Zeep gaat in het zeepbakje

‘Jij wordt hier echt veel te blij van,’ is de reactie van mijn huisgenoot op het zeepbakje dat ik zojuist gekocht heb en nu vol trots aan hem presenteer.

‘Ja!’ antwoord ik met volle overtuiging. Voor zijn veroordelende ondertoon is nu even geen ruimte. Ik neem het half gebruikte stuk zeep uit een viezig wit uitgeslagen glas en leg het plechtig op de vier noppen in het midden van het nieuwe zeepbakje.

Het is een sober ding: rond, wit en gemaakt van iets gips-achtigs. Met een rand van diepe kartels en die vier noppen waar dus de zeep op moet. ‘Pure white zeepschaaltje’ heet hij op de bon, en als dat nog geen beelden van een glimmend schone keuken oproept, dan weet ik het ook niet meer.

Ik ben niet zo van die improviseer-cultuur die onlosmakelijk verbonden is met het studentenleven. Het ontbreekt me niet aan creativiteit of improvisatievermogen, maar ik tel liever twee tientjes neer voor een tweedehands tuinstoel dan dat ik vier jaar lang buiten op een bierkrat zit. Als comfort burgerlijk is, so be it.

Ik weet niet goed wat het is. Zorgen dat alles schoon en georganiseerd is geeft me het gevoel dat ik vanbinnen ook even schoon en georganiseerd ben. Schoonmaken is een wederzijdse uitwisseling van rust tussen mijn hoofd en het aanrecht.

Zeep uit een zeepbakje wast zowel mijn handen als mijn geest, een beetje zoals voetreflextherapie: zoals het stuk zeep tussen mijn vingers door glijdt, voel ik het in mijn hersenrimpels. In mijn hoofd spreekt het ook voor zich: de koe zegt boe en zeep gaat in het zeepbakje. Alles heeft zijn plek. Want als alles zijn plek heeft, dan ik vast ook.

Ik probeer het een paar dagen later bij mijn andere huisgenoot met een quasi-spontane: ‘Had je het zeepbakje gezien?’

‘Ja, hij is leuk!’ antwoordt ze, met gemeend enthousiasme. ‘Veel beter dan zo’n vies schaaltje.’

Kijk.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.