De grootste faculteit krijgt de kleinste zak geld

Het geld aan de universiteit moet eerlijker verdeeld worden, vinden studentenfracties. De bedragen die faculteiten per student krijgen lopen sterk uiteen en de verschillen zijn slecht uit te leggen. “Het is schokkend dat je op een universiteit niet kan rekenen op meer transparantie.”

Waarom krijgt de faculteit geesteswetenschappen TSHD zevenduizend euro per student, en de faculteit economie en management TiSEM slechts vierduizend euro? De vraag zingt rond sinds studentenfracties zich hebben gebogen over de universiteitsbegroting voor de komende jaren. De bedragen lopen jaarlijks uiteen, maar verschillen in ieder geval sterk.

Waarom? Dat is onduidelijk. “Hebben de faculteiten verschillende bedragen nodig om goed onderwijs te geven?” vroeg Kevin de Bruijn van SAM tijdens het CFI-overleg van 13 december 2018. Later die dag, tijdens de faculteitsraad van TiSEM, zei Alex Muller van ECCO: “Het is oneerlijk voor studenten. Het begint erop te lijken dat TiSEM weer de cash cow van de universiteit is.” Dat gevoel leefde ook bij Lex Meijdam. Tot 2019 was hij decaan. “We pleiten als faculteit voor veranderingen,” zei hij.

“Je kan ook alles door proefschriften delen”

Jaarlijks krijgt Tilburg University tientallen miljoenen van de overheid. Dat geld wordt over de faculteiten verdeeld via het interne bekostigingsmodel. Niet alle faculteiten krijgen een even groot deel van de koek. Zo wordt er geld toegekend naar gelang het aantal nominaal lopende studenten en verleende diploma’s. Dan zijn er nog de gelden om onderzoek mee te doen, die deels bepaald worden door het aantal masterscripties dat geschreven wordt, en er zijn extra en geoormerkte gelden, voor specifieke projecten. En dan is er nog de vaste voet, de zak met geld die faculteiten krijgen om kosten te dekken, wat ze verder ook presteren.

Berekenen wat een faculteit krijgt

Alles bij elkaar opgeteld krijgt de faculteit geesteswetenschappen bijna twee keer zoveel per student als de faculteit economie en management. En de theologische faculteit TST krijgt zelfs ruim zeven keer zoveel. De totale verschillen lopen, aangezien het om duizenden studenten gaat, in de miljoenen euro’s. Logisch dat studentenfracties zich achter de oren krabben. Het zijn grote verschillen.

CvB-vicevoorzitter Paulina Snijders is niet meteen onder de indruk van de getallenexercitie. “Zo bereken je niet wat een faculteit krijgt,” zegt ze. “Je kan ook alles door proefschriften delen,” zegt directeur Finance and Control Folkert Kootstra. “Of door medewerkers,” zegt Snijders. Hun punt is: het is willekeurig om de universitaire financiering door het aantal studenten te delen. Er zijn veel meer factoren.

Als de verschillende financiële posten door de studentenaantallen gedeeld worden, blijkt nota bene dat de variabele onderwijsbijdrage per student niet veel uiteenloopt. Hieruit concludeert fractie Front dat er “geen oneerlijke verdeling van de bekostiging van onderwijs per student per faculteit bestaat,” aldus Kas Scholte Albers. Het verschil zit vooral in de onderzoeksgelden en in de vaste voet, en dat zijn ingewikkelder zaken waar niet zomaar conclusies over getrokken kunnen worden. Front vertrouwt het CvB daarin.

Bron: Tilburg University, gegevens van 10-1-2018

Bron: Tilburg University, gegevens van 10-1-2018

Vaste bijdrage

Het is vooral de vaste voet die voor verschillen zorgt, en waarbij het minst duidelijk is waarom er verschillen zijn. TiSEM heeft per peildatum van 1 januari 2018 6999 studenten, dat is ruim 3,5 keer zoveel als TSHD met 1931 studenten. Toch krijgt de economische en managementfaculteit maar 5,4 miljoen euro vaste voet, terwijl TSHD aardig in de buurt ligt met 3,8 miljoen. En de kleinste faculteit TST, met maar iets meer dan honderd studenten, krijgt ruim 2,9 miljoen.

