Dwangarbeid bij de nonnen: ‘De minister moet zijn verantwoordelijkheid nemen’

Dwangarbeid bij de nonnen: ‘De minister moet zijn verantwoordelijkheid nemen’

De Nederlandse overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen en een regeling treffen met de vrouwen die als kind systematisch werden uitgebuit door de Zusters van de Goede Herder. Dat adviseerde de Tilburgse emeritus-hoogleraar victimologie Jan van Dijk aan de minister van Rechtsbescherming, Sander Dekker. De minister zag onderzoek naar de misstanden en eventuele genoegdoening aanvankelijk niet zitten. Door de analyse van Van Dijk veranderde hij vorige week echter van mening.

Zes dagen per week, negen uur – of meer – per dag zwaar fysiek werk verrichten zonder enige vorm van betaling. Naaien, wassen, strijken of schoonmaken, dag in dag uit, onder strikt toezicht en onder continue bedreiging met straf. Het overkwam zo’n vijftienduizend vrouwen en meisjes in Nederland tussen 1860 en 1978. Zij werkten in de wasserijen en naaiateliers van de congregatie van de Zusters van de Goede Herder, in onder meer Tilburg, Zoeterwoude, Almelo en Velp. Vorig jaar schreef NRC hier al uitgebreid over.

Bron: KDC/Oriëntatiecentrum voor Kerkelijke Roeping

Bron: KDC/Oriëntatiecentrum voor Kerkelijke Roeping

Er was overduidelijk sprake van jeugddwangarbeid en mensenhandel, concludeerde Van Dijk. Hij verdiepte zich in zo’n veertig dossiers van minderjarige meisjes, die na de tweede wereldoorlog bij de Zusters te werk werden gesteld. De meesten werden in de instellingen geplaatst op basis van een kinderbeschermingsmaatregel. Vanwege het overlijden van ouders, verwaarlozing of seksueel misbruik in de huiselijke kring. De overheid wist er zeker vanaf. “Vrijwel al die meisjes werden door een voogd of door de Raad van kinderbescherming naar de Zusters toegestuurd, niet door hun familie”, aldus Van Dijk.

 

‘Waarom geven ze dit niet gewoon toe?’

“Ik was verbaasd dat ik hier nog aan te pas moest komen”, vertelt Van Dijk. Hij werd in de zomer door het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK) gevraagd om naar de zaak te kijken. Zijzelf waren vastgelopen in hun strijd voor erkenning en genoegdoening. “Het was evident dat de kinderbescherming bij praktisch alle gevallen betrokken was geweest. De overheid leverde deze meisjes aan. Ik dacht ‘waarom geven ze dit niet gewoon toe?’.”

Jan van Dijk Foto: Stephan van Leiden

Jan van Dijk
Foto: Stephan van Leiden

Al na een half uurtje lezen in de dossiers was het voor Van Dijk duidelijk dat het niet om uitzonderlijke gevallen ging, maar dat er een systeem achter zat. Alle pupillen werkten gedwongen en ten minste zestig uur per week. Ze verrichten uitputtende fysieke werkzaamheden zonder daarvoor betaald te worden. De meisjes leefden en werkten in een gesloten setting, met onbeklimbare muren en afgesloten vertrekken. De sfeer werd unaniem als kil en streng getypeerd. Wie wegliep werd door de politie teruggebracht. De congregatie nam werk aan van derden en verdiende dus goud geld aan de arbeid van de vrouwen.

Het zijn praktijken die ook naar de maatstaven van die tijd als misdrijf bestempeld kunnen worden, schrijft Van Dijk in zijn analyse. Nederland ondertekende al in 1930 een internationaal verdrag waarin de definitie van dwangarbeid als volgt werd omschreven: “All work or service which is exacted from any person under the threat of a penalty and for which the person has not offered himself or herself voluntarily.” Sinds 1950 geldt dergelijke dwangarbeid tevens als een schending van de fundamentele mensenrechten volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens nu geldend recht was er ook sprake van mensenhandel, omdat de pupillen onvrijwillig in een instelling werden geplaats met het doel hen uit te buiten. Bij weglopen of werkweigering werden ze systematisch met straffen bedreigd. Daarnaast werd de toen geldende leerplicht stelselmatig overtreden, doordat de minderjarige meisjes geen onderwijs kregen.

