De wereld is Engelstalig, de universiteit dus ook

Wij leiden studenten niet op om de Nederlandse cultuur uit te dragen, schrijft decaan Willem B. Drees, maar om internationaal kennis uit te wisselen. Engels is dan een must.

In de enquête die NRC hield over werk- en studiedruk aan de universiteit, regende het klachten over de administratieve last en gemis aan persoonlijke begeleiding. Aanleiding was een opiniestuk van docent Eelco Runia (Waarom ik ontslag neem bij de universiteit, 19/1), waarin hij beweert dat Nederlandse universiteiten aan marktdenken ten onder gaan.

Het stak Runia ook dat hij in het Engels college moest geven „aan een zaal vol studenten die zonder uitzondering de Nederlandse taal machtig waren”. NRC ging daar op door, zowel in het Commentaar („kolderieke vertoning”) als in een column van Bas Heijne („onhandig en onnodig”). Wees gerust: als doceren in het Engels onnodig is, doe ik het niet. Maar we hebben ook docenten en studenten die het Nederlands niet machtig zijn. Klachten over onderwijs in het Engels vonden in de enquête overigens verrassend weinig weerklank. Bijna driekwart van de docenten vindt het gebruik van Engels zinvol; onder studenten is dat 53 procent. Het regeerakkoord kondigde echter aan dat dit kabinet er scherp op toeziet dat universitaire opleidingen alleen Engelstalig zijn als dat toegevoegde waarde heeft. Maar is het wel terecht dat krant en kabinet het Nederlands als cultuurpolitiek én pedagogisch uitgangspunt kiezen?

Scholen krijgen soms de taak maatschappelijke problemen op te lossen. De gedachte dat de universiteit de Nederlandse taal en cultuur moet beschermen, past in dit patroon. Maar ondertussen doen we ons best internationale bedrijven naar Nederland te halen. Is het dan in het belang van de student om ‘verengelsing’ tegen te gaan? Of wordt de universiteit gebruikt ter bescherming van een bepaald idee van ‘de Nederlandse cultuur’? Waarom communiceren we eigenlijk zo veel in het Engels? Simpel: omdat je niet alle talen goed kan beheersen. Daarom is het van groot belang één taal te hebben die internationaal gangbaar is. Natuurlijk, we zouden ook met vertalers kunnen werken; het Europees Parlement doet dat voor vierentwintig talen. Een-op-een vertaald, bijvoorbeeld Hongaars-Nederlands, zou dat 552 combinaties opleveren.

Esperanto als neutrale taal was een sympathiek ideaal, al was die taal erg Europees, maar het is niet de praktijk geworden. Er zijn andere talen die in de geschiedenis belangrijk zijn geworden. Latijn dankzij het Romeinse rijk. Frans voor de Europese elite in de negentiende eeuw. Dat is niet eerlijk; geschiedenis is nu eenmaal niet eerlijk. Of we het willen of niet, Engels is nu de gezamenlijke ‘tweede taal’, dankzij het Britse koloniale rijk en de dominantie van de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog. Dat mondiale Engels is niet meer van de Engelsen. We moeten oppassen dat we met het Engels als taal niet onze voorbeelden alleen uit Engeland en de VS halen. Het gaat niet om de Engelse cultuur én niet om Oxford Engels. Het Engels als mondiaal gedeelde tweede taal biedt toegang tot de wereld.

Internationalisering is een morele kwestie

Vraag is niet of we Engels gebruiken in de universiteiten, maar hoe. Wat mij betreft pragmatisch en flexibel. Voor Nederlandse studenten is mijn ideaal dat ze moeiteloos kunnen schakelen tussen de ene en de andere taal. Mijn ervaring met studenten is dat dit redelijk gaat. Studenten die helder kunnen redeneren, doen dat in beide talen. Studenten die nog niet zo helder een betoog kunnen opbouwen, hebben daar in beide talen last van. In beide talen is het wenselijk om studenten te coachen; wij hebben zowel een docent Academic English als een docent academisch Nederlands. Wij leiden in Tilburg leraren Nederlands op voor het voortgezet onderwijs in de regio, en dat blijven we doen. Stages zijn vaak in de regio, al moet niet onderschat worden hoe vaak studenten ook daarbij schakelen tussen Engels en Nederlands.

En indien een programma in het Engels gevolgd kan worden, dan trekt dat studenten met andere achtergronden, qua taal en cultuur. Ook voor hen is Engels vaak niet de eerste taal, maar de taal die communicatie over taalgrenzen heen mogelijk maakt. Met hen samen onderwijs volgen in een gemengde groep is iets waar sommige Nederlandse studenten bewust voor kiezen, om zo verder te groeien in begrip van de wereld.

Ten diepste is internationalisering een morele kwestie. Lokale grenzen zijn belangrijk, lokale cultuur is belangrijk, maar we zijn deel van de mensheid, van één wereld, met alle diversiteit. De vraag ‘Engels of Nederlands?’ presenteert het als een keuze, maar de keuzes hebben te maken met de wijze waarop we in deze complexe wereld met diversiteit omgaan. De complexiteit zelf is er, in de wereld, waarin Engels de gedeelde tweede taal is geworden. Voor die wereld leiden we op, daarom is er in ons onderwijs een mix van Nederlandstalige, Engelstalige en gemengde onderwijstrajecten.

Dit opiniestuk verscheen eerder in NRC.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.