Wie durft de kritische temperatuur van de universiteit te meten?
Een universiteit groeit van tegengas. In de rubriek Doordenken voorziet hoogleraar Rob van Gestel ontwikkelingen in de academische wereld van kritisch commentaar. Deze keer: klokkenluiders aan de universiteit en de slinkende ruimte voor tegengeluiden.
Klokkenluiders spelen een belangrijke rol in Westerse samenlevingen als een tegenmacht ten opzichte van het bestuur. In de VS zien we bijvoorbeeld dat hun informatie de directe aanleiding is voor het starten van een “impeachment procedure” tegen President Donald Trump vanwege diens gesprek met de Oekraïense President Zelensky over het geven van militaire steun aan dat land in ruil voor onderzoek gericht op het beschadigen van een van diens politieke rivalen; Democraat en oud Vice President Joe Biden.
Trump vergeleek de klokkenluider – zonder overigens diens naam of identiteit te kennen – gelijk met een spion, waarmee men in het verleden wel raad geweten zou hebben. Daarmee suggereerde hij dat de klokkenluider als verrader gezien moest worden en gestraft in plaats van geprezen voor zijn/haar moed om een mogelijke misstand aan de kaak te stellen.
Klokkenluiders worden zelden met applaus ontvangen
Niet alleen in de VS spelen klokkenluiders een rol, maar ook in Europa en in Nederland. Denk voor wat Europa betreft slechts aan Paul van Buitenen, die zich in 1998 openlijk keerde tegen het frauduleuze gedrag van sommige leden van de Europese Commissie, waaronder de Française Édith Cresson, en daarmee een belangrijk aandeel had in de val van de Commissie Santer.
“Ook in ons land zien we dat klokkenluiders zelden met applaus ontvangen worden”
In Nederland zijn Erik Jan Meijboom die in 1995 aan de bel trok over de slechte operatieresultaten in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht, Henk Laarman die in 1997 fraude en ambtelijke corrupt bij het ministerie van VROM aan het licht bracht en Ad Bos, die in 1999 de Bouwfraude aan het rollen bracht, bekende namen geworden.
Ook in ons land zien we echter dat klokkenluiders zelden met applaus ontvangen worden. Illustratief is het boek Vriendjespolitiek van onderzoeksjournalist Bart de Koning. Dit boek laat zien dat het met veel klokkenluiders die in ons land fraude en corruptie aan de kaak stellen, slecht afloopt. Dit terwijl sjoemelende bestuurders, politici en ambtenaren uiteindelijk vaak relatief gemakkelijk wegkomen met hun wangedrag.
Wangedrag in de wetenschap
De vraag is of dit laatste ook niet geldt voor fraude, nepotisme en andere vormen van wangedrag in de wetenschap. Onlangs werd bijvoorbeeld duidelijk dat Marianne van Ooyen, de klokkenluidster die de manipulatie van onderzoeksresultaten door onder andere de hoogleraar-directeur van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WOCD) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan het licht bracht, aan onderzoek door de rijksrecherche is onderworpen. Dit terwijl integriteitsonderzoek heeft aangetoond dat Van Ooyen terecht aan de bel trok.
Onbegrijpelijk vind ik dat Minister Grapperhaus, die nota bene de moed van de klokkenluidster had geprezen in het Parlement met woorden als: “Het verdient groot respect dat je als individu op enig moment in een organisatie aan de kaak stelt dat je de stellige overtuiging hebt dat er iets niet goed loopt”, tegelijkertijd haar telefoon liet afluisteren. Dit laatste om erachter te komen met wie zij allemaal gesprekken had over haar klachten.
“De officiële reden die het College opgaf was dat men een “veilige werkomgeving” wilde creëren door lekken aan te pakken”
Doordat een of meer medewerkers van het WODC zouden hebben gelekt naar de media – Nieuwsuur journalist Bas Haan – zou er, aldus het ministerie, een “onveilige werksfeer” zijn gecreëerd binnen het WODC. Ergo, niet de directeur en de ambtelijke leiding van het ministerie hebben de werksfeer verziekt door ongeoorloofde druk uit te oefenen op WODC-medewerkers en wetenschappers, maar de onveiligheid is veroorzaakt door degenen die dat aan de pers gemeld hebben.
Doorlichten van emails bij de Erasmus Universiteit
Wie denkt dat dit een incident is, vergist zich. Onlangs kreeg ik bijvoorbeeld nog een e-mail van een collega-hoogleraar aan de UvA, die een petitie rondstuurde naar aanleiding van een onderzoek dat door Hoffmann bedrijfsrecherche was gestart in opdracht van het college van bestuur aan de Erasmus Universiteit inzake het vermeende lekken van informatie door wetenschappelijk medewerkers.
Het lekken ging in dit geval over mogelijke plagiaat van interim-decaan Dymph van den Boom. Het College wilde weten welke medewerker wetenschapsjournalist Frank van Kolfschooten had getipt over kopieergedrag van deze interim-decaan – tevens oud-rector van de UvA – in haar Diesredes en in haar proefschrift. Klaarblijkelijk vond het College het niet nodig eerst eens het onderzoek van de door de UvA benoemde wetenschappelijke integriteitscommissie af te wachten, maar wilde men gelijk achterhalen wie Van Kolfschooten had ingelicht. Dat heeft wellicht mede te maken gehad met het feit dat het College de indruk had dat Van den Boom als interim-decaan kwaad bloed had gezet bij sommige medewerkers met haar fusieplannen. Hierdoor zou het lekken naar de pers een wraakactie geweest kunnen zijn.
Een veilige werkomgeving?
