Het vergezicht van een balling achter de Muur

De Berlijnse Muur viel op 9 november 1989, zaterdag precies dertig jaar geleden. Paul Scheffer, hoogleraar Europese studies aan Tilburg University, blikt in deze column terug op een bijzondere ontmoeting die hij had met een dissident in de DDR, toen Duitsland nog in tweeën werd gedeeld door de Muur.

De Berlijnse Muur, 1975. Beeld: Wikimedia Commons

De Berlijnse Muur, 1975. Beeld: Wikimedia Commons

Het is een stralende dag. De Muur die het Oosten tegen het revanchisme van het Westen beschermde, viert zijn twintigste verjaardag. Je vraagt je af hoe ze het mijnenveld zo keurig aangeharkt krijgen. Vlak bij het niemandsland prijst partijleider Erich Honecker de belangeloze inzet van de grenstroepen. De vlaggen van de Freie Deutsche Jugend wapperen in de wind en opgewekt klinkt het uit duizenden kelen: „DDR Vaterland.”

Later die dag, 13 augustus 1981, arriveer ik bij het eigenlijke doel van mijn bezoek, Grünheide, een dorp op enkele tientallen kilometers van Berlijn. Daar woont de meest prominente criticus van de DDR in ballingschap. Een bezoek wordt dan ook belangstellend gevolgd door allerhande beambten in burger die uit het niets opduiken wanneer ik de Burgwallstrasse inloop.

Pas achterin de tuin, buiten het bereik van de afluisterapparatuur, stelt hij zich voor. Robert Havemann, 71 jaar oud. Ter dood veroordeeld onder het nazisme en tijdens de Koude Oorlog ontslagen als natuurkundige vanwege zijn kritiek op de Amerikaanse waterstofbom. Hij verhuist van West naar Oost en is jarenlang een gevierd denker. Tot begin jaren zestig de twijfel over ‘het reëel bestaande socialisme’ in de DDR toeslaat. In 1964 wordt hij geroyeerd als lid van de communistische partij – later krijgt hij huisarrest.

Gelijkmoedig verhaalt Havemann over zijn leefomstandigheden en geeft hij zijn visie op de toekomst van zijn gedeelde land. Overal is afluisterapparatuur. In het meertje achter zijn huis ligt permanent een patrouilleboot die ’s nachts een schijnwerper gericht houdt op zijn tuin. Dat hij niet is opgepakt, is volgens hem te danken aan de periode tijdens de oorlog toen hij met Honecker in kamp Brandenburg was opgesloten.

Havemann is zich goed, misschien wel te goed, bewust van de valkuilen die een dissident in Oost-Europa bedreigen. Elke kritische vraag over het Oosten lokt eerst een exposé uit over de „schandelijke” Amerikaanse kernwapenpolitiek. En geïrriteerd reageert hij op mijn vragen over de Berlijnse Muur: „Om het scherp te zeggen: we moeten altijd aan de Muur blijven denken, maar we kunnen er beter nooit over spreken.” (De Groene, 26/8 /1981)

Wat hij zegt, noteer ik op kladpapier dat ik later in de mouw van mijn overhemd oprol. Voor alle zekerheid schrijf ik trefwoorden op miniatuur velletjes papier, die ik later in mijn schoen verstop. Zo hoopte ik de grenscontroles te omzeilen. Ik moest erg aan de klassieker van John le Carré denken: The Spy Who Came In from the Cold.

Over de Duitse kwestie is Havemann gedecideerd: „Ik ben ervan overtuigd dat de deling van Duitsland overwonnen kan worden. Een neutralisering en demilitarisering van beide Duitslanden is een voorwaarde voor hereniging. De status quo kan alleen door een consequente ontspanningspolitiek worden overwonnen.”

Van die neutraliteit was ik daar in de tuin van Havemann niet overtuigd, maar dat het Duitse vraagstuk open was, drong toen voor het eerst echt tot me door. Elk verzet tegen de deling van Europa moest uitlopen op een pleidooi voor een hereniging van beide Duitslanden. Dat inzicht was in Nederland zo ongeveer het laatste taboe. Duitse eenwording werd als volstrekt onwenselijk gezien – en niet alleen in Nederland.

De rustig uitgesproken gedachte van deze man in wiens leven alle verschrikkingen van de Duitse geschiedenis samenkwamen, was een bevrijdend inzicht. Wie tegen de deling van Europa in twee vijandige helften was, kon onmogelijk het zelfbeschikkingsrecht van de Duitsers in het hart van Europa loochenen, zo beweerde hij. Hij gruwde van de gedachte dat de Duitsers na Auschwitz nooit meer hun lot in eigen hand mochten nemen – een idee dat de schrijver Günter Grass uitdroeg.

Zijn vergezichten in de zonovergoten tuin in Grünheide leken een onbereikbare toekomst. Tien jaar later waren ze gestold tot tastbare geschiedenis. Na tweeënhalf uur van een bij wijlen geagiteerd gesprek was Havemann aan het eind van zijn krachten. We keken zwijgend naar de patrouilleboot. We liepen tot aan het tuinhek, verder mocht hij niet zonder zijn ‘beschermers’. Tot mijn opluchting kon ik ongehinderd vertrekken.

Robert Havemann zou de onttakeling van het Pruisische communisme niet meer meemaken. Een half jaar na de verjaardag van de Muur die hem aan het oog onttrok, stierf hij aan kanker. Dat deze breekbare man dwars door de massieve deling van zijn land kon denken, is een herinnering die me altijd bij zal blijven. Sindsdien heb ik nooit meer geloofd dat de verhoudingen op het continent vastliggen. Tot op de dag van vandaag.

Deze column verscheen op 6 november 2019 in NRC Handelsblad. Lees de originele publicatie hier. 

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.