Van Cruijff tot Kant

Het vrouwenvoetbal is bezig aan een opmars in Engeland en Duitsland en Nederlandse topspeelsters zijn gewild in het buitenland. De Tilburgse hoogleraar Martine Prange (Filosofie van Mens, Cultuur en Samenleving) was zelf voetbalinternational en publiceerde onlangs het boek Meidenvoetbal in 14 verhalen. Zij sprak eerder met Univers over voetbal en wat dat met filosofie te maken heeft.

Wat doe je als profvoetballer na je carrière? Je kunt trainer worden, of analist, of zelfstandig ondernemer. Martine Prange doet het anders. Per 1 september is ze in Tilburg aangesteld als hoogleraar. Ze gooit nog altijd graag een balletje op, maar dan het liefst over denkers als Nietzsche, Kant of Foucault.

Prange voetbalde professioneel in België en Turkije en kwam uit voor het Nederlands Elftal. In 2007 promoveerde ze aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarna ze aan verschillende universiteiten werkte. Toch heeft voetbal haar nooit verlaten. De afgelopen jaren bracht ze de maatschappelijke impact van vrouwenvoetbal in kaart voor het NWO-gefinancierde onderzoeksproject ‘Van voetbalvrouwen tot vrouwenvoetbal’. De uitkomst van het onderzoek, dat over een jaar wordt afgerond, stemt vooralsnog niet optimistisch. “Gelijkheid tussen man en vrouw is ver te zoeken,” verzucht de filosoof op het terras van café Esplanade.

Filosofie en voetbal zijn de twee rode draden in uw leven. Wat was er het eerst?

“Voetbal. Zodra ik kon lopen ging ik voetballen. Ik herinner me nog dat ik een jaar of vijf was en zelf trainingen bedacht om beter te worden. De filosofe vond mij later in mijn leven, toen ik zestien was. Bij Grieks.”

Niet bij filosofie?

“Nee. Mijn leraar filosofie op de middelbare school denkt nog altijd dat ik door hem filosofie ben gaan studeren, maar ik moet hem toch echt uit die droom helpen. We begonnen bij dat vak met Kant, dat sprak mij toen totaal niet aan. Bij Grieks moesten we Phaedo van Plato lezen. Dat greep me meteen. Ik had me al opgegeven voor de opleiding lichamelijke opvoeding, maar vanaf toen ben ik meer naar de filosofie getrokken. Ik zag mezelf ook niet de rest van mijn leven kinderen over een bok helpen.”

Martine Prange. Foto: Ton Toemen

Martine Prange. Foto: Ton Toemen

Wat sprak u aan in Phaedo?

“Op dat moment was ik erg met de vragen bezig die in dat boek worden behandeld. Wat is rechtvaardigheid, wat is het goede, wat is het schone? Wat houden die begrippen precies in? Dat fascineerde me. Ik vind dat nog altijd een belangrijke taak voor de filosofie, begripsverheldering. Naarmate ik ouder word ga ik de maatschappelijke taak van de filosofie steeds belangrijker vinden.”

De filosoof mag niet aan de zijlijn staan?

“Deze tijd vraagt om een activistische houding, ook van filosofen. Overal worden mensenrechten met voeten getreden. Ook mensen in Westerse samenlevingen staan onder hoge druk door een doorgedraaid kapitalisme. En de eisen die aan jongeren worden gesteld zijn enorm hoog.”

U maakt zich daar zorgen over?

“De druk op jongeren loopt de spuigaten uit. Je moet zoveel presteren voordat je mag hopen op een baan. Dat geldt voor iedereen, maar dat jongeren onder zoveel druk moeten beginnen aan een carrière vind ik schrijnend. Filosofen mogen zich niet afzijdig houden van dit soort maatschappelijke problemen.”

U doet onderzoek naar vrouwenvoetbal. Wordt dat onderzoek getekend door een activistische houding?

“Ik lees graag Franse postmoderne filosofen, zoals Foucault. In Frankrijk is het veel normaler dat filosofen zich bemoeien met het maatschappelijk debat. Ik denk dat het goed is voor de samenleving als filosofen zich daar eens wat meer mee bemoeien. Daarom heb ik onderzoek gedaan naar de vormen van weerstand die bestaan rondom het vrouwenvoetbal. Inspiratie daarvoor is de sociale filosofie van Kant, een onderdeel dat hij zelf trouwens niet volledig heeft uitgewerkt. In Idee zur einer allgemeneinen Geschichte in weltbuergerlicher Absicht constateert Kant dat er altijd weerstand bestaat tussen mensen. Dat vind ik een interessant idee. Vanuit dat kader ben ik naar het vrouwenvoetbal gaan kijken.”

Wat vond u?

“Voetbal speelt zich af in een duidelijk afgesloten stuk van de publieke ruimte, waar lichamen alleen al door hun aanwezigheid weerstand oproepen. Dat is eigen aan het spel, maar als het om vrouwenvoetbal gaat roepen de lichamen ook buiten het spel weerstand op.”

Geef eens een voorbeeld?

“Alleen al het feit dat je als meisje wil voetballen roept weerstand op. Het is nog altijd niet volledig geaccepteerd.”

 Heeft u dit zelf vroeger meegemaakt?

