Minimuseum op de campus toont eerste stappen op weg naar kunstmatige intelligentie

Minimuseum op de campus toont eerste stappen op weg naar kunstmatige intelligentie

Elke maand plaatst projectleider Academisch Erfgoed Pieter Siebers kenmerkende gebeurtenissen, personen, gebouwen of objecten in historisch perspectief. Deze keer: het Frans Teunissenmuseum op de universiteit, waar je de allereerste stappen van de universiteit op het gebied van computertechnologie en kunstmatige intelligentie kunt zien.

Goossens Building

Op de tweede verdieping van het Goossensgebouw bevindt zich een soort museum, een kleine ruimte met allerlei apparatuur. Afkomstig uit het voormalige rekencentrum en uit de inboedel van het ook al niet meer bestaande audiovisueel rekencentrum. Beiden zijn onderdeel geworden van Library and Information Services.

Het is niet duidelijk wiens verdienste het is dat de apparaten zijn uitgegroeid tot deze bescheiden verzameling. Die was enige tijd bekend als Frans Teunissenmuseum, genoemd naar de voormalige voorzitter van de universiteitsraad, secretaris van de faculteit Letteren (opgegaan in de Tilburg School of Humanities and Data Science) en voorman van het Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing (opgegaan in Academic Forum). Aangezien die toen nog jonge Letterenfaculteit experimenteerde met computer- en psycholinguïstiek, is het aannemelijk dat Teunissen van beslissende betekenis is geweest voor de totstandkoming van dit museumpje.

De eerste computer in Tilburg

Apparatuur – buiten de moderne standaard computers – is betrekkelijk zeldzaam op de Tilburgse universiteit. Het blijft bij enkele kleine laboratoria (bij Psychologie en Economie) en sinds enkele jaren het augmented reality lab in Dante. De apparatuur in het Teunissenmuseum – hoe bescheiden ook – maakt vooral de eerste stappen op het gebied van kunstmatige intelligentie zichtbaar.

Aan de wieg daarvan staat de oprichting van een rekencentrum in 1962. In de geschiedschrijving van de universiteit is daarover niets terug te vinden, terwijl daarentegen de regionale pers op 13 juli van dat jaar fors uitpakte met het bericht waarin de komst van het centrum alsook de aanschaf van “de eerste computer in Tilburg” werd gemeld. Het betrof een IBM 1620, een relatief goedkope scientific computer, die in 1959 op de markt kwam. Het apparaat was vooral bestemd voor de twee wetenschappelijke instituten die de universiteit toen kende: het Instituut voor Arbeidsvraagstukken en het Economisch Sociologisch Instituut. Die zouden de computer gaan gebruiken “voor wetenschappelijke berekeningen op het gebied van operations research, lineaire programmering en simulaties”. En misschien, zo schreef de krant, kan het bedrijfsleven er ook gebruik van maken.

Wereldkampioen schaken aan het roer

Het apparaat staat er niet meer, wel een oude ponsmachine die er mogelijk mee verbonden was. Zo’n ponsmachine was in staat geautomatiseerde informatie te ‘lezen’ die was aangebracht op kartonnen ponskaarten, voorzien van rijen getallen (0 t/m 9). De posities van de ponsgaatjes representeerden informatie. De capaciteit bedroeg meestal 80 bytes (ter vergelijking: een beetje smartphone heeft nu een capaciteit van 64 megabytes).

Het rekencentrum, met kennelijk de eerste computer van de stad, kreeg in 1964 zijn eerste directeur. Dat was niemand minder dan Max Euwe (1901-1981), een gepromoveerd wiskundige die in 1935 wereldkampioen schaken was geworden. Hij werd – met zijn ervaring als wetenschappelijk adviseur bij het automatiseringsbedrijf Remington Rand – niet alleen directeur, maar bovendien hoogleraar, in de ‘methodologie van de automatische informatieverwerking’.

Max Euwe (l), met Viktor Kortsjnoi, in 1978 bij de bekendmaking van de (hoogstbiedende) organisator van het WK schaken in Nederland. Het werd niet Tilburg, maar Amsterdam.

Max Euwe (l), met Viktor Kortsjnoi, in 1978 bij de bekendmaking van de (hoogstbiedende) organisator van het WK schaken in Nederland. Het werd niet Tilburg, maar Amsterdam.

Euwe had zich overigens een aantal malen laatdunkend uitgelaten over de mogelijkheden van computers op schaakgebied. Zelf speelde hij voor het eerst tegen een computer op de avond voor het congres over de toekomst van rekencentra, dat hem op 3 december 1970 werd aangeboden bij zijn vertrek van de universiteit. Euwe won, maar – naar eigen zeggen – ternauwernood.

De geboorte van big data en kunstmatige intelligentie

Het museumpje in het Goossensgebouw bevat een nogal bonte verzameling van memorabilia, filmapparatuur, taperecorders, een bulk eraser (waarmee tapes gewist kunnen worden), een HP-server die het ongedacht lang heeft volgehouden en een serie computers uit de jaren ’70, geschonken door het Psychologisch Laboratorium. Het zijn objecten die iets vertellen over een ontwikkeling waaraan steeds meer belang wordt gehecht, nu thema’s als big data en kunstmatige intelligentie een steeds grotere spelen op universitaire agenda.

Ook het feit dat naar Euwe in 2016 een zaal werd vernoemd in het Cobbenhagengebouw wijst daarop. Momenteel zijn er plannen voor zowel een documentaire als voor de herinrichting van het museum. Dat zou wellicht de geschiedenis en ontwikkeling van informatisering, automatisering en kunstmatige intelligentie aan deze universiteit kunnen behandelen. En, wie weet, ooit de naam van Max Euwe dragen.Pieter Siebers is kunsthistoricus en verantwoordelijk voor het academisch erfgoed van Tilburg University. Hij is verbonden aan de divisie Executive Services en schreef onder de meer de Kleine encyclopedie – Tilburg University 1927-2017, waarin heden en verleden van de instelling worden belicht. Hij ontwikkelt momenteel een erfgoedportaal, dat toegang zal bieden tot onder meer de archieven en collecties van de instelling.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.