Heeft een grote faculteit minder geld per student nodig, omdat ze schaalvoordelen hebben, en krijgen ze daarom minder? De Galan Groep, die in opdracht in 2016 de financiering doorlichtte, schreef inderdaad dat Tilburg University ervoor kiest een vaste voet toe te passen “waardoor kleinere faculteiten/opleidingen iets worden gecompenseerd voor schaalnadelen en grotere dit moeten ‘terugverdienen’ met hun schaal.”

Snijders en Kootstra ontkennen dat schaal een rol speelt bij de bekostiging van faculteiten. Naar een andere rechtvaardiging is het zoeken. “De vaste voet is historisch bepaald,” luidt het antwoord van de bestuurders in gesprekken en vergaderingen. Dat wil zeggen: het is een optelsom van alle keuzes die in het verleden gemaakt zijn door overheid, universiteit en faculteiten – zelfs al weet niemand meer waarom.

“Het is geen vrij geld dat een faculteit zomaar kan inleveren”

Er is wel iets over te zeggen, aldus Folkert Kootstra. In de jaren tachtig van de vorige eeuw konden kosten voor personeel en gebouwen bijvoorbeeld nog gedeclareerd worden bij het ministerie. Zo zijn bepaalde verhoudingen ontstaan. In de jaren negentig kwam er een landelijk bekostigingsmodel en zijn universiteiten het geld dat ze kregen gaan verdelen over de faculteiten.

Het is zo ook te verklaren dat de theologische faculteit omgerekend naar studentenaantallen zoveel meer krijgt. De faculteit kwam de universiteit binnen met een relatief hoge rijksbijdrage, aldus Kootstra, en daar is niet veel aan veranderd. Maar de vaste voet heeft niet alleen met studentenaantallen te maken. Verwerven de theologen duizend extra studenten, dan krijgen ze niet een veelvoud van de huidige vaste voet. Dan gelden de variabele onderwijstarieven, en die zijn veel lager.De verhoudingen van de vaste voet staan zo goed als in steen gebeiteld. Er wordt hooguit wat mee geschoven, bijvoorbeeld om te voorkomen dat een faculteit door wijzigingen in het externe financieringsbeleid ineens een miljoen minder krijgt, en personeel moet ontslaan. Dat maakt het ook moeilijk om veranderingen door te voeren. “Als een faculteit zegt dat ze meer moeten krijgen, zeggen ze eigenlijk dat andere faculteiten minder moeten krijgen,” zegt Paulina Snijders. “Maar het is geen vrij geld dat een faculteit zomaar kan inleveren.”verdeling-geld-klein2

Wat een student kost

Er zijn in het verleden keuzes gemaakt, natuurlijk, maar daar is Kevin de Bruijn van SAM niet van onder de indruk. Die zijn mogelijk “niet meer van toepassing.” Aangezien er zoveel onduidelijkheid over is, sluit hij niet uit dat de bedragen door de jaren heen scheefgegroeid zijn, onvoldoende in lijn lopen met wat faculteiten nodig hebben. Of dat zo is weet hij niet, en dat is het probleem. Zijn fractie wil dat de universiteit uitzoekt wat een student kost. Zonder die informatie doorgaan met de huidige verdeling lijkt ze raar.

Fractie ECCO van de economiefaculteit is de grootste voorvechter voor een ander systeem. “We snappen dat een faculteit vaste kosten heeft,” zegt Alex Muller van de fractie. “Dat er verschillen zijn begrijpen we ook, maar ze zijn te groot.” De fractie hekelt de ondoorzichtigheid van de vaste voet. Als ze wisten welke argumenten eraan ten grondslag lagen, konden ze het daarover hebben. Maar het blijft schimmig. “Het verhaal is dat de verdeling gewoon zo is,” zegt Muller. “Het is best schokkend dat je op een universiteit niet kan rekenen op meer transparantie.”

Geld om te groeien

Het probleem speelt volgens ECCO bovendien te lang. Al in 1991 werd er discussie over gevoerd (zie kader). En zelfs in 2016, de laatste keer dat het over de bekostiging ging, was er veel onvrede over de vaste voet.

