Hoe veelzijdig is het Tilburgse economieonderwijs?

Is het economieonderwijs aan Tilburg University nog wel van deze tijd? Of moet er in het curriculum meer oog komen voor bijvoorbeeld psychologie en andere gedragswetenschappen? Univers vroeg het aan Jens Prüfer, academic director van de Tilburgse economiemaster.

Het economisch onderwijs moet veelzijdiger worden. Aan de Universiteit van Maastricht riep een groep studenten onder de naam PINE (Pluralism in Economics) daar in maart toe op. De noodzaak is er volgens de studenten omdat het economische curriculum in Maastricht, net zoals bij de meeste universiteiten in Nederland, wordt gedomineerd door het neoklassieke paradigma. De mens wordt daarin gezien als homo-economicus, als een in de eerste plaats economisch wezen.

Volgens onderzoek van Rethinking Economics uit 2018 – een ander platform dat pleit voor een veelzijdigere benadering van economie – was op het moment van het onderzoek ruim 86% van het bachelorcurriculum op Tilburg University gebaseerd op het neoklassieke paradigma. Dat ligt op gelijke hoogte met het landelijk gemiddelde.

Meer dan markten

Maar is de neoklassieke theorie werkelijk zo dominant in het Tilburgse curriculum, en als dat zo is, moet dat dan veranderd worden? Om antwoord op deze vragen te krijgen, sprak Univers met Jens Prüfer, academic director van de master Economie.

Jens Prüfer geeft college. Foto: Ton Toemen

Jens Prüfer geeft college. Foto: Ton Toemen

“Allereerst is het goed om te vermelden dat de wetenschapsdiscipline economie meer omvat dan het bestuderen van de economie”, begint Prüfer. “Het is logisch dat mensen denken dat economie alleen gaat over arbeidsmarkten, handel, financiën, etcetera. Het klopt ook dat we deze onderwerpen kunnen bestuderen met de instrumenten die de economische wetenschap biedt.” Maar dat is niet het hele verhaal. “De discipline is complexer en rijker en omvat veel meer dan deze onderwerpen.”

Homo-economicus

“In de economie,” vertelt Prüfer, “worden instrumenten gebruikt. Dat zijn wiskundige instrumenten zoals de speltheorie, maar ook statistische instrumenten. Bij die laatste variant komen bijvoorbeeld veldexperimenten en laboratoriumexperimenten kijken. Wetenschappers stellen een hypothese op en gaan op onderzoek uit.” Daarbij hanteren ze algemene theorieën zoals die van de homo-economicus. De homo-economicus wordt verondersteld volledig rationeel te zijn, te denken vanuit zijn of haar eigen belang en geen cognitieve beperkingen te hebben. “Dit is het idee dat een persoon handelingen verricht en keuzes maakt op basis van een soort kosten-baten analyse.”

De mens zien als economisch wezen is volgens Prüfer nuttig, maar zeker niet heilig. “Over het algemeen, als we de beslissingen van grote groepen mensen analyseren, doet dit model het vrij goed – ondanks het feit dat we weten dat het niet volledig correct is als we het toepassen op individuele personen. Dat komt omdat iedereen zijn eigen voorkeuren, vooringenomenheden en eigenaardigheden heeft.”

Focus op gedrag

Het gaat niet alleen om economische wetten, maar ook om het gedrag en de psychologie van mensen. De economische wetenschap heeft niet alle antwoorden, daarom wordt er juist ook over de schutting van wetenschappelijke disciplines gekeken. Zo is bijvoorbeeld de gedragseconomie ontstaan, die wél rekening houdt met de voorkeuren en eigenaardigheden van mensen.

De mens zien als economisch wezen is nuttig, maar zeker niet heilig

“De gedragseconomie is een stroming binnen de economische wetenschap die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een revolutie heeft veroorzaakt in de economie. Het is ook een stroming die veel bijdraagt aan de economische wetenschap. Het is daarbij de meest populaire stroming aan Tilburg University onder masterstudenten”, vertelt Prüfer.

“Dit geeft aan dat economie meer omvat.” En de sociale wetenschappen werpen volgens Prüfer nog veel meer vragen op, waarbij de economische wetenschap instrumenten biedt die kunnen helpen bij het beantwoorden daarvan.

Neoklassiek

De economische wetenschap is dus diverser dan wordt beweerd, maar hoe zit het met het aandeel van de neoklassieke theorie in het curriculum dat studenten onderwezen krijgen? “Of die 86% klopt kan ik niet beamen,” zegt Prüfer. “Om dat vast te stellen zou je heel diep in de syllabus van ieder vak in de verschillende curricula moeten graven om de precieze invloeden daarvan te kunnen vaststellen.”

Toch durft Jens Prüfer wel te zeggen dat het pleidooi van initiatieven als PINE en Rethinking Economics niet van toepassing is op Tilburg University. Al geeft hij toe dat de fundamenten van de curricula neoklassiek zijn. “Omdat we nog steeds denken dat dat veel ideeën uit dat paradigma in grote mate correct zijn, dat mensen alleen beslissingen nemen als ze denken dat die in hun eigen belang zijn.” Maar de economische wetenschap is zich volgens hem ook bewust van de vele beperkingen die deze zienswijze met zich meebrengt. “Dat zorgt ervoor dat binnen curricula en binnen vakken steeds vaker combinaties van stromingen en theorieën worden gedoceerd.”

Andere inzichten

“Vijf tot tien jaar geleden had je standaard een vak klassieke economie en een vak gedragseconomie”, legt Prüfer uit. “Die verschillende vakken zijn er nog steeds. Maar al die verschillende inzichten worden hoe langer hoe meer met elkaar gecombineerd. Zeker op een plek als Tilburg waar onderzoek een sleutelrol speelt. Het academische personeel wordt hier geselecteerd op hun onderzoekskwaliteiten en dat zorgt ervoor dat binnen de vakken en binnen de verschillende tracks de verschillende stromingen samensmelten. In veel andere vakken is wordt de term gedragseconomie nooit gebruikt maar worden er in de lesstof wel inzichten van gebruikt.”

Naast gedragseconomie zijn er nog andere belangrijke stromingen die invloed hebben op het curriculum. “Neem bijvoorbeeld informatie-economie of institutionele economie. Bij informatie-economie wordt behandeld welke rol informatie speelt in het nemen van beslissingen. Stel bijvoorbeeld dat je als land onderhandelt met Noord-Korea. Dan is het goed om te weten of ze een kernbom hebben of niet. Ook is het goed om te weten of Noord-Korea weet dat je informatie hebt over hun atoomwapens. Hoe dit van invloed is op je onderhandelingsstrategie wordt onderzocht in de informatie-economie. Institutionele economie onderzoekt dan weer hoe wetten, maar ook sociale normen en gewoontes van invloed zijn op de manier waarop mensen bepaalde keuzes maken”, zegt Prüfer.

Fundament

“Al die verschillende benaderingen nemen echter niet weg dat economiestudenten een degelijk fundament nodig hebben om bepaalde zaken te kunnen zien”, vervolgt hij. “Bijvoorbeeld dat er zoiets is als vraag en aanbod, maar ook dat dit fenomeen niet letterlijk moet worden genomen. Het idee van vraag en aanbod staven we daarom in het college aan empirische data om te laten zien hoe het fenomeen zich manifesteert in verschillende markten. Om dat te laten zien is neoklassieke theorie belangrijk, maar het is niet het enige perspectief dat we behandelen.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.