Referendum: niet afschaffen maar verbeteren
Burgers die politici adviseren over wetgeving, daar wordt iedereen beter van. Wel kan het referendum in Nederland nog wat verbeteringen gebruiken, blijkt uit onderzoek van drie Tilburgse wetenschappers.
Nederland is een beetje huiverig voor referenda. Sinds juli 2015 hebben we een wet die het raadgevend referendum mogelijk maakt. Burgers kunnen een referendum opzetten om de volksvertegenwoordiging een (niet-bindend) advies te geven over een wetsvoorstel.
Het Oekraïne-referendum in 2016 leidde meteen tot veel commotie. Politieke partijen hadden toegezegd de uitslag als bindend te zien maar premier Rutte vond dat het belang van Nederland boven een Nee-stem van de burgers gaat. Ook zagen we met verbijstering aan hoe de Engelse bevolking vrij roekeloos besloot uit de Europese Unie te stappen.
Tijdens de inmiddels al 175 dagen durende kabinetsformatie denkt politiek Den Haag er kennelijk over na om het referendum af te schaffen, schrijft Trouw. Redenen te over voor de aan Tilburg University verbonden hoogleraar bestuurskunde Frank Hendriks en diens promovendi Koen van der Krieken en Charlotte Wagenaar om referendumpraktijken in Europa en Amerika te onderzoeken.
Afschaffing van het referendum zou overdreven zijn, concluderen de wetenschappers in het nog te verschijnen boek Democratische vloek of zegen. “Een net toegekend democratisch recht terugtrekken?” zegt onderzoeksleider Frank Hendriks tegen Univers. “Na één voor de Haagse politiek pijnlijke ervaring? Dat zou een unicum zijn.” De rol van het referendum moet niet worden overdreven, zeggen de onderzoekers. Een raadgevend referendum moet serieus genomen worden, maar de uitkomst kan nooit een politiek besluit afdwingen. “De uitslag is adviserend,” zegt onderzoeksleider Frank Hendriks. “Tegelijkertijd merken we op dat het onderscheid tussen een bindend en adviserend referendum minder scherp is dan vaak gedacht. Kijk maar naar hoe serieus het (adviserende) Brexit-referendum wordt genomen. Omgekeerd zie je ook landen waar een bindend referendum in de praktijk minder bindend blijkt te zijn.”
In Nederland hoeven we niet zo bang te zijn voor referenda, zeggen de onderzoekers. Met referenda zoals wij die kennen kunnen burgers reageren op wat de politiek doet. Politici worden extra geprikkeld om goede wetgeving te maken, zodat burgers geen behoefte hebben aan een referendum. Bovendien: “Als politicus maak je wetgeving, daar heb je goede redenen voor. Die moet je kunnen verdedigen.”
Verbeterpunten
De wetenschappers zien zelfs een bindend referendum wel zitten. Dat zou voor Nederland alsnog een kleine maar beheersbare stap zijn. Hoe dan ook stellen ze een aantal verbeteringen voor. De opkomstdrempel afschaffen, bijvoorbeeld. Die ligt nu op 30 procent, waardoor politici vaak geen campagne voeren, in de hoop dat kiezers niet gaan stemmen en de drempel niet wordt gehaald. Zo kwam de Brexit erdoor: veel tegenstanders stemden niet.
Hendriks, Van der Krieken en Wagenaar stellen een andere drempel voor: de uitkomstdrempel. Een voor of tegen moet door minstens 25 procent van de kiesgerechtigden worden gesteund en de totale opkomst maakt niet uit. Om meer draagvlak te creëren en beter te begrijpen wat kiezers willen, stellen ze verder voor om ook vervolgvragen te stellen na een referendum.
Ook de 300.000 verplichte handtekeningen om een referendum te starten zien zij liever anders: verander dat naar een percentage van bijvoorbeeld 2,5 procent van de kiesgerechtigden, zodat het altijd proportioneel is aan de veranderende bevolkingsgrootte.
“Als politicus moet je wetgeving kunnen verdedigen.”
Valt een referendum tegen zoals bij de Brexit, dan moeten burgers een tweede kans krijgen volgens de onderzoekers. Daarom stellen zij the second public opinion voor. Een herkansing, waarbij initiatiefnemers wel moeten aantonen dat hun steun groter is dan die van het eerste referendum.
“De referendumcultuur moet groeien in Nederland,” zegt Hendriks. “Ons advies is om langer ervaring op te doen.” Dat kan goed voor ons zijn: “We hebben in Nederland plannen ontwikkeld waarvan je achteraf denkt, had daar maar een rem opgezeten. Neem de Europese samenwerking. Nederlanders waren daar decennia terug grote voorstanders van maar zijn het vertrouwen kwijtgeraakt. Er zijn te grote stappen gezet, met weinig oog voor de toenemende scepsis. In Denemarken is het heel anders gegaan: daar was de bevolking om te beginnen sceptisch. Met referenda hebben zij dat laten zien en beleidsmarkers hebben daarop gereageerd.” Daarom denkt de Deense bevolking, die zich herhaaldelijk kon uitspreken, nu positiever over de EU.
Democratische vloek of zegen. Aantekeningen bij het referendum, F. Hendriks, K.H.J. van der Krieken en C.C.L. Wagenaar. Verschijnt 18 september 2017 bij Amsterdam University Press.