De verdwenen miljoenen van de theologen
Toen de theologen zich begin van deze eeuw verbonden aan de universiteit, namen ze miljoenen mee. De faculteit die is opgericht staat nog altijd, maar het departement bij zusterfaculteit geesteswetenschappen is gesneuveld. Wat ging er mis en waar is het geld gebleven?
De faculteit theologie is het buitenbeentje van de universiteit. Ze zijn verbonden aan Tilburg University en hebben ook wat mensen op de campus zitten, maar de meeste theologen zitten in Utrecht. Toch zijn ze weer groot in beeld nu er aan de universiteit gesproken wordt over de vaste bijdrage (‘vaste voet’) die faculteiten krijgen.
Theologie krijgt ieder jaar een bedrag van 3,5 miljoen euro, terwijl ze maar 125 studenten hebben. Om te vergelijken: bij rechten krijgen ze drieënhalf keer zoveel, maar ze hebben daar ook 27 keer zoveel studenten. Waarom krijgen de theologen relatief veel? En zouden ze daarvan niet wat moeten afdragen aan andere faculteiten, die het geld wellicht harder nodig hebben?
Decaan Marcel Sarot grijpt terug op de ontstaansgeschiedenis van de faculteit. Ooit, zegt hij, waren er vijftig seminaries in Nederland waar geestelijken werden opgeleid. In de jaren zestig liep de belangstelling voor het kerkelijk onderwijs echter sterk terug. Daarop besloten de Nederlandse Bisschoppenconferentie en de congregaties om studenten anders op te leiden. Wetenschappelijk. In Nijmegen, aan de universiteit, gebeurde dat al. Daarnaast werden vijf theologische hogescholen opgericht, waaronder de Theologische Faculteit Tilburg.
Universiteit van Tilburg
Een tijd later werd er weer geschoven met de theologische instellingen. Besloten werd de hogescholen van Tilburg én Utrecht samen bij een universiteit onder te brengen. Utrecht leek de meest logische locatie. Daar wordt de opleiding van priesters, diakens en pastoraal werkers voor het aartsbisdom Utrecht verzorgd. Maar de Universiteit Utrecht wilde geen theologen opnemen. De UU had al een neutrale faculteit godgeleerdheid, zegt Sarot. “Als je daarnaast een katholieke opleiding zou zetten, zou iedereen denken dat de neutrale variant protestants was.”
Tegelijkertijd was de Universiteit van Tilburg ook interessant, omdat het een rooms-katholieke instelling is. Zo kwam het dat in 2006 de hogescholen van Tilburg en Utrecht bij deze universiteit werden ondergebracht. Maar niet allemaal op één campus. Per 1 januari 2017 fuseerden de faculteiten, om meteen weer uit elkaar getrokken te worden. Besloten werd namelijk om de ambtsopleidingen te splitsen van de niet-ambtsopleidingen.
Gezien de behoefte die Utrecht heeft aan een katholieke faculteit, trokken de meeste theologen alsnog naar Utrecht. Daar werd de Faculteit Katholieke Theologie (inmiddels Tilburg School of Catholic Theology, TST) opgericht. Al bleven sommigen hiervan wel in Tilburg, omdat de universiteit ook hier katholieke theologen wilde hebben.
Het verhaal wordt nog complexer, want er viel meer te kiezen. In Tilburg werd op dat moment ook de faculteit geesteswetenschappen opgericht. En die faculteit kreeg een departement Religiewetenschappen en Theologie (DRT). Ook daar konden de theologen terecht.
Het was niet meteen duidelijk wie bij de faculteit zou gaan werken, en wie bij het departement. Wat had toekomst: katholieke theologie of religiewetenschappen? Sommige geleerden hadden daarin een duidelijke voorkeur. Anderen maakten volgens Sarot een inschatting: “Wat heeft de meeste kans van slagen?” Al was het voor sommigen geen kwestie van kiezen. “Om aan de kerkelijke faculteit te mogen werken, heb je kerkelijke goedkeuring nodig. Niet iedereen kreeg die.”
Het was, zegt Sarot, het begin van een pijnlijk proces. Er ontstond een tweespalt, die tot op de dag van vandaag voortduurt. Theologen van de faculteit konden niet altijd door één deur met de theologen van het departement.
Botsende ideeën
Hoogleraar theologie Erik Borgman kan erover meepraten. Hij is destijds aangesteld om de theologische poot van het departement vorm te geven. Dat bleek lastiger dan hij had voorzien. Het departement kwam moeilijk van de grond en werd gekenmerkt door ontevredenheid. Borgman trof een hoop geleerden aan die niet blij waren met hun plek in de organisatie. Ook waren er botsende ideeën over waar het naartoe moest met theologie en religiewetenschap. “Er is veel strijd geleverd op dingen die eigenlijk al verloren waren,” zegt hij.
Er is wel geprobeerd er iets van te maken. Er is een onderwijsprogramma opgezet, er zijn aanpassingen doorgevoerd toen de studentenaantallen achterbleven. “Er is getast en gezocht naar oplossingen,” zegt Borgman. Maar het ging niet. In 2012 kwam het departement in een reorganisatie terecht. In 2014 is het opgedoekt. Nu is er nog een master Ritual Studies en zijn er vier fulltime aanstellingen, ooit waren dat er dertig. Borgman is de enige theoloog die nog aan de faculteit geesteswetenschappen is verbonden. De rest is vertrokken, al dan niet vrijwillig.
Eerlijke kans
Hebben de theologen van het departement Religiewetenschappen en Theologie een eerlijke kans gekregen? Dat vroeg personeelsfractie ABVA-Kabo zich in 2014 af, toen de reorganisatie in de universiteitsraad werd besproken.
