“Eenzijdig inzetten op data science is kortzichtig”

“Eenzijdig inzetten op data science is kortzichtig”

Een universiteit groeit van tegengas. In de rubriek Doordenken voorziet hoogleraar Rob van Gestel ontwikkelingen in de academische wereld van kritisch commentaar. Deze keer: het meebewegen van universiteitsbestuurders met de politiek.

Rob van Gestel

Al decennia staat de opening van het academisch jaar in het teken van klagende bestuurders die claimen dat er te weinig geïnvesteerd wordt in de wetenschap. Het maakt in politiek Den Haag al jaren geen indruk meer.

Politici weten inmiddels dat een dag na hun gloedvolle openingsbetogen, protesterende universiteitsbestuurders doorgaans gewoon weer keurig aan de slag gaan om het zojuist gehekelde Haagse beleid uit te voeren. Wil de minister meer nadruk op maatschappelijke impact dan regelen ze dat. Als Henk en Ingrid ook mee willen praten over waar het onderzoeksgeld naar toegaat dan werken ze mee aan een nationale wetenschapsagenda. En als de minister meer co-creatie van onderzoek met bedrijven belangrijk vindt, dan zijn universiteitsbestuurders de eersten om dat om te zetten in beleid, ondanks dat de ervaring keer op keer leert dat een langdurige innige band tussen markt en academie een bedreiging vormt voor de wetenschappelijke onafhankelijkheid.

Jonge wetenschappers weten niet meer wat er verwacht wordt

In zeker opzicht is het meebewegen van universiteitsbestuurders ook best te begrijpen. Nederlandse universiteiten zijn immers voor hun onderwijs- en onderzoeksbudget sterk afhankelijk van de overheid. Mede om die reden hebben veel universiteiten de afgelopen jaren fanatiek ingezet op maatschappelijke impact, hoewel dat voor sommige disciplines tamelijk absurd was.

Rechtswetenschappers zijn bijvoorbeeld jarenlang beschuldigd van het feit dat ze te weinig oog zouden hebben voor methoden en theorievorming in hun onderzoek en te dicht tegen “de praktijk” zouden aanleunen. Publiceren over sterk theoretische onderwerpen in Engelstalige tijdschriften werd daarom aangemoedigd en het schrijven van handboeken en commentaren op rechterlijke uitspraken werd afgestraft in facultaire beoordelingsmodellen.

“Wie even doorleest merkt dat de minister helemaal niets repareert”

De laatste jaren moeten juristen echter ineens weer gaan uitleggen wat hun bijdrage aan de praktijk van de rechtsontwikkeling in Nederland is. Het gevolg is dat zeker jonge wetenschappers na verloop van tijd niet meer weten wat er nu verwacht wordt.

De invloed van beleidsmakers is gegroeid

Het meebewegen heeft echter nog een ander nadeel gehad. Sluipenderwijs is de invloed van beleidsmakers op de inhoud van ons onderwijs en onderzoek gegroeid. Het laatste voorbeeld daarvan is de aankondiging van de minister van OCenW dat universiteiten geld voor de alfa en gammawetenschappen moeten overhevelen naar de bèta’s en techneuten. In haar opening van het academisch jaar in Leiden zegt de minister daarover:

‘Er is de afgelopen jaren zoveel gedaan om jongeren te verleiden om te kiezen voor bèta, er zijn zoveel bedrijven die staan te springen om technisch onderlegde collega’s. En nu jongeren in grote getalen kiezen voor bèta, kunnen we ze niet overal binnenlaten. Dus moest ik een spoedreparatie doen.’

Wie even doorleest merkt dat zij helemaal niets repareert. Ze laat de keuze vooralsnog aan universiteiten. Die moeten maar zien hoe ze het budget intern (her)verdelen.

Tilburg houdt traditie van meebewegen in stand

In plaats van zich daar krachtig tegen te verzetten, zoals de Leidse rector doet, kiest het Tilburgse CvB er ogenschijnlijk voor om de traditie van meebewegen in stand te houden. Wij zetten in op de “digital society” waarbij alfa’s en bèta’s elkaar nodig hebben luidde het hier bij de opening van het academisch jaar – alsof dat voor thema’s, zoals klimaatverandering, voedselveiligheid, cybersecurity enz., bij andere universiteiten anders zou liggen. Trots kondigde collegevoorzitter Becking verder aan dat de universiteit samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken voor een periode van 3 jaar 2,5 miljoen euro gaat investeren om de honger in Afrika via algoritmes te bestrijden.

