Lans Bovenberg ijvert voor beter economieonderwijs

Lans Bovenberg heeft een droom: een eenvoudiger en beter economieonderwijs op middelbare scholen. Samen met economieleraren gaat hij de dagelijkse lespraktijk veranderen. “Jongeren moeten leren hun economische leven te besturen.”

Lans Bovenberg. Beeld Ton Toemen

Het is tijd om het economieonderwijs op de middelbare school verder te ontwikkelen, stelt hoogleraar economie Lans Bovenberg. Ruim tien jaar nadat de commissie Teulings in 2007 het economieonderwijs op havo en vwo op de schop nam, werpt Bovenberg zich op als hervormer. Want het kan nog altijd beter, eenvoudiger en leuker.

Per 1 april 2015 nam Bovenberg zitting op de Goldschmeding-leerstoel, die speciaal voor deze missie op Tilburg University is neergezet. “Onderwijshervorming op de middelbare school is iets dat ik altijd belangrijk vond,” zegt hij op de derde verdieping van Prisma. De zon valt over het Warandebos ongehinderd door hoogbouw binnen in de tijdelijke werkkamer waarin hij huist, terwijl Koopmans wordt gerenoveerd.

Eind 2017, na ruim twee jaar diep nadenken, wist Bovenberg hoe het economieonderwijs op havo en vwo eruit moest gaan zien. Een commerciële uitgeverij peilde in 2016 al het animo voor Bovenbergs lesmethode. De resultaten waren even slikken: slechts 15 procent van de gevraagde middelbare scholen had interesse, terwijl een lespakket pas rendabel is als dat minimaal 25 procent is. “Ik was in eerste instantie teleurgesteld,” zegt Bovenberg.

Want met zijn methode kan het beter. Sinds 2007 gaat het economieonderwijs uit van acht domeinen, zoals ‘vaardigheden’, ‘schaarste’, ‘markt’ en ‘goede tijden, slechte tijden’. “Ik juich het toe vanuit een beperkt aantal concepten te denken, waarmee je een heleboel economische contexten kan begrijpen,” zegt Bovenberg. Maar het kan nog eenvoudiger, en recente ontwikkelingen in de economische wetenschap moeten ook een prominentere plek krijgen in het onderwijs. Want die hebben niet bepaald stilgestaan.

Samenhang

Van acht naar drie, dat is in een notendop wat Bovenberg voorstaat. Met drie fundamentele concepten, die een opvallende onderlinge samenhang vertonen, kan de hele economie worden gedoceerd en begrepen. Concept één: ‘het leven is geen nulsomspel’. Anders dan vaak wordt gedacht, betekent het verlies van de één niet de winst van de ander, of andersom. “Economen zien als het wonder van de economie juist dat we kunnen winnen door te ruilen, door samen te werken. Trump ziet dat bijvoorbeeld niet in, door te beweren dat als Mexico wint, de Verenigde Staten verliezen.”

Het tweede concept, ‘verschil’, maakt duidelijk waarom iedereen kan winnen. “Als we verschillend zijn, ontstaat potentie voor handel en welvaartscreatie.” De bakker wil nieuwe schoenen, de schoenmaker zijn dagelijks brood. De één kan de ander ergens mee helpen en vice versa. Het derde concept, ‘meerwaarde eerlijk delen’, toont aan dat ook ethiek een rol speelt in de economie. “Als jij denkt dat ik er met de poet vandoor ga, doe je niet mee. Als we de winst daarentegen eerlijk verdelen, hebben we allebei vertrouwen in de samenwerking.” Dat is, voor wie het wil, uiteindelijk ook goed voor het eigenbelang.

Relationeel

Bovenbergs efficiëntere economieonderwijs gaat uit van een fundamenteel ander mensbeeld dan gebruikelijk is. Leerlingen krijgen nu nog regelmatig te horen dat het er vooral om gaat jezelf rijker te maken, maar de economische wetenschap heeft aangetoond dat dit beeld grotendeels achterhaald is. Het rationele mensbeeld speelt nog een rol, maar een meer relationeel mensbeeld is net zo belangrijk. Naast soms zelfzuchtig zijn we ook allemaal economische actoren die hechten aan rechtvaardigheid en van betekenis willen zijn voor een groter geheel.

De kracht van de mens zit in het sociale karakter – in het vermogen tot samenwerking. Iemand die niet veel van pensioenen weet, besteedt dat uit aan een pensioenfonds. De vrouw die een auto wil kopen, gaat te rade bij de autoverkoper, verzekeraar en Consumentenbond. “Zo ontstaan allerlei relaties tussen mensen,” zegt Bovenberg. Dat zijn de eerste twee concepten in werking. Het derde concept, eerlijk delen, komt in beeld bij de vraag of de ander wel te vertrouwen is. Steekt het pensioenfonds niet teveel in de zak van de directeur, probeert de autohandelaar de boel te flessen?

Wat aantoont dat economie in de praktijk niet eenvoudig is. Of juist spannend, een mens moet kunnen wikken en wegen tussen eigen en gezamenlijke belangen. “In onze complexe samenleving moet je je kunnen inleven in anderen en zorgen dat ook zij ook profiteren. Zo word je een succesvol persoon.”