En is de universiteit de afspraken vergeten die in het verleden zijn gemaakt met de bisschoppen? Volgens de fractie kregen de theologen bij geesteswetenschappen een vaste bijdrage van 1,7 miljoen euro per jaar zodat ze met een bezetting van 30 fte, zelfs als ze zes jaar niet rendabel zouden zijn, toch overeind konden blijven. Het College van Bestuur ontkende het bestaan van zo’n afspraak en ook huidig decaan theologie Marcel Sarot is er niet mee bekend. Maar zelfs als deze afspraak niet bestaat, blijft het opvallend wat er met de financiering van de theologen is gebeurd.
Uit de grote pot
In de tijd van de seminaries was er nog geen overheidssteun. Dat kwam pas toen het onderwijs in de jaren zestig wetenschappelijk werd aangepakt. De bisschoppen kregen geld van de overheid, om het vervolgens te verdelen over theologische instellingen. Sinds de theologen begin deze eeuw opgingen in het academische stelsel, gaat het geld direct naar de universiteiten. Zij verdelen het intern over de faculteiten, die departementen hun deel geven.
Sinds 2009 is dat veranderd. Het ooit geoormerkte geld verdwijnt sindsdien in de grote pot van de faculteit (de lumpsum). De faculteit mag vervolgens zelf beslissen hoe het geld precies besteed wordt. Geld dat ooit bedoeld was voor theologie, kan bijvoorbeeld ook voor bedrijfscommunicatie gebruikt wordt, en vice versa.
“Religiewetenschap krijgt elke cent die hen toekomt”
Toenmalig decaan Arie de Ruijter zei in mei 2010: “Religiewetenschap krijgt elke cent die hen toekomt, er wordt niets aan hen onttrokken.” De praktijk bleek weerbarstiger. Het geld is uiteindelijk ook gebruikt voor andere zaken. Het College van Bestuur gaf in de universiteitsraad van 4 juli 2014 ook toe dat de financiering “niet meer één op één” is. “De relatie tussen deze middelen en de activiteiten [is] veel losser geworden.”
Sinds het departement is opgeheven is de faculteit geesteswetenschappen al helemaal spekkoper. Aan theologen hoeft nauwelijks meer iets uitgegeven te worden, terwijl het geld wel ieder jaar binnenstroomt. De vaste bijdrage die een faculteit krijgt, verandert namelijk niet snel. Was er tien jaar geleden aanspraak op een bepaald bedrag, dan is dat nu meestal nog zo. Oók als er in de tussentijd bijvoorbeeld een departement is opgeheven. Dit is waarom de vaste bijdrages die faculteiten krijgen momenteel ter discussie staan: ze lopen waarschijnlijk uit de pas met de realiteit.
Tekorten aanvullen
Opvallend is dat de reorganisatie plaatsvond onder het decanaat van Arie de Ruijter, die later in opspraak is geraakt omdat hij meer dan een miljoen euro aan universiteitsgeld wegsluisde naar familiebedrijfjes. Is dit een andere grote truc van hem geweest? Sarot, die in januari 2014 als decaan aantrad toen het allemaal speelde, ontkent desgevraagd dat de reorganisatie bij geesteswetenschappen frauduleus was. “Daar is geen enkele aanwijzing voor.”
Erik Borgman denkt niet dat het doorgestoken kaart was, zijn departement was volgens hem niet van meet af aan kansloos. “In mijn waarneming zijn we niet het slachtoffer geworden van iets dat niet echt geprobeerd is.” Maar hij zegt ook: “Een kwaaie suggestie in de wandelgangen was wel dat geesteswetenschappen tekorten had, en probeerde de reserve van theologie daarvoor in te zetten.”
“Een kwaaie suggestie was dat geesteswetenschappen tekorten had”
Het geld dat bedoeld was voor de theologen wordt dus anders gebruikt, maar daar hebben de bisschoppen zich volgens Sarot nooit kritisch over uitgelaten. “Voor de bisschoppen is deze faculteit het belangrijkste. Het departement stond op meer afstand van de kerk. Mijn indruk is dat ze blij waren dat het goed met ons ging.”
Goed gaat het nog steeds. “We hebben een geslaagde onderzoeksvisitatie achter de rug en meer dan zestig promovendi. Het gaat boven verwachting.” Alleen staat de hoge vaste bijdrage die de faculteit krijgt dus ter discussie, net als die van geesteswetenschappen. Dat is spannend, geeft Sarot toe. “En tot op zekere hoogte bedreigend.” De faculteit heeft het geld volgens hem hard nodig.
Bedreigend was de situatie ook voor de theologen, die opgingen in de faculteit geesteswetenschappen. Na jaren van vruchteloos pogen zijn ze ten onder gegaan. Zelfs de grote zak met geld die ze ooit meekregen kon ze daarvoor niet behoeden.
Kanarie in de kolenmijn
De ondergang van het departement Religiewetenschap en Theologie is volgens Erik Borgman geen typisch Tilburgs fenomeen. “Geen enkele theologische opleiding in Nederland doet het goed. Wij theologen weten niet goed welke positie in te nemen in de kerk en in de universiteit. Enerzijds willen we met de universiteit mee, relevante opleidingen bieden waar de samenleving op zit te wachten. Anderzijds hebben we een vak dat dit soort criteria juist relativeert.”
Hij vreest voor wat er nog komen gaat. “De universiteiten hebben een koers ingeslagen die ons niet helpt, en waar we weinig verweer tegen hebben. We vervreemden van onszelf. Dat delen we met alle geesteswetenschappen, maar wij zijn de kanarie in de kolenmijn.”