“Laagopgeleide betaalt pensioen voor hoogopgeleide”
Mensen met een lage opleiding hebben vaak een zwaar beroep, maar gaan gemiddeld een jaar later met pensioen dan hoogopgleiden.
Dat concludeert Raymond Montizaan van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Voor zijn onderzoek combineerde Montizaan statistieken van het CBS over de werkelijke pensioenleeftijd met opleidingsgegevens uit de jaarlijkse Enquête Beroeps Bevolking. Uit zijn onderzoek bleek ook dat de gemiddelde leeftijd waarop mensen stoppen met werken in tien jaar tijd is gestegen van 61 naar 64,5 jaar.
Men nam aan dat hoogopgeleiden langer doorwerkten omdat ze het werk zo leuk vonden. Uit dit onderzoek blijkt dat hoogopgeleiden juist eerder stoppen omdat ze het zich kunnen veroorloven. Er komt dus een grotere kloof tussen arm en rijk. Waar in 2003 nog iedereen rond de 61 jaar stopte met werken, al dan niet met een vut-regeling of vroegpensioen, gaan laagopgeleiden nu door tot iets na hun 65e, terwijl hoogopgeleiden gemiddeld al stoppen voordat ze 64 jaar worden. “Vooral onder mensen met een lage sociaaleconomische status die een laag pensioen hebben, is de pensioenleeftijd het hardst gestegen”, meldt Montizaan in het vakblad Economisch Statistische Berichten (ESB).
Montizaan noemt dit zorgelijk. Met name omdat laagopgeleiden gemiddeld genomen op veel jongere leeftijd al gezondheidsklachten krijgen dan hoogopgeleiden: “De verwachting is dat steeds meer mensen door ziekte uitvallen naarmate de pensioenleeftijd blijft stijgen. Dat zal lageropgeleiden vaker treffen.”Ook zet de onderzoeker vraagtekens bij de arbeidsproductiviteit van de laagopgeleiden die langer doorwerken. Uit buitenlands onderzoek blijkt namelijk dat mensen die blijven werken uit armoede, al voor hun 65e levensjaar beginnen met afbouwen. Ze gaan minder uren werken en de productiviteit neemt af. De duur van het langer doorwerken weegt dan niet op tegen het verlies aan arbeidsuren.
Onze arbeidseconoom Ronald Dekker vertelt in de Volkskrant dat hij al langer vermoedt dat laagopgeleiden langer doorwerken dan hoogopgeleiden, maar noemt het goed dat dit nu met gedegen cijfers is onderbouwd. Dekker constateert dat de armen feitelijk pensioengeld overdragen aan de rijken. “Laagopgeleiden beginnen immers eerder met werken en gaan langer door, maar overlijden ook jonger dan hoogopgeleiden. De laatsten profiteren zo van de door laagopgeleiden betaalde AOW- en pensioenpremies. Dat zit ingebakken in ons pensioensysteem: de vuilnisman subsidieert de hoogleraar.”