‘De wetenschapper? Die deugt niet’

De wetenschap ligt steeds meer onder vuur. Een groeiend aantal mensen trekt haar autoriteit in twijfel en maatschappelijke scepsis ten aanzien van wetenschappelijke resultaten stijgt. En dat terwijl wetenschappers juist meer verbinding met de samenleving zoeken. “Mensen zijn het beu dat de wetenschappelijke methode is voorbehouden aan wetenschappers.”

Beeld John Englart

Er wordt de laatste jaren veel op gehamerd: de wetenschapper moet meer uit de ivoren toren treden. Hij moet zich mengen in de maatschappij; daar waar de échte problemen en vraagstukken zich aandienen. ‘Valorisatie’ wordt dit in vaktermen genoemd. Het is een win-winsituatie, want doordat onderzoekers de samenleving vooruithelpen, stijgt tevens het vertrouwen in de wetenschap. Zo bewijzen wetenschappers niet alleen de burger, maar ook zichzelf een dienst. Tenminste, dat is het idee.

Want in hoeverre die handreiking een garantie is voor publieke steun aan de wetenschap, is nog maar de vraag. Het aantal bewegingen dat kritisch is op de wetenschap groeit. Groepen als de protesterende boeren en de zogenaamde ‘klimaatontkenners’ vragen zich openlijk af waarom wetenschappers vaak blindelings worden gevolgd. Tegelijkertijd worden tijdens de coronacrisis wetenschappelijke adviezen in de wind geslagen en alternatieve waarheden omarmd. Het roept vragen op over de huidige relatie tussen de wetenschap en de samenleving. Is er sprake van een vertrouwensbreuk?

Gezagscrisis

Volgens Peter Achterberg, hoogleraar Sociologie aan Tilburg University, valt deze vertrouwensbreuk wel mee. “De wetenschap heeft het niet zo moeilijk zoals vaak wordt beweerd. Al het onderzoek wijst erop dat het vertrouwen in de wetenschap niet daalt, maar fluctueert. De ene keer is het iets meer, de andere keer iets minder. Een duidelijke, algemene afname blijkt er niet te zijn.”

In plaats van donkere dagen voor de wetenschap, ziet Achterberg eerder hoogtijdagen. “Er is een stille doch overgrote meerderheid die vasthoudt aan de wetenschap als nooit tevoren. Kijk maar naar alle mensen die tijdens deze pandemie massaal luisteren naar wat het RIVM ons opdraagt.” Daarnaast verwijst Achterberg naar wetenschappelijke televisieprogramma’s als DWDD University en National Geographic, die erg geliefd zijn onder het grote publiek. “Bijna iedereen houdt van de wetenschap.”

Peter Achterberg. Beeld Ton Toemen

Is er dan helemaal geen probleem in de ogen van Achterberg? “Jawel. In bepaalde kringen kan er wel degelijk een stijgend wantrouwen jegens de wetenschap worden geconstateerd. Noemenswaardig is dat dit scepticisme niet zozeer gericht is tegen de wetenschap als methode maar tegen de wetenschap als institutie. We kunnen spreken van een gezagscrisis.”

Hiermee doelt Achterberg op de volgende paradox: sceptici geloven dat wetenschappelijk onderzoek de beste manier is om ware kennis te verwerven, terwijl ze de wetenschapper als uitvoerder van dat onderzoek afwijzen.

Dat de wetenschapper niet meer beschikt over de autoriteit die hij altijd heeft gehad, heeft te maken met een maatschappelijk onbehagen aan de kant van de scepticus, beweert Achterberg. “Mensen die een wantrouwen herbergen ten aanzien van de wetenschappelijke instituties, zien de wereld vaak als complex en wanordelijk.”

“Wetenschap als methode heeft de potentie deze onvoorspelbare werkelijkheid te duiden en te categoriseren, en schept daarmee orde in de chaos,” zegt Achterberg. “Op het moment dat mensen het gevoel krijgen dat ze niet deel mogen nemen aan deze methode, en door de machtige instituties worden buitengesloten, kan dit resulteren in argwaan naar de wetenschapper.”

Een herwaardering van de wetenschapper

Of het terecht is dat er in de hedendaagse samenleving meer publieke steun is voor de wetenschappelijke methode dan voor de wetenschapper als zodanig, is de vraag. Hans Dooremalen, wetenschapsfilosoof aan Tilburg University, vindt van niet. Hij pleit voor meer erkenning van de wetenschappelijk expert. “Uiteindelijk is het de wetenschapper die de wetenschappelijke methode het best in de vingers heeft.”

“De wetenschappelijke methode is inderdaad de meest betrouwbare manier om tot kennis over de wereld te komen,” vertelt Dooremalen. “Wat centraal staat in deze methode, is falsifieerbaarheid. Dat wil zeggen dat een wetenschappelijke theorie te allen tijde weerlegbaar moet zijn. Onder de vooronderstelling dat een hypothese altijd onjuist kan zijn, moet het mogelijk zijn het tegendeel aan te treffen en de hypothese te falsifiëren.” Dat is wat wetenschap zo uniek maakt; het is een intrinsiek feilbare aangelegenheid waarin onwetendheid een essentiële rol inneemt.

