De promotiefabriek: wachten op een volgend schandaal

In de afgelopen weken stond het onderzoeksprogramma Argos twee keer in het teken van Tilburg University als promotiefabriek. Tilburg University heeft jarenlang flink verdiend op/aan buitenpromovendi. Komt dat alleen voor in Tilburg? Nee, waarschijnlijk niet, waarschuwen Anne de Vries en Karlijn Hoyer. Om dit soort praktijken tegen te gaan zullen universiteiten én de overheid actie moeten ondernemen.

In 2017 berichtte Argos dat de Tilburgse decaan Arie de Ruijter tijdens zijn decanaat in totaal maar liefst 47 promovendi begeleidde. Nu, anderhalf jaar later, zijn er nog twee gevallen aan het licht gekomen waarbij sprake lijkt van een promotiefabriek aan Tilburg University. Professor John Rijsman (inmiddels met emeritaat) begeleidde tussen 2010 en 2016 maar liefst 77 buitenpromovendi, met goedkeuring van Tilburg University. Hij werd zelfs volledig vrijgesteld van andere werkzaamheden.

Naast Rijsman kwam ook onbezoldigd hoogleraar Ruben Gowricharn voorbij in de Argos-uitzending. Hij houdt er een eigen bedrijf op na (De Promotiekamer) waaraan buitenpromovendi duizenden euro’s per jaar betalen voor hun begeleiding. Gowricharn ontving daarnaast van de universiteit € 35.000 euro per geslaagde promotie.

Promoties als verdienmodel

Wie twaalf promoties per jaar aflevert, begeleidt gelijktijdig zo’n 50 promovendi. Het is maar de vraag of dit praktisch gezien mogelijk is en het lijkt ons in ieder geval de kwaliteit van de begeleiding niet ten goede komen. Kwaliteit speelt bovendien geen rol bij het uitkeren van €35.000 aan de promotor bij een geslaagde promotie.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Dat laat zich niet lastig raden. De genoemde praktijken hebben één gemene deler: ze hebben de universiteit flink wat geld opgeleverd. Universiteiten kregen tot 2016 een promotiepremie van €93.000 per geslaagde promotie (nu €77.400). De kosten voor een werknemer-promovendus liggen veel hoger, maar op buitenpromovendi kan juist verdiend worden. Buitenpromovendi zijn namelijk niet in dienst van de universiteit, ontvangen geen salaris en promoveren in eigen tijd. Op deze manier haalde Rijsman tussen 2010-2016 gemiddeld ruim een miljoen euro per jaar binnen voor de universiteit.

“We moeten af van het idee dat veel gepromoveerden goed is”

Je zou kunnen aanvoeren dat een dergelijk verdienmodel geen probleem is, omdat ieder proefschrift wordt beoordeeld door een onafhankelijke promotiecommissie. Dat zou de kwaliteit moeten waarborgen, maar het is de vraag of dit systeem waterdicht is. Denk aan promotiecommissies die steeds uit dezelfde onderzoekers bestaan. Of daar in dit geval sprake van is, weten we niet, maar het zou in ieder geval goed zijn om de gevolgde procedures grondig onder de loep te nemen.

De praktijken in Tilburg zijn inmiddels, voor zover ons bekend, aan banden gelegd. Maar daarmee is de kous niet af. Een van de problemen is dat buitenpromovendi vaak niet goed in beeld zijn. Zo kunnen excessen binnen faculteiten jaren onopgemerkt blijven. Universiteiten zullen buitenpromovendi dus beter moeten monitoren. In Tilburg wordt samen met promovendi vertegenwoordiging TiPP gewerkt aan een promovendi-volgsysteem waarin het aantal promovendi per promotor centraal wordt bijgehouden. Daarnaast heeft de minister aangekondigd om landelijk alle buitenpromovendi in kaart te brengen.

Cultuuromslag

Maar nog belangrijker is dat er aan universiteiten een cultuuromslag moet plaatsvinden. We moeten af van het idee dat veel gepromoveerden per definitie goed is. Hoogleraren moeten hier niet toe worden aangespoord, laat staan dat een promotor betaald krijgt per geslaagd proefschrift.

Wat moet er dan wel gebeuren?

Het begint met duidelijk beleid, zoals een maximum aantal promovendi per hoogleraar, hetgeen aan sommige buitenlandse universiteiten al gebruikelijk is. De Max Planck Instituten hanteren bijvoorbeeld een maximum van acht promovendi per professor, waarbij overschrijdingen alleen zijn toegestaan onder specifieke condities. Verder valt te denken aan een meldpunt waar promovendi vertrouwelijk terecht kunnen met zorgen over supervisie. Tot slot zou het mogelijk moeten worden om een promotor het ius promovendi – het recht om als promotor op te treden – te ontnemen als blijkt dat de kwaliteit van de begeleiding ondermaats is.

“Universiteiten worden tegen elkaar uitgespeeld”

Bovenstaande maatregelen zouden in onze ogen door alle universiteiten genomen moeten worden. De signalen komen nu uit Tilburg, maar ze hadden ook van een andere universiteit kunnen komen. Het cultuurprobleem vindt namelijk haar oorsprong in het huidige bekostigingssysteem. Op dit moment concurreren universiteiten met elkaar om een landelijk gelimiteerd bedrag voor promotiepremies. Het is een verdeelmodel: wie de meeste proefschriften aflevert, krijgt het meeste uit de pot. Als alle universiteiten inzetten op meer (buiten)promovendi, daalt de promotiepremie per proefschrift. Maar toch: zodra één universiteit inzet op meer proefschriften moet de rest mee, want anders krijgen zij een minder groot stuk van de taart.

Dit is de kern van het probleem: universiteiten worden nu tegen elkaar uitgespeeld en proberen allemaal zoveel mogelijk promovendi binnen te halen. Groningen experimenteert met promotiestudenten. Tilburg verdient aan buitenpromovendi. Alle universiteiten bezuinigen op schrijnende wijze op de aanstellingen van promovendi. Deze praktijken moeten worden aangepakt. Maar het is dweilen met de kraan open zolang het onderliggende probleem – geldtekort en een bekostigingssysteem dat aanstuurt op kwantiteit – niet wordt aangepakt.Door: Anne de Vries (voorzitter Promovendi Netwerk Nederland (PNN) en promovenda bij Law School) en Karlijn Hoyer (Lid van het Tilburg PhD Platform en promovenda bij Social and Behavioral Sciences). Promovendi met vragen kunnen terecht bij de PhD council van de faculteit of bij TiPP via tipp@uvt.nl. Deze opinie verscheen eerder op ScienceGuide.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.