De economische bril

Jongeren zijn de toekomst, maar ze moeten wel worden voorbereid op die toekomst. Jongeren worden geleid door hormonen en onzekerheden, hebben moeite met het nemen van beslissingen en zijn makkelijk te manipuleren. Aan de leraar economie de nobele taak hen in te wijden in de geheimen van het besturen van je leven – in economie als huishoudkunde.

Daar is Bovenbergs methode behoorlijk geschikt voor, denkt hij. Die sluit namelijk meer aan op de belevingswereld: “De meeste jongeren zijn vooral bezig met relaties en het met vallen en opstaan leren om verstandig te kiezen en goed samen te werken.” Ze zullen zich eerder herkennen in het relationele, dan het rationele mensbeeld.

Lans Bovenberg. Beeld Ton Toemen

Natuurlijk komt het allemaal aan bod, ook het rationele mensbeeld. Met drie menstypen naar voorbeeld van de Griekse mythologie wil Bovenberg de economie uitleggen. Met Eros, de god die staat voor zelfliefde. Agape, het vooral denken aan andermans belangen. En Philia, die uitgaat van wederkerigheid: “Als jij goed bent voor mij, ben ik goed voor jou. Maar als je slecht bent voor mij, ben ik bereid kosten te maken om jou te schaden.” Bovenberg: “Iedereen heeft deze drie soorten in zijn of haar repertoire. Het gaat erom te leren wanneer je welk model het beste kunt gebruiken.”

Leraren meekrijgen

Met de theorie zit het wel snor, nu de praktijk nog. Daarvoor zal Bovenberg de leraren moeten meekrijgen in zijn plannen. Zij bepalen wat wordt onderwezen, want scholen hebben vrijheid van onderwijs. Al wordt er in het economieonderwijs juist weinig gebruikgemaakt van die vrijheid. “We hebben feitelijk een soort staatsonderwijs. Er zijn een aantal uitgevers en de boeken die zij uitgeven worden vrij slaafs gevolgd.”

In het uitgevers-marktonderzoek hadden vooral de orthodoxchristelijke scholen interesse in de lesmethode, wat volgens Bovenberg te verklaren is omdat zij interesse hebben in mensbeelden en een goed gedefinieerd vormingsideaal hebben. Daarvan is bij algemene scholen lang niet altijd sprake. Uit het marktonderzoek bleek dat leraren nauwelijks antwoord gaven op de vraag: wat maakt het vak leuk? Ze lijken niet zozeer geïnteresseerd in de inhoud van het vak, maar vooral in het goed naar examens begeleiden van leerlingen. “Cijfers zijn natuurlijk belangrijk, maar het gaat uiteindelijk om wat leerlingen leren over hun leven.”

Bij de pakken neer zat Bovenberg niet lang. Nu duidelijk is wat moet gebeuren, draait een nieuw plan op volle toeren. Eerst geeft hij zes keer college in Utrecht, waar hij vijftig enthousiaste leraren én mensen van lerarenopleidingen uit het hele land – die wél bezig zijn met de inhoud van het vak – bijspijkert in de economische wetenschap. “Om ze te inspireren en enthousiasmeren voor hun prachtige vak”. De tweede stap, in september 2018, is de start van een innovatielab. Daar werkt hij de methode verder uit, in samenwerking met die voorhoede van vijftig belanghebbenden. Co-creatie, dus.

Lesmodules

De aanpak is bescheidener van aard. Het onderwijs hoeft niet ineens over een andere boeg, ze beginnen met drie modules: ‘gedragseconomie’, ‘samenwerken’ en ‘geld’. Over dat laatste: “We willen niet uitstralen dat we ons niet bezighouden met financieel-economische zaken zoals wat geld is, of hoe je budgetteert.” Met de lesmodules moeten scholen vanaf september 2019 gaan experimenteren. Materiaal dat niet werkt komt terug en wordt aangepast. Daarna moet de stap gezet worden van de voorhoede van intrinsiek gemotiveerde leraren naar de mainstream. Daar ligt de grootste uitdaging.

Het is de vraag of Bovenberg die stap zelf nog gaat zetten. “Ik doe elke tien jaar iets anders. Ooit ben ik begonnen met openbare financiën, daarna heb ik me beziggehouden met het milieu en de afgelopen periode met pensioenen en vergrijzingen bij onderzoeksnetwerk Netspar.”

De laatste tien jaar van zijn carrière vingen aan toen hij op zijn 57e plaatsnam op de leerstoel voor onderwijsvernieuwing. Hij deed dit voor een termijn van vijf jaar, welke bij succes verlengd wordt met nog eens vijf, tot Bovenbergs pensioenleeftijd van 67. Hij is nu 59, op de helft van de eerste termijn. Het idee: in deze eerste vijf jaar de structuur neerleggen. Goede mensen opleiden, die op termijn het stokje kunnen overnemen. “Mijn hoop is dat we een soort Netspar te ontwikkelen, maar dan een netwerk voor constante onderwijsvernieuwing.”

Gaat dit volgens plan, dan heeft hij daarna nog vijf jaar voor zich. Misschien kan hij het economieonderwijs op de universiteit dan onder handen nemen. Vooral daarvan wordt al jaren gezegd, onder andere door economeninitiatief Rethinking Economics NL, dat het anders moet. “Maar daar moeten andere spraakmakende economen zoals Eric van Damme, Coen Teulings en Bas Jacobs zich dan ook achter stellen. Ik ga het niet alleen doen, dat is wel mijn les.”

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.