De officiële reden die het College echter opgaf was ook hier dat men een “veilige werkomgeving” wilde creëren door lekken aan te pakken. Veel medewerkers bleken zich echter eerder onveiliger dan veiliger te voelen toen ze hoorden dat ze de bedrijfsrecherche op hun dak kregen om hun e-mails te onderzoeken. Daar komt nog bij, zoals in de petitie wordt beschreven, dat:
‘Even if such leakage did indeed take place, it is debatable how an employee disclosing possible plagiarism of a higher-ranking colleague can be accused of severe wrong-doing. Given that the Executive Board was explicitly informed of the strong suspicion of plagiarism and decided to discard this information, behaviour of such employee appears legitimate and deserves to be protected. It would be the act of a whistle-blower bringing under public scrutiny dubious conduct and remedying the institution’s omissive behaviour.’
Gratis tip voor universiteitsbestuurders
Zo is het maar net. Ik heb om deze reden nog een gratis tip voor universiteitsbestuurders die daadwerkelijk een veilige werkomgeving willen creëren voor hun medewerkers. Hou eens op met het jezelf te verschuilen achter interne gedragscodes en klachtprocedures. Keer op keer zien we namelijk dat deze niet in staat zijn om wangedrag tegen te gaan.
“Hou eens op met het jezelf te verschuilen achter interne gedragscodes en klachtprocedures”
Je kunt namelijk wel opschrijven dat bij fraude altijd vertrouwenspersonen of interne ethische commissies geraadpleegd moet worden, maar als medewerkers het gevoel hebben dat die teveel bij het bestuur op schoot zitten, dan zal men die weg niet bewandelen. Het onderzoek van Bart de Koning laat bovendien zien dat iets anders veel effectiever is. Zorg er als bestuur voor dat tegenmacht en tegenspraak binnen de organisatie ruim baan krijgen.
Wie terugkijkt op affaires die door klokkenluiders aan het licht zijn gebracht ziet steevast dat signalen van de werkvloer dat er zaken mis waren tijden lang zijn onderdrukt of onder het tapijt geschoven. Doorgaans komt dat omdat bestuurders bang zijn dat de vuile was buiten komt te hangen waardoor reputatieschade ontstaat, maar ook wel omdat zij medeverantwoordelijk dragen.
Ruimte voor tegenspraak en kritiek
Wie mocht denken dat “ons” dit aan de Universiteit van Tilburg niet zal overkomen, wil ik waarschuwen. Ik ben er helemaal niet zo gerust op dat onze cultuur voldoende ruimte biedt voor kritiek en tegenspraak. Wij hebben daarvoor de afgelopen tien jaar zelf teveel affaires gehad die op dit punt te denken zouden moeten geven.
Diederik Stapel kreeg ruimte om zich als zonnekoning te gedragen, Arie de Ruijter leek als decaan van “wheelen en dealen” zijn handelsmerk te hebben gemaakt en ik vind het moeilijk te geloven dat er niemand is geweest die al veel eerder kritische vragen heeft gesteld over het enorme aantal buitenpromovendi dat John Rijsman afleverde of over de vorstelijke betalingen aan emeritus-hoogleraar Jaap van den Herik voor promovendibegeleiding daar waar collega-emeriti hetzelfde werk gratis mochten doen.
“Transparantie, kritiek en tegendenken behoren aan een goede universiteit gekoesterd te worden”
Het valt mijzelf met meer dan vijfentwintig jaar aan onze mooie universiteit op dat, zodra er kritische vragen worden gesteld (over bijvoorbeeld: de meerwaarde van bepaalde fusies of reorganisaties, de openbaarheid van bestuurlijke overlegstukken, de wijze waarop integriteitsonderzoeken wordt uitgevoerd, de keuze voor bepaalde benoemingen, of de manier waarop bijvoorbeeld geld wordt verdeeld), de bestuurlijke luiken de afgelopen jaren steeds sneller dicht lijken te gaan. Wie desondanks aanhoudt wordt al snel als lastpost weggezet. Van journalisten hoor ik verder dat het steeds lastiger is om medewerkers die kritiek hebben aan het praten te krijgen. Waarom is dat? Zijn ze bang voor hun – steeds vaker tijdelijke – positie?
Ongunstige voortekenen
Het boek van Bart de Koning leert dat dit ongunstige voortekenen zijn. Ruimte voor tegenmacht en tegenspraak blijkt in de praktijk namelijk een van de beste remedies om integriteitsproblemen te voorkomen. Laat onze bestuurders op dit punt daarom eens zelf het goede voorbeeld geven.
Dit kan onder andere door ruim baan te bieden voor: afwijkende meningen (mag je a.u.b. ook kritisch schrijven in Univers over MeToo of beschadig je dan de tere zieltjes van sommige collega’s?), voor bestuurlijk impopulaire standpunten (moet er wel zoveel geld naar data science of mag het af en toe ook nog over iets anders gaan?) en voor vragen naar nut en noodzaak van universitair beleid (is het wel zo verstandig om in te zetten op grote aantallen buitenlandse studenten als de rijksbijdrage per student, mede daardoor, afneemt?).
Het gesprek aangaan
Ruim baan bieden betekent in dat kader overigens niet dat je kritiek voor kennisgeving aanneemt, maar juist dat je het gesprek aangaat. Laten wij er bovendien voor zorgen dat de financiering van Univers in onafhankelijke handen wordt ondergebracht, zodat de universiteitskrant het zich ook (nog) beter kan veroorloven om – waar nodig – een luis in de pels te zijn.
Transparantie, kritiek en tegendenken behoren aan een goede universiteit gekoesterd te worden. Ze vormen namelijk de levensaders voor een hoogwaardig en gezond wetenschappelijk klimaat. Wie durft daarom eens de thermometer te steken in onze universiteit om de kritische temperatuur te meten?
Rob van Gestel is hoogleraar aan Tilburg Law School