Mensen sterven terwijl jij stemt

Ik mag nog even plaatsnemen en dan komt er zo iemand bij me, vertelt de persoon met de kappersschaar me. Tijdens het wachten scrol ik door het laatste nieuws, waardoor de kapperszaak futiel afsteekt tegen de verhalen en beelden van andere levens.

Beeld: Ton Toemen

Ergens, niet zo ver van ons vandaan, trilt de vloer onder iemands voeten, worden daken boven hoofden weggekaapt en wordt de lucht gevuld met de onheilspellende geluiden van destructieve oorlogsuitvindingen.

Om het ongelukkige lot van anderen te verklaren, zoeken we vaak naar allerlei rationele argumenten, las ik eens. De ander zal wel een fout hebben begaan of zag het gevaar niet op tijd aankomen, zeggen we dan. We doen dit, zodat we ons kunnen vastklampen aan de overtuiging dat leed geen onlogica kent en niet iets is wat ons allen kan overkomen, maar dat het altijd een gegronde oorsprong heeft.

Alleen soms is het willekeur en ben je simpelweg in een bepaald land, in een bepaald lichaam, met een gegeven oogkleur, geboren. Dat wil niet zeggen dat de één het leed meer of minder verdient dan de ander.

Het zonnige weer en het goede, lome gemoed van de mensen staat in schril contrast met het nieuws van de afgelopen week. Zo vergeet ook ik weer even het geweld en de onrust en begeef me van de kapsalon naar de tweedehands boekenwinkel.

In de winkel ga ik op zoek naar een boek van een vrouwelijke auteur. Op mijn nachtkastje ligt ‘Mannen zonder vrouw’ van Murakami en hoewel hem zeker lof toekomt, verlang ik na een paar verhalen over mannen zonder vrouw naar een ander perspectief. 

Binnen het segment ‘filosofie’ zijn de mannen in overvloed en blijkt het zoeken naar vrouwennamen een opgave. Wel vind ik, tot mijn verbazing, twee boeken van een man die iedereen kent als de politicus wiens politiekvoering bestaat uit uitspraken zoals: ‘Hoeveel genders heb jij vandaag?’

De filosofie en dergelijke betreurenswaardige uitlatingen zijn in mijn ogen twee onverenigbare, ver uit elkaar verwijderde aangelegenheden. Ik vind, goddank, uiteindelijk ook een paar vrouwelijke filosofen en voel een ongebruikelijke dankbaarheid voor de bescheiden selectie.  

Terwijl ik terug naar huis fiets, kijk ik in de ogen van mensen die zich verkiesbaar stellen voor de gemeenteraad. Hun gezichten staan uitgebeeld op borden die ondanks de harde wind fier overeind blijven staan. Dit is geen willekeur: we kiezen zelf naar wiens ideeën we luisteren, wiens boeken we lezen en op wie we stemmen.

Twee dagen geleden las ik het gedicht ‘Bosnisch deuntje’ van Joseph Brodsky, vertaald door Anneke Brassinga. In de vierde strofe schrijft Brodsky:

                Mensen sterven terwijl jij stemt
                op de zoveelste kekke vent
                die tot kalm wegkijken maant – zo komen
                mensen om.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.