Een wetenschaps-scepticus is blind voor zijn eigen falen

Hans Dooremalen 

Het is van groot belang dat degene die zich bezighoudt met wetenschap, deze feilbaarheid in acht neemt. Dit doet men door een kritische houding aan te nemen ten opzichte van zichzelf en diens hypotheses. En dat is precies waar de wetenschapper volgens Dooremalen in uitblinkt. “Een echte wetenschapper is constant op zoek naar tegenwerpingen van zijn theorie. Hij beweert daarom ook nooit de waarheid in pacht te hebben. Dit in tegenstelling tot een wetenschaps-scepticus die blind is voor zijn eigen falen. Het grote verschil is dat de wetenschapper zijn kennis bevraagt, terwijl de scepticus zijn kennis overschat.”

De kritische zelfreflectie van een wetenschapper voorkomt dat hij ten prooi valt aan zijn eigen vooringenomenheid. Net als ieder ander mens is de wetenschappelijk expert vatbaar voor vooroordelen, zoals bijvoorbeeld de confirmation bias. Dit is een onbewust psychologisch proces dat ervoor zorgt dat mensen de neiging hebben om te zoeken naar informatie die reeds aanwezige overtuigingen bevestigt. Hierdoor wordt weerleggend bewijsmateriaal buiten beschouwing gelaten of genegeerd.

Dooremalen stelt dat de wetenschapper minder gevoelig is voor dergelijke vooroordelen. “Dit blijkt uit zijn actieve zoektocht naar ontkrachtende feiten. Hij is zich bewust van de psychologische krachten die hem bespelen en probeert daar opzettelijk tegenin te gaan.”

Hans Dooremalen. Beeld Dolph Cantrijn

Tot slot zit de meerwaarde van de wetenschapper in zijn belangeloosheid, zegt Dooremalen. “Een wetenschapper wordt geacht geen belang te hebben bij de uitkomst van zijn onderzoek. Hiermee wordt het risico vermeden dat de wetenschappelijke uitkomsten in eigen voordeel worden gebruikt.”

Daarmee is de wetenschapper een waarborg voor de objectiviteit van de wetenschap. Deze objectiviteit valt niet te garanderen wanneer activistische burgers – denk aan protesterende boeren – met de wetenschappelijke methode aan de haal gaan.

Het dichten van de kloof

Opdat de wetenschappelijke instituties en de daaraan verbonden wetenschappers het aanzien krijgen dat zij verdienen, moet eerst de kloof worden gedicht tussen hen en de sceptici. Dooremalen ziet hier een belangrijke rol voor de wetenschapscommunicatie weggelegd, onder het mom van onbekend maakt onbemind.

Dooremalen: “De media moeten eerlijk en duidelijk zijn over de grenzen van de wetenschap. Ze moeten uitleggen dat de wetenschap feilbaar is en dat zij op geen enkele manier claimt een ultieme waarheid in handen te hebben. Hierbij heeft het de voorkeur te werken met termen als ‘hypothese’ en ‘bewijsmateriaal’, in plaats van ‘bewezen theorie’ en ‘bewijs’, omdat deze beter uitdrukking geven aan de voorzichtige pretenties van wetenschap.”

Achterberg betwijfelt of deze transparante aanpak effect zal hebben. “Dat een beter begrip van de wetenschap leidt tot een betere vertrouwensband tussen wetenschapper en scepticus is voor mij geen vanzelfsprekendheid. Het zou zelfs een averechtse beweging in gang kunnen zetten. Sceptici zien dan hoe kwetsbaar en onzeker de wetenschap is, en dat het slechts mensenwerk is. De kans bestaat dat zij hierop inspelen door zelf het heft in handen te nemen.”  

Er klinkt een burgerlijke roep om zelf wetenschap te bedrijven

Peter Achterberg

“Het is niets nieuws dat sceptici de hiaten van de wetenschap gebruiken en alternatieve conclusies aanbieden,” vertelt Dooremalen. “Het probleem is dat ze dit op een verkeerde manier doen. Er ontbreekt vrijwel altijd voldoende empirisch bewijsmateriaal.”

Dooremalen vindt dat vooral moet worden uitgelegd hoe echte wetenschap eruitziet. “We moeten mensen duidelijk maken dat een hypothese alleen maar kan worden aangenomen, als deze berust op deugdelijk empirisch bewijsmateriaal. Anekdotes, verklaringen van horen zeggen of leugens vallen hier niet onder.” Door dit te verhelderen, hoopt Dooremalen dat mensen kritischer worden op hun eigen methode.

Het is een gedachte die volgens Achterberg aansluit bij de moderne tendens om wetenschap te democratiseren. “Er klinkt een burgerlijke roep om zelf wetenschap te bedrijven. Mensen zijn het beu dat de wetenschappelijke methode is voorbehouden aan wetenschappers en voelen de behoefte om hen te controleren middels eigen wetenschappelijke methodes en inzichten.” Of deze democratisering ten goede komt aan de positie van de wetenschapper, daar is Achterberg sceptisch over. “Het is eerder een gevolg van de kloof, dan een potentiële overbrugging.”

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.