Rendemanie

Nog geen half jaar geleden pakte radioprogramma Argos uit met een uitzending over de promotiefabriek Tilburg. Dissertaties van twijfelachtige kwaliteit zouden worden goedgekeurd en hoogleraren zouden zichzelf en familieleden en passant financiële douceurtjes gunnen. 

Het zijn verhalen die je verwacht aan Italiaanse universiteiten waar famiglia boven qualità wordt gesteld, of in Wallonië wellicht, dat zo hard op zoek is naar een manier om zich uit haar generatie op generatie doorgegeven malaise te onttrekken. Maar toch niet in het meritocratische Nederland waar de polyvalente term kwaliteit het toverwoord is waaraan niemand mag tornen.

Mijn mond viel dan ook open van verbazing toen rector magnificus Emile Aarts deze maand aankondigde dat hij zich bezon op een minimumaantal promovendi per hoogleraar. Er promoveren namelijk te weinig wetenschappers in Tilburg per hoogleraar. En weinig promovendi betekent weinig geld.

Het is het dilemma waar iedere universiteit mee zit. Universiteiten krijgen geld van Den Haag op basis van kwantitatieve maatstaven: aantallen studenten, aantallen diploma’s, aantallen gepromoveerden. Tegelijkertijd mogen ze niet te opzichtig lonken naar kwantiteit: lok je teveel studenten uit het buitenland dan worden er Kamervragen gesteld, om nog maar te zwijgen over de gevolgen van het verlagen van de kwaliteitseisen voor diploma’s of promoties. Tilburg kan er inmiddels haar woordje over meespreken. 

Het is daarom des te verbazingwekkender dat juist hier deze unieke maatregel wordt geopperd. Er zijn tal van andere mogelijke verklaringen voor een laag aantal promovendi. Misschien halen Tilburgse wetenschappers minder onderzoeksprojecten binnen dan hun collega’s elders, en hebben ze daardoor minder geld voor promovendi. Misschien steken die Tilburgse hoogleraren het geld wel in hun eigen zakken in plaats van dat ze promovendi aannemen. Het blijft immers verbazingwekkend dat er maar liefst dertien TiU-profs boven de Balkenendenorm zitten, bijna evenveel als de twee grootste universiteiten van het land samen.

Misschien zijn er wel enorm veel hoogleraren aan Tilburg University. Een ratio heeft immers altijd twee knoppen waar je aan kunt draaien. Daar lijkt een aanwijzing voor te zijn. De Erasmus Universiteit in Rotterdam, een iets grotere universiteit met een enigszins vergelijkbaar profiel, had in 2017 namelijk 35 hoogleraren minder als je het medisch centrum niet meetelt. Op een aantal van 164 scheelt dat een slok op een borrel.

Of misschien is er wel een positieve verklaring voor en zweren Tilburgse hoogleraren wel bij intensievere begeleiding. Waar promovendi namelijk echt iets aan hebben is een bovengrens van het aantal promovendi dat hoogleraren onder zich hebben. Dat was gelukkig ook onderdeel van Aarts’ plan. Er zijn in Nederland hoogleraren die tientallen promovendi begeleiden, onderzoek doen en daarnaast ook nog eens colleges geven. Aangezien colleges een vaste hoeveelheid tijd in beslag nemen en onderzoek doen prestige oplevert, mag duidelijk zijn wat de sluitpost wordt.

Wat de oorzaak van het lage aantal Tilburgse wetenschappers op weg naar hun dissertatie en bijbehorend doctoraat ook is: een minimum zal niet helpen. Het keihard tellen van het aantal publicaties is uit de mode aan het raken, mede dankzij het goede werk van Science in Transition. Het losbandige lokken van gewillige eerstejaars naar Nederlandse universiteiten wordt een halt toegeroepen door de minister, omdat ook daar iedereen ziet dat het zijn doel voorbij schiet. Het is te hopen dat het promovendiminimum dat lot niet te wachten staat. Smoor ook deze rendemanie in de kiem!

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.