Johan de Vries en de geschiedschrijving van de universiteit
Elke maand plaatst projectleider Academisch Erfgoed Pieter Siebers kenmerkende gebeurtenissen, personen, gebouwen of objecten in historisch perspectief. Deze keer: Johan de Vries en de geschiedschrijving van de universiteit.
Pas recent werd vernomen dat historicus Johan de Vries is overleden, op 13 oktober 2021, in de leeftijd van 94 jaar. De Vries heeft een belangrijk aandeel gehad in de geschiedschrijving van deze instelling, in de periode dat die nog door het leven ging als Katholieke Hogeschool Tilburg. Hij was van 1967 tot en met 1981 gewoon hoogleraar in de economische geschiedenis, en – met dezelfde leeropdracht – van 1982 tot en met 1992 buitengewoon hoogleraar. In die laatste periode was zijn hoofdbetrekking die van economisch historicus van De Nederlandsche Bank.
De Vries is de auteur van het tweede deel van de geschiedschrijving van het huidige Tilburg University, die in 1927 werd opgericht als Katholieke Handelshoogeschool Tilburg (en nadien nog enkele malen van naam zou wijzigen). Het beslaat de periode van 1955 tot 1977 en verscheen in augustus 1981, drie jaar na het eerste deel, dat geschreven was door Hans Bornewasser. De Vries beschreef in bijna 450 pagina’s (inclusief notenapparaat et cetera) een turbulente periode, waarin de hogeschool een grote groei doormaakte, in 1962 verhuisde van de binnenstad naar de campus en twee nieuwe faculteiten en de subfaculteit Psychologie mocht verwelkomen. Bovendien kwam de instelling in het nieuws doordat er in het voorjaar van 1969 kortstondig ‘Karl Marx Universiteit’ op de gevel stond en, in april 1969 vanwege de eerste universiteitsbezetting van Nederland.
Nestor van de bedrijfshistorici
De Vries studeerde economie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1959 promoveerde (cum laude) op het proefschrift ‘De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw’. Hij legde zich toe op bedrijfsgeschiedenis, en schreef onder meer het ‘Gedenkboek van de Kamer van Koophandel Amsterdam’ (1961) en ‘Geschiedenis der chemische industrie’ (1961). Tevens was hij auteur van boeken met een breder karakter als ‘Moderne geschiedenis van Nederland’ (1965) en ‘Ontsloten poorten, Vijftig jaren volksuniversiteit in Nederland 1913-1963’. In 1972 werd hij benaderd voor de geschiedschrijving van de hogeschool, waar hij aanvankelijk van afzag omdat hij ervoor terugschrok zich ‘gedurende lange tijd te binden aan een opdracht vol onvoorziene en voorziene voetangels en klemmen’.
De Vries, die wel is getypeerd als de nestor van de Nederlandse bedrijfshistorici, stipte daarmee het probleem aan van historici die in opdracht werken en die zich bovendien doorgaans ook moeten verdiepen in de levende geschiedenis. In vraagstukken waarvan de aard en betekenis zich niet altijd onmiddellijk openbaren en waar de meningen vaak over verdeeld zijn. `In het voorwoord van het tweede deel van de Tilburgse geschiedschrijving schrijft De Vries daarover dat zijn aanpak zich onderscheidt van die van Bornewasser, auteur van het eerste deel) waar het gaat om ‘toon en interpretatie’, maar ook “dat hetgeen thans geboden wordt, uitsluitend de visie van de schrijver is en derhalve geheel voor zijn verantwoordelijkheid komt”.
Het is niet uitgesloten dat De Vries bij het schijven van die regels dacht aan zijn niet altijd even welwillende observaties over de democratisering van het onderwijs dat begin jaren ’70 vorm kreeg en zijn typering van de ‘nieuwe’ student, afkomstig uit milieus waar een academische opleiding niet tot de vanzelfsprekendheden behoorden. De Vries, zelf een wat statige man, memoreert in zijn boek dat Ton Koster, een van de latere bezetters, in 1966 de eerste student was met een spijkerbroek. Er spreekt iets van dedain uit, en de beleving van mensen zelf ontbreekt. Anderzijds illustreren dergelijke passages De Vries’ oog voor detail, zonder dat de grote lijnen uit het oog verloren wordt.
Onthechting en vrijheid
De Vries, die afscheid nam van de instelling in 1992, documenteerde een tijd van onthechting en nieuwe vrijheden, daarbij zelf balancerend tussen distantie en betrokkenheid. Zijn geschiedschrijving is ruim veertig jaar na verschijnen nog steeds lezenswaardig, en is in 2004 terecht herdrukt naar aanleiding van het 75-jarige bestaan van de universiteit, toen ook het derde deel verscheen. Bij de presentatie daarvan werd een filmportret van De Vries vertoond, dat werd toegelicht door Jochen Bläsing en Karel Veraghtert, hoogleraren die zich ook hadden toegelegd op bedrijfsgeschiedenis.
De laatste was een van de auteurs van deel drie, dat handelt over de periode 1977-2022. In 2027 bestaat Tilburg University honderd jaar en dat is een mooie gelegenheid om niet enkel de laatste 25 jaar tot onderwerp te nemen. Ook het belang en de betekenis van de inzichten en ontwikkelingen van de jaren die zijn geboekstaafd door de Vries verdienen in zo’n vierde deel de aandacht. Al was het maar omdat, zoals Goethe schreef, de generaties van nu steeds weer ontdekken wat de vorige vergeten zijn.
Pieter Siebers is kunsthistoricus en verantwoordelijk voor het academisch erfgoed van Tilburg University. Hij is verbonden aan de divisie Executive Services en schreef onder meer de Kleine encyclopedie – Tilburg University 1927-2017, waarin heden en verleden van de instelling worden belicht. Meer informatie over de geschiedenis van de universiteit vind je op het erfgoedportaal.