Levenslang getekend

De meeste meisjes verbleven meerdere jaren in zo’n instelling. Wanneer ze de leeftijd van eenentwintig bereikten volgde er ontslag. Ze werden buiten de poort gezet zonder spaarrekening of opleiding en ze kregen geen enkele vorm van begeleiding of nazorg. “Deze jonge vrouwen kwamen zeer verweesd in de maatschappij terecht. Ze hadden bij de nonnen niks geleerd, alleen maar keihard gewerkt. Tijdens het werk mocht er niet gepraat worden, velen hadden daardoor moeite om vriendschappen op te bouwen. Bovendien hadden ze een stigma. In de buitenwereld heerste het idee dat er alleen maar ‘hele slechte meisjes’ naar deze gestichten gingen. Losbandige, zedeloze of zelfs criminele types. Dat was nergens op gebaseerd, zij waren juist slachtoffer, maar door dat beeld schaamden ze zich. Ze droegen hun verleden als een geheim met zich mee.”

“In de buitenwereld heerste het idee dat er ‘hele slechte meisjes’ naar deze gestichten gingen.”

Voor veel vrouwen heeft het verblijf in de instelling dan ook levenslange schadelijke gevolgen gehad voor hun persoonlijk functioneren en hun arbeidsloopbaan. Wegens opgelopen trauma’s en onderwijsachterstanden hadden zij grote moeite om maatschappelijk te integreren, beschrijft Van Dijk in zijn analyse.

Erkenning en genoegdoening

Vierenveertig van deze vrouwen hebben advocate Liesbeth Zegveld in de arm genomen en de katholieke congregatie aansprakelijk gesteld. Ze willen dat de misstanden erkent worden en eisen nabetaling van loon en compensatie voor de materiële en immateriële schade. De congregatie heeft tot eind februari de tijd om met een regeling te komen. Bij geen reactie, volgt een rechtszaak, aldus Zegveld in NRC.

De minister beaamt ondertussen dat de slachtoffers uit de tehuizen van Zusters van de Goede Herder recht hebben op erkenning en genoegdoening. Hij geeft bovendien toe dat de overheid wel degelijk verantwoordelijkheid draagt. Toch gaat hij niet direct over tot een regeling zoals die sinds 2013 wel al geldt voor slachtoffers van seksueel misbruik in jeugdinstellingen en pleeggezinnen. Hij wil eerst dat alle feiten op tafel komen. Daarom wacht hij nu op de uitkomsten van een onderzoek door de commissie-De Winter, die geweld in de jeugdzorg onderzoekt. Als er daarna nog onduidelijkheden zijn, wil hij die verder laten onderzoeken.

“Naar mijn mening zou de overheid zo snel mogelijk moeten starten met het uitkeren van financiële tegemoetkomingen aan de slachtoffers”, zegt Jan van Dijk. “Anders dan bij de regeling rondom seksueel misbruik, hoeft voor bewijsproblemen niet te worden gevreesd. De misdrijven zijn immers in georganiseerd verband gepleegd en de tientallen pupillen gaven hierover eenduidige verklaringen af. Natuurlijk is het ook belangrijk dat de waarheid boven tafel komt en dat de verantwoordelijkheid van de congregatie wordt onderzocht. Maar dat kan parallel aan die regeling lopen. De minister moet zijn verantwoordelijkheid nemen, want de vrouwen waar het om gaat zijn veelal hoogbejaard en hebben al lang genoeg op erkenning gewacht.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.