“Hetzelfde probleem speelt nu weer, dat grote faculteiten moeten opdraaien voor kleinere. Terwijl de helft van de totale groei sinds 2014 afkomstig is van TiSEM.” Daar moet wat tegenover te staan, vindt hij. “Als de universiteit wil groeien, moeten er ook middelen geboden worden.”

Dat de middelen achterblijven ligt in eerste instantie aan de overheid. Die geeft gelden voor studenten sinds een paar jaar nog later vrij dan al gebeurde. Voor een eerstejaarsstudent begint het geld pas (langzaam) binnen te druppelen vanaf jaar drie. Terwijl er wel meteen docenten en faciliteiten nodig zijn.

De melkkoe

‘De verdeling van de centen over de verschillende faculteiten is al gedurende ruimte tijd onderhevig aan kritiek’, schreef Univers op 29 november 1991 al over een herziening van het bekostigingsmodel. De discussie die toen werd gevoerd, duurt voort tot op de dag van vandaag.

Anders dan nu lieten de faculteiten wel luid en duidelijk van zich horen. De economen kwamen met de nota Krijgt de melkkoe genoeg te eten? De faculteit groeide hard en was bereid andere faculteiten te ondersteunen, maar vond dat het de spuigaten uitliep. De letterkundigen wezen er met de nota Afkalving van de KUB? juist op dat de letterenfaculteit klein en kwetsbaar was, en daardoor niet minder maar meer geld nodig had.Fractie ECCO wil dat Tilburg University overstapt naar een studiepuntenbekostiging. Het geld dat de universiteit ontvangt, zou dan verdeeld worden op basis van het onderwijs dat gegeven wordt. Faculteiten die groeien krijgen dan sneller geld om de groei op te vangen, wat volgens ECCO eerlijker is. In 2016 was er volgens het rapport van de Galan Groep breed draagvlak voor dit systeem, toch kwam het er niet.

Het CvB erkende tijdens de universiteitsraad van 21 december 2018 dat de historische cijfers niet meer ‘up to date’ zijn. Het is niet bekend hoeveel een student kost, en vooral hoe dat per opleiding verschilt, maar bij de behandeling van het interne bekostigingsmodel in de raad rond juni waarschijnlijk wel. Die cijfers zouden wellicht veranderingen kunnen rechtvaardigen, al valt het te bezien in hoeverre dat gaat gebeuren.

Weinig objectiviteit

Het gaat niet alleen om een ingewikkelde rekensom, wat al die cijfers ook doen geloven. “Er zit weinig objectiviteit in,” zegt Snijders over het verdelen van de gelden. Er speelt meer dan alleen de vraag hoeveel een faculteit nodig heeft. Sterker nog, zo’n bedrag laat zich volgens haar niet vaststellen. “Je levert navenant je hebt gekregen,” zegt ze. Eerst is er het geld, en daarna pas wordt er een promovendus aangesteld, of een opleiding gestart. Bovendien spelen ook belangen, waarden en strategie een rol.

“Als het evident is dat iets niet zo kan, zijn veranderingen zeker op zijn plaats”

De universiteit groeit. “In een groeisituatie moet je veel voorschieten, en dat kan een behoorlijk beslag leggen op je reserves,” zegt Folkert Kootstra. Voor een snelgroeiende faculteit is dat ongunstig. Maar is een systeem gekoppeld aan studiepunten ook eerlijker? Snijders: “Of zou je het geld juist moeten geven aan faculteiten die niet zo hard groeien, zodat ook die kunnen investeren? Eerlijk betekent voor degene die het betreft meestal dat die erop vooruitgaat.”

Toch is het de universiteit die wil groeien, en daarmee extra druk legt op faculteiten. Is dat niet reden genoeg om over te stappen naar een studiepuntenbekostiging en de vaste voet te verkleinen? Wat Snijders betreft is het reden om te kijken naar alternatieven. “Als het evident is dat iets niet zo kan,” zegt ze, “dan zijn veranderingen zeker op zijn plaats.” Maar ze is er terughoudend in en wacht eerst af wat de faculteiten doen. “Voor je het weet ben je vooral onderling aan het stoeien over geld.” Terwijl het zou moeten gaan over het geld dat er is zo goed mogelijk gebruiken.

De faculteiten zijn met elkaar en het CvB in gesprek. De decanen willen daarover geen uitspraken doen.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.