternatief verdeelsysteem: filter eerst de troep eruit, en verloot de beschikbare beurzen daarna onder de overgebleven aanvragen”, zegt Hartgerink. “Met alle tijd en geld die we er nu in steken, kun je je afvragen of dat niet een beter idee zou zijn. Effectief is het nu ook een loterij. De competitie groeit, maar de fondsen groeien niet mee.”

Chris Hartgerink

Chris Hartgerink

Hartgerink diende vier keer een subsidieaanvraag in, waarvan één aanvraag werd gehonoreerd door een Amerikaans wetenschapsfonds. In Nederland is het belangrijkste subsidieprogramma voor jonge onderzoekers de ‘Vernieuwingsimpuls’ van NWO. Dat is een beurzensysteem waarin jonge wetenschappers in verschillende stadia van hun loopbaan de competitie aangaan om onderzoeksgeld. De Veni (250.000 euro) is bedoeld voor net-gepromoveerde onderzoekers, de Vidi (800.000 euro) voor onderzoekers die hun eerste sporen in de wetenschap al verdiend hebben, de Vici (1,5 miljoen) voor gevestigde wetenschappers met een eigen onderzoeksgroep. Frank van der Duyn Schouten, toen nog rector magnificus van Tilburg University, schatte veertien jaar geleden in NRC dat het schrijven, becommentariëren en beoordelen van alleen Veni-voorstellen jaarlijks al 50 mensjaren aan wetenschappelijk personeel kost.

“Ik ben twee maanden fulltime bezig geweest met het schrijven van een beursaanvraag”

Bluffen

Joris Mulder

Joris Mulder

Joris Mulder, universitair docent methodologie en statistiek aan Tilburg University, kreeg in 2013 een Veni-beurs. Inmiddels maakt hij kans op een Vidi-beurs. “Ik ben bekend met het probleem”, zegt hij over het slinkende aantal beurzen voor jonge onderzoekers. “Het zorgt voor veel druk.” Hoewel Mulder zich tot de lucky few mag rekenen die wél een beurs toegekend kregen, ontkomt ook hij niet aan het schrijven van tijdrovende onderzoeksvoorstellen en subsidieaanvragen. “Anderhalf jaar geleden heb ik een aanvraag geschreven voor een ERC-beurs. Daar ben ik twee maanden fulltime mee bezig geweest. Ik werd wel uitgenodigd voor een gesprek, maar ik heb de beurs uiteindelijk niet gekregen. Dat is dan wel even balen.”

Volgens Mulder is een afgewezen subsidieaanvraag niet per definitie verspilde moeite. “Ook als je het niet wordt, dwingt het je om na te denken over je onderzoekslijn”, zegt hij. “Dat is goed. Maar het vervelende is dat je bij het schrijven van zo’n aanvraag meer bezig bent met de manier waarop je het verpakt dan met de inhoud.” Want wie een succesvolle subsidieaanvraag wil schrijven, moet vooral bepaalde ‘trucjes’ beheersen: “Je moet een beetje kunnen bluffen. Het gaat vaak over de juiste toon, over wie de grootste bek heeft misschien wel.”

Chris Hartgerink is blij met RIO Journal, een wetenschappelijk vakblad voor onderzoeksideeën. Dankzij RIO hebben wetenschappers sinds enkele jaren de mogelijkheid om hun voorstellen te publiceren. “Op die manier word je toch voor je moeite beloond, en verdwijnen beursvoorstellen niet in een zwart gat.”

“Dankzij nieuwe initiatieven verdwijnen afgewezen voorstellen niet in een zwart gat”

Sneeuwbaleffect

Michèle Nuijten

Michèle Nuijten

“Eigenlijk is het heel gek dat je als individu een beurs krijgt, want in de wetenschap werk je bijna nooit in je eentje”, zegt Michèle Nuijten, die aan Tilburg University promotieonderzoek doet naar het voorkomen van statistische fouten in psychologisch onderzoek. Zelf heeft ze nog nooit een aanvraag hoeven schrijven. Nuijtens salaris wordt betaald van de beurs van haar promotor. “Tot nu toe is het bij mij verrassend gemakkelijk gegaan”, zegt ze. “Maar omdat ik nu bijna aan het einde van mijn project ben, moet ik op zoek naar een nieuwe plek in de wetenschap. Dan merk je wel dat het belangrijk is om beurzen binnen te slepen. Als je zelf voor geld zorgt, hoeft de universiteit je niet te betalen. En je ziet ook een sneeuwbaleffect: als je eenmaal een beurs hebt gekregen, dan is het veel makkelijker om in de toekomst opnieuw een beurs te krijgen.”

“Het staat me een beetje tegen om te moeten bedelen om geld, maar dat is helaas hoe het werkt”

Nuijten merkt dat veel jonge onderzoekers strategisch te werk gaan om hun kans op een beurs te vergroten. “Ik ga zelf binnenkort een paar weken naar Amerika. In de eerste plaats lijkt dat me een leuke ervaring, maar ik weet ook dat ze daar bij NWO op letten. Ik ken verhalen van mensen die geen beurs kregen omdat ze niet een periode in het buitenland hebben doorgebracht”, legt ze uit. “Als er zo veel subsidieaanvragen binnenkomen, moet je érgens op selecteren. Beginnende onderzoekers weten dat ook en werken die checklist af.”

Gedesillusioneerd

De zorgen van Melanie Peters lijken gegrond. “Het systeem is zo ingekleed dat goede onderzoekers de wetenschap verlaten omdat ze gedesillusioneerd zijn”, zegt Chris Hartgerink. “Ik begrijp dat wel. Ik probeer altijd optimistisch te blijven, maar ik ben ook wel gedesillusioneerd over de manier waarop het geld verdeeld wordt.” Michèle Nuijten deelt dat sentiment: “Het staat me een beetje tegen om te moeten bedelen om geld, maar dat is helaas hoe het werkt. En ik vind het vak te leuk om er dan maar mee te stoppen.”

De hoge aanvraagdruk en lage honoreringspercentages zijn een probleem. De vraag is hoe dit probleem opgelost kan worden. NWO-voorzitter Stan Gielen zei eerder deze week in Trouw dat het niet gaat om een probleem van NWO, maar om ‘een probleem van de Nederlandse wetenschap’: “We moeten ons de vraag stellen: zou een Newton of Einstein vandaag de dag in Nederland een onderzoeksbeurs krijgen? Als het antwoord nee is, doen we iets niet goed.”

Gielen pleit dan ook voor een gezamenlijke oplossing. Hoe die gezamenlijke oplossing er precies uit zal zien, moet nog blijken. In de tussentijd blijft de onderzoeksvoorstellenindustrie op volle toeren draaien. Voor jonge onderzoekers zit er voorlopig dus niets anders op dan te blijven zwoegen op tijdverslindende subsidieaanvragen. Als ze hard genoeg werken, komen ze misschien ook nog aan hun onderzoek toe.Lees ook het artikel ‘Een Vidi vangen’ in Univers 11, dat verschijnt op 13 april.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.