“Ik moest continu verdedigen dat ik als meisje wilde voetballen. Toen ik bij een amateurclub ging spelen werden er altijd vragen over gesteld. Wil je als meisje voetballen, dan moet je daar voor vechten. Je ziet ook vaak dat de ouders het eigenlijk niet willen, dat ze liever zien dat hun dochter iets anders gaat doen. Uit mijn onderzoek blijkt dat er in het vrouwenvoetbal veel meer discriminatie en ongelijkheid bestaat dan ik had gedacht. Een treurige conclusie. Het geeft aan dat er nog veel werk te verzetten is op dit gebied. Echte gelijkheid hebben we pas over een jaar of veertig. Als het meezit.”

Met wat voor problemen hebben de meisjes waarmee u gesproken heeft nog meer te maken?

“Veel meisjes hebben mannelijke trainers. Ze voelen zich door die trainers niet honderd procent serieus genomen. Ze merken dat ze minder worden aangesproken op hun fouten, dat ze worden ontzien. De ambities van die meisjes worden niet serieus genomen. Dat vinden ze erg, want ze beschouwen zichzelf als serieuze sporters. Dit is overigens een breder probleem. In onze maatschappij worden prestaties van mannen hoger aangeslagen dan die van vrouwen, ook als die prestaties gelijk zijn.”

Er zal in al die jaren toch wel iets verbeterd zijn?

“Natuurlijk. Maar tegelijk is het probleem ook complexer geworden. Vroeger toen ik voetbalde was er een expliciete weerstand tegen vrouwenvoetbal. Dat was vervelend, maar het was ook duidelijk waartegen ik me moest en kon verzetten. Nu is dat niet meer zo. Mensen zijn politiek correcter geworden. De weerstand wordt minder expliciet uitgesproken, maar hij is er nog wel, onder de oppervlakte.”

Volgens oud Fifa-baas Sepp Blatter moeten vrouwenvoetballers korte rokjes dragen om de sport groter te maken.

“Tsja, dat soort seksisme speelt een grote rol in het vrouwenvoetbal. Meisjes moeten presteren als mannen, anders worden ze niet serieus genomen. Tegelijkertijd moeten ze zich zo vrouwelijk mogelijk presenteren. Als jij je sport onder de aandacht wil brengen als vrouw, is dat bijna een verplichting. Zonder kort rokje krijg je geen aandacht. Dat is een vreemde spagaat.”

De roep om een zo vrouwelijk mogelijk uiterlijk komt natuurlijk van mannen.

“Het vrouwenvoetbal blijft een mannenwereld. De meeste trainers zijn mannen, de meeste bestuurders ook. Terwijl er voor die posities genoeg vrouwen rondlopen die dezelfde capaciteiten hebben. Vaak zijn ze zelfs beter, hebben ze aantoonbaar meer ervaring en kwalificaties, maar krijgt een man toch voorrang. Zodra vrouwenvoetbal meer aandacht krijgt, eisen mannen de nieuwe posities op. Je ziet dit constant gebeuren. Vaak nemen mannen die functies niet eens bloedserieus, ze beschouwen het vrouwenvoetbal meer als een springplank naar een hogere functie binnen de KNVB.”

Het onderzoek naar vrouwenvoetbal heeft u afgerond. In Tilburg gaat u aan de slag als hoogleraar Filosofie van Mens, Cultuur en Samenleving. Conflict en weerstand zijn begrippen die centraal blijven staan in uw onderzoek?

“Sport is bij uitstek een discipline waarin conflict en weerstand een rol spelen. Maar maatschappijbreed spelen deze begrippen eveneens een steeds grotere rol, of het nu gaat om de vluchtelingenstroom of om de werkdruk onder jongeren. Ik vind het interessant om daar naar te kijken. De dialoog is de basis van een maatschappij. Juist die dialoog komt steeds verder onder de druk te staan.”

De dialoog wordt vervangen door het conflict?

“Nee, het probleem ziet er anders uit. Conflicten zijn evengoed een dialoog. Bij een conflict neem je de tegenstander serieus. Je luistert naar hem en reageert op hem. Als je goed naar onze maatschappij kijkt, zie je dat mensen steeds slechter worden in het voeren van een conflict. Partijen zijn zich vooral aan het ingraven. Ze luisteren of reageren niet meer op anderen, ze verkondigen alleen hun eigen standpunt. We moeten weer leren hoe we een goed conflict moeten voeren.”

Martine Prange (Amsterdam, 1969) is per 1 september 2016 benoemd tot hoogleraar op de leerstoel Filosofie van Mens, Cultuur en Samenleving aan de Tilburg School of Humanities. Prange is gespecialiseerd in de wijsbegeerte van de 19e en 20e eeuw, in het bijzonder het denken van Friedrich Nietzsche. Zij leidt ook een groot onderzoeksproject over de maatschappelijke impact van meiden- en vrouwenvoetbal in Nederland. Zij voetbalde zelf professioneel in België en Turkije en kwam ook uit voor het Nederlands Elftal. Vanaf 2012 was Prange verbonden aan de Universiteit Leiden waar ze als onderzoekster en Universitair Docent werkte aan drie NWO gefinancierde projecten over Kant, Nietzsche en sport. Ze publiceerde in 2013 het boek Nietzsche, Wagner, Europe. In Tilburg zal ze haar onderzoek naar de rol van kunst, spel en sport voor de ervaring en ontwikkeling van menselijkheid en cultuur voortzetten door verder onderzoek naar Kant, Nietzsche, Foucault en hedendaagse lichaamsfenomenologie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.