In kostuum bij de hoogleraar over de vloer voor tentamen: TiU studeerde en werkte al eerder vanuit huis
Door het thuiswerken en studeren ligt de Tilburgse campus er al maanden grotendeels verlaten bij. Het is nog maar de vraag wanneer studenten en medewerkers terug kunnen komen. De lege campus is vreemd, toch is de huidige crisis geen uniek voorval in de geschiedenis van Tilburg University.
Al twee keer eerder was er aanleiding voor studenten en medewerkers om niet naar de campus te komen. Universiteitshistoricus Pieter Siebers neemt ons mee naar twee crisismomenten in het verleden, te beginnen met de tiendaagse bezetting van de universiteit door studenten in april en mei 1969. “De bezetting is eigenlijk in gang gezet door het toenmalige bestuur – het curatorium,” zegt hij.
“Een kleine groep studenten die meer inspraak in de gang van zaken wilde, had de telefooncentrale bezet. Dat was voor rector magnificus Scheffer aanleiding om de hele instelling te sluiten, en alle colleges en tentamens op te schorten.
“Dat betekende voor het wetenschappelijk personeel in feite een ‘van boven’ opgelegde staking. Men kon weinig anders dan thuiswerken, de collegezalen en werkplekken waren immers bezet.”
Officieel gesloten, toch druk
“Net als nu werd de gehele academische gemeenschap in 1969 opgeroepen om weg te blijven van de universiteit. Toch bleef het tijdens de bezetting verre van rustig, omdat andere studenten zich achter de bezetters schaarden en zich tegen de sluiting keerden.
“Dat kwam vooral doordat de tentamenweek in volle gang was. De sluiting van de hogeschool – zoals de universiteit toen nog heette – midden in het collegejaar droeg alleen maar bij aan het gevoel van studenten dat zij niet werden gehoord. In weerwil van de officiële sluiting hielden meer dan 350 studenten uiteindelijk tien dagen lang het gebouw juist open. Ook een crisissituatie dus, maar verre van een uitgestorven campus, zoals nu.”
Informeel onderwijs tijdens de oorlog
Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot de universiteit haar deuren, onder druk van een heel andere bezetter. In het voorjaar van 1943 werden studenten in het hele land door de Duitsers aangespoord een pro-Duitse ‘loyaliteitsverklaring’ te tekenen.
Alleen door te tekenen, zouden ze mogen blijven studeren; weigeraars werden administratief beschouwd als werkloos en ontkwamen daardoor niet aan de verplichte Arbeitseinsatz, dwangarbeid in Duitsland. In Tilburg tekende slechts een zeer klein deel van de studenten (2.2%). Als gevolg van dat niet-tekenen werden de gebouwen van de universiteit gesloten, en bleef deze tot het einde van de oorlog dicht.
Siebers: “In die jaren lag het academische leven officieel stil, vanaf het voorjaar van 1943 zaten veel studenten ondergedoken, om aan de arbeidsverplichting te ontkomen. Colleges werden formeel niet meer gegeven, dat zou ook ronduit gevaarlijk zijn geweest. Hoogleraren werkten wel thuis, gaven studenten adviezen en namen alles bij elkaar zo’n honderd clandestiene tentamens af.
“Zo bleven docenten en studenten, illegaal, met elkaar in contact. Daarnaast was er professor Cobbenhagen, de toenmalige rector. Hij vond het belangrijk dat er, hoewel fysieke bijeenkomsten er niet inzaten, een gevoel van saamhorigheid bleef bestaan onder studenten en docenten. Om die reden schreef hij brieven, heel bemoedigend van toon.”
Tentamen bij de docent thuis
Het werken vanuit huis door de hoogleraren was in geen van beide crisissituaties zonder precedent. In de vooroorlogse beginjaren van de Roomsch Katholieke Handelshoogeschool, zoals de universiteit in 1927 begon, was er nog geen sprake van het grootschalige campusleven zoals we dat tegenwoordig kennen.
De academische gemeenschap was klein en hecht, en de huizen van het academisch personeel dienden soms als verlengstuk van het instituut. “De Handelshogeschool was kleinbehuisd, met maar twee gebouwen aan de toenmalige Bosscheweg – waar nu de Interpolistuin is. De instelling telde net voor de oorlog niet meer dan zo’n driehonderd studenten. Veel hoogleraren woonden in de wijk, of binnen een straal van een paar kilometer.”
“Colleges en bijeenkomsten vonden plaats in de hogeschoolgebouwen, daar kwam men elkaar tegen,” zegt Siebers. “Maar vanwege het ruimtegebrek werden andere zaken vaak vanuit huis afgehandeld, zoals onderzoek en tentamens.
“Het was gebruikelijk dat studenten aan huis kwamen bij de hoogleraar om een mondeling examen af te leggen. Er waren zo weinig studenten dat dat logistiek nog goed te doen was. Wel werd er van de student verwacht dat deze in kostuum op kwam dagen.”
Thuisbibliotheken
Siebers ziet nog een andere verklaring voor het thuiswerken in de eerste decennia. Van een professionele universiteitsbibliotheek zoals nu, met een grote (digitale) collectie, was toen nog geen sprake. “Er was een bibliotheek en ook een bibliotheekcommissie, maar die had maar zeer beperkte middelen. Er kwamen veel meer aanschafverzoeken binnen dan gehonoreerd konden worden.
“De hoogleraren schaften daarom zelf maar boeken aan, en hielden die dichtbij, vaak ook bij hen thuis. Daardoor was thuiswerken soms wel zo makkelijk.”