“Wat voegt dit onderzoek precies toe aan ander onderzoek dat al jarenlang wordt verricht?”

Wie kan daar tegen zijn, zou je denken? Maar wat voegt dit onderzoek precies toe aan het onderzoek dat bijvoorbeeld door het Platform for Big Data in Agriculture en het International Centre for Tropical Agriculture al jarenlang wordt verricht? Wat is de wetenschappelijke relevantie? Is 3 jaar bovendien niet veel te kort om zo’n complex probleem te leren begrijpen, laat staan op te lossen? Hoe sluit het project aan bij wat Tilburgse datawetenschappers zelf als de belangrijkste uitdagingen op hun vakgebied zien en wat is eigenlijk de invloed van het ministerie?

Eenzijdig inzetten op “data science”, omdat je daarmee kunt veinzen ook een beetje bèta te zijn, is kortzichtig. Bijna alle Nederlandse universiteiten hebben “big data” namelijk inmiddels tot speerpunt verheven. Dit roept de vraag op: wie zorgt er in Tilburg straks voor nieuwe spectaculaire onderzoeksthema’s zodra data science mainstream is geworden, wanneer er jarenlang onvoldoende in de breedte van de toch al smalle basis (economie, rechten, psychologie en geesteswetenschappen) is geïnvesteerd?

Tijd voor een tegenbeweging

Het lijkt hoog tijd voor een tegenbeweging. De Leidse rector Carel Stolker heeft als eerste aangegeven dat hij niet mee gaat met de plannen van de minister voor een herverdeling van middelen van de alfa’s en gamma’s naar de bèta’s. Dat is moedig, maar ook terecht. Indien de markt namelijk zit te springen om bèta’s en techneuten dan ligt het eerst en vooral op de weg van het bedrijfsleven om de portemonnee te trekken.

“De tegenbeweging zal echter ook van onderop moeten komen”

Dit geldt temeer nu de onderzoeksinvesteringen van het Nederlandse bedrijfsleven met circa 1% van het bbp reeds onder het OESO-gemiddelde van 1,5% liggen. Dat geld gaat bovendien voornamelijk naar toegepast (R&D) onderzoek in plaats van fundamenteel onderzoek. In zo’n geval gaat het niet aan om geld af te romen bij disciplines die het toch al moeilijk hebben, zoals de geesteswetenschappen.

De tegenbeweging zal echter ook van onderop moeten komen. Voor de vitaliteit van het Tilburgse wetenschappelijke onderzoek is het van cruciaal belang dat er meer ruimte komt voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek dat niet het resultaat is van sectorplannen, incentiveregelingen en andere worsten die bestuurders en beleidsmakers wetenschappers voorhouden.

Meer letten op originaliteit

Anders dan vaak wordt gedacht is dat niet in de eerste plaats een kwestie van méér geld. We moeten durven stoppen met het afrekenen op aantallen publicaties bij de beoordeling van de onderzoeksprestaties, zeker bij jonge onderzoekers, en juist meer letten op originaliteit, relevantie en de bereidheid om over de schutting te kijken bij collega’s binnen en buiten de eigen faculteit. We moeten bovendien bij de interne verdeling van middelen af van de gedachte dat “the winner takes it all”. Het is heel goed wanneer bestuurders nieuwe ontwikkelingen een kans geven door middel van zaaigeld, zoals bij data science is gebeurd, maar slecht wanneer dat wat “top” is voortdurend aan het eerste geldstroominfuus moet.

Interdisciplinariteit zal bovendien alleen van de grond komen bij een hoge kwaliteit van de disciplinaire basis en bij intrinsieke nieuwsgierigheid van wetenschappers in het werk van de ander. Om wijlen Johan Cruijff te parafraseren: ik heb nog nooit een zak geld een (wetenschappelijk) doelpunt zien scoren.

Rob van Gestel is hoogleraar aan Tilburg Law School

Advertentie

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.