Angststoornis? Denk eens wat meer aan jezelf

Angstige mensen trekken zich vaak teveel aan van de mening van anderen. Door meer aan zichzelf te denken en hun grenzen aan te geven, kunnen klachten behoorlijk verminderen. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Laura Kunst naar een alternatieve behandeling voor angststoornissen.

Beeld: Vectorium / Shutterstock

Je durft niet naar college of een feestje, of zelfs maar naar de supermarkt. En als je toch gaat heb je trillende benen, hartkloppingen, het gevoel alsof je ieder moment kan flauwvallen. Hoewel er voor anderen niets aan de hand lijkt, zie je overal gevaar. Mensen kunnen je uitlachen omdat je raar loopt, of voordringen bij de kassa, en als je het antwoord op een vraag niet weet, ontdekt iedereen dat je helemaal niet zo slim bent.

Als je last hebt van angsten ben je bepaald niet de enige. Eén op de vijf Nederlanders ontwikkelt gedurende het leven een angststoornis. De aangewezen behandelmethode is cognitieve gedragstherapie (CGT). Samen met een psycholoog onderzoeken mensen waar ze bang voor zijn, waarom dat zo is, en of het ook anders kan.

Een kopje koffie

“Iemand is bijvoorbeeld bang om een kopje koffie te laten vallen, omdat hij denkt dat iedereen gaat lachen en hem zal haten,” zegt Laura Kunst, psycholoog en als onderzoeker verbonden aan het departement voor medische en klinische psychologie. “Dat ga je toetsen: laat het kopje maar vallen. Is het echt zo erg als je denkt, praten mensen nooit meer met je? En wat zegt dat over je onderliggende gedachten?”

Praten helpt. De helft van de patiënten herstelt volledig van hun klachten. De andere helft is er soms veel mee geholpen. Toch moet het volgens Kunst beter kunnen. “Een angststoornis beperkt in het dagelijkse leven. Sommigen kunnen nog redelijk werken, anderen komen de deur niet meer uit.”

Cognitieve therapie werkt niet altijd en sommigen durven het niet aan, omdat ze hun angsten niet nadrukkelijk onder ogen willen komen. Veel opties zijn er dan niet. “Bij de meeste stoornissen heb je alternatieven. Bij een angststoornis doe je cognitieve gedragstherapie en als het niet werkt doe je het nog een keer, maar dan langer of intensiever. Er zijn ook varianten, maar daarna houdt het wel een beetje op.”

Je veel aantrekken van anderen

Er is een alternatieve behandelmethode nodig, maar waar haal je die vandaan? Kunst heeft er de afgelopen jaren promotieonderzoek naar gedaan en had een vermoeden. Het viel haar op dat mensen met angststoornissen vaak een bepaalde type persoon zijn. “Ze willen het heel goed doen, alles op orde hebben. Maar ze vinden het moeilijk om hun mening te geven en hun grenzen aan te geven, ze weten niet goed wat ze willen, hebben moeite het leven vorm te geven.” Ze zijn, met andere woorden, niet autonoom.

Autonomie, aldus Kunst, is het vermogen “om je eigen behoeften, wensen en meningen te voelen, te uiten en af te stemmen met de mensen om je heen.” Angstige mensen zijn hier meestal niet goed in en dat kan een hoop verklaren. “Stel dat je pleinvrees hebt en bang bent dat je een paniekaanval krijgt op een openbare plek. Word je dan ineens een persoon die zich heel veel aantrekt van de mening van anderen?” Of is het andersom, vraagt Kunst zich af: trek je je teveel aan van anderen, en word je daardoor angstig?

Negatieve gevoelens en gedachten

Wat het verband tussen angst en autonomie precies is, is nog onduidelijk. Maar Kunst heeft er wel meer licht op kunnen schijnen. In twee uit drie laboratoriumonderzoeken heeft ze vastgesteld dat mensen met autonomieproblemen heftiger reageren op stress.

Laura Kunst. Beeld: Frans van Aarle

Iemand die last heeft van een laag zelfbewustzijn, wordt vooral angstig wanneer hij of zij zichzelf moeten presenteren. Wie een hoge gevoeligheid heeft voor anderen, wordt angstig na het kijken van een filmpje waarin iemand wordt achtervolgd.

Uit een vragenlijststudie onder 5.367 deelnemers blijkt bovendien dat mensen met ‘forse autonomieproblemen’ vaker last hebben van negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf. Ze hebben ook vaak last van depressieve klachten en, jawel, angsten.

Minstens zo opvallend is dat mensen die wel sterk autonoom zijn, en dus beter kunnen handelen naar wat ze zelf nodig hebben, beter in hun vel zitten. Ze hebben, zag Kunst, een positieve zelfwaardering en een goede psychische gezondheid. Angsten? Die spelen een veel minder grote rol.

Wat je zelf wil

Om te toetsen of autonomie de sleutel is, vergeleek Kunst cognitieve gedragstherapie met autonomieversterkende therapie. Dat deed ze met 129 cliënten in groepen, in acht behandelcentra. “In groepen kun je goed oefenen met het innemen van ruimte, en daar als therapeut op inspelen.”

Het gaat bij de autonomietherapie minder om de angsten en juist meer om de persoon. “Uit wat voor familie kom je? Was je altijd bezig met wat anderen nodig hebben, is je verteld dat je iets toch niet kan? En wat deed je dan?” Kunst heeft het over “overlevingsstrategieën”: manieren die mensen zichzelf aanleren om met moeilijke situaties om te gaan. Bijvoorbeeld nooit je mond opentrekken, of alles continu overdenken.

Het is bij deze behandeling belangrijk dat mensen nagaan wat ze zelf willen, en wat ze daarvoor moeten doen. “Anders gaat het niet werken.” Een eerstejaarsstudent op kamers die nauwelijks de deur uitkomt, wil misschien wel heel graag vrienden maken, bijvoorbeeld bij een sportvereniging. “Heb je advies nodig, wil je weten hoe anderen het doen? Dan kun je bijvoorbeeld een vriendin bellen, om het te hebben over hoe je een leven opbouwt in de stad.”

Een alternatief

De resultaten, waarop Kunst eind oktober promoveerde, zijn hoopvol. De autonomieversterkende behandeling werkt weliswaar niet beter dan cognitieve gedragstherapie, maar wel net zo goed. Voor het verbeteren van zelfwaardering en autonomie, én voor het verminderen van angsten. En daarmee zijn er nu twee uiteenlopende behandelmethoden voor angststoornissen, waarvan wetenschappelijk is bewezen dat ze werken.

De klinische praktijk lijkt er alvast warm voor te lopen. Autonomieversterkende therapie werd al gegeven, maar het ontbrak nog aan onderbouwing. Dat verklaart wellicht deels het animo: “Ik ben overladen met berichten van tientallen therapeuten en mensen uit de GGZ. Ik was echt verbijsterd.”

Al wil Kunst niet teveel vooruitlopen op de zaken. “Dit is nog maar één trial, we moeten voorzichtig zijn.” De groepsgrootte kan bijvoorbeeld uitgebreid worden om nog specifiekere resultaten te krijgen. “We hebben geen verschillen gevonden tussen de twee groepen, wat niet betekent dat er geen kleine verschillen zijn.” Maar dat is voer voor vervolgonderzoek.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.