Intensieve veehouderij in Noord-Brabant: ‘Zo’n moeilijke kwestie, waar is Tilburg University?’
Stikstofcrisis, drinkwater- en bodemvervuiling, gezondheidsklachten en stankoverlast. De negatieve gevolgen van de intensieve veehouderij stapelen zich op in Noord-Brabant. Moet dit probleem niet hoger op de onderzoeksagenda van Tilburg University staan? Een aantal onderzoekers vindt van wel.
Noord-Brabant is de meest veedichte provincie van Nederland en de meest veedichte regio van Europa. En dat zorgt voor grote problemen. Door de hoge stikstofuitstoot neemt de biodiversiteit snel af. Omwonenden van grote veehouderijen kampen vaak met gezondheidsklachten, drinkwatervervuiling neemt toe en de kans op nieuwe zoönosen is groot. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de slechte arbeidsomstandigheden in de vleesverwerkende industrie.
Hoewel de problemen rondom de Brabantse intensieve veehouderij zich afspelen in de achtertuin van Tilburg University, is het geen zichtbaar onderwerp binnen de universiteit. Laat staan dat het een hoofdthema is. In de nieuwe strategie van de universiteit, Weaving Minds & Characters, is duurzaamheid wel een terugkerend onderwerp, maar wordt de connectie met de agrarische sector niet gelegd. Opmerkelijk voor een universiteit die als motto ‘understanding society’ heeft. En met haar specialisatie in mens- en maatschappijwetenschappen juist kan bijdragen aan de oplossing van dit probleem.
Er zijn aan Tilburg University wel individuele wetenschappers die zich bezighouden met deze thematiek of met gerelateerde onderwerpen, zoals milieu, klimaatverandering en duurzaamheidstransitie. Univers sprak met een aantal van hen en vroeg onder andere hoe hoog de veeteeltkwestie op de TiU-agenda staat. En moet de universiteit niet meer doen?
“Jammer genoeg niet zo hoog”, vermoedt Joks Janssen, praktijkhoogleraar Brede Welvaart en onderzoeker gebiedsontwikkeling bij Het PON-TELOS. Hij schreef verschillende artikelen over de gevolgen van de intensieve veehouderij in Brabant. “In het verleden was er meer verbondenheid tussen de universiteit en de Brabantse boerenstand en dus met deze agrarische problematiek. Lange tijd was er zelfs een bijzondere leerstoel, die werd gefinancierd door de Christelijke Boerenbond (tegenwoordig ZLTO red.).”
‘In het verleden was er meer verbondenheid tussen de universiteit en de Brabantse boerenstand’
Die verbondenheid is de afgelopen jaren volgens Janssen naar de achtergrond verdwenen. Er zijn wel onderzoekers die naar verschillende elementen van dat landbouwvraagstuk kijken, maar niet vanuit een meer integraal perspectief. “Het zou een mooie uitdaging zijn voor Tilburg om dat wel te doen. Om te kijken of we die kennis kunnen toepassen en de samenleving kunnen helpen om dit probleem te tackelen.”
Waar is Tilburg Unversity?
Ook Carla Koen, hoogleraar technologie strategie en entrepreneurship (TIAS) vindt dat Tilburg University een meer zichtbare rol kan spelen op dit vlak. Als er een vraagstuk is waarvoor de universiteit iets zou moeten betekenen, dan is het volgens haar wel de negatieve impact van de intensieve veeteelt. “Zo’n moeilijke kwestie in Brabant, waar is Tilburg University?” De universiteit kan volgens Koen duiden wat het probleem is, maar vooral ook meedenken over oplossingen. Zelf deed ze dat door deel te nemen aan de Taskforce Verdienmodellen Kringlooplandbouw die in 2019 werd ingesteld door minister Carola Schouten.
“Ik heb mezelf afgevraagd: kunnen wij als universiteit dan maar weinig betekenen op dit gebied? En dan denk ik: nee! Want als er iemand kan meedenken over verdienmodellen en management van bedrijven, over gedragsverandering en de psychologische en morele component van dit alles, dan is het Tilburg University. We hebben misschien geen ecologen en biologen die iets kunnen vertellen over de stand van de natuur, maar aan de andere kant, die zijn er al genoeg. Waarom denk je dat ik in Carola Schoutens taskforce zat? Om het verdienvermogen van die boeren te onderzoeken. Als ze naar minder vee moeten, hoe moeten ze dan hun broek ophouden?”
Vanuit diezelfde gedachte is Joks Janssen er een voorstander van om een aantal Tilburgse onderzoekers bij elkaar te zetten om hun kennis te integreren. “Om echt tot systeemoplossingen te komen, want daar worstelt Den Haag ook mee. Men heeft het over ‘perspectief voor de boeren’, maar hoe ziet dat er dan uit? Hoe krijg je de boeren mee en hoe zorg je ervoor dat de samenleving het kan dragen? Een uiterst interessant vraagstuk, dat nu vooral door Wageningen University wordt opgepakt. Het zou mooi zijn als ook Tilburg meedoet.”
Wetenschap wordt niet altijd gewaardeerd
Reyer Gerlagh, hoogleraar milieueconomie en directeur van het Tilburg Sustainability Center, wil de rol die de universiteit kan spelen in dit agrarische vraagstuk nuanceren. “Ik doe al twintig jaar onderzoek naar de energietransitie en klimaatverandering. Er is in die tijd weinig geluisterd naar de wetenschappers, dat helpt niet voor de motivering.”
Gerlagh is daarom minder overtuigd dat academici met hun onderzoek een grote bijdrage kunnen leveren aan de oplossing voor een maatschappelijk probleem. “Ja, we kunnen een bijdrage leveren, maar als de maatschappij er niet rijp voor is, dan valt die bijdrage ook tegen.” Waaraan hij later nog toevoegt: “Veel milieuproblemen vragen niet om nieuwe wetenschappelijke kennis. We weten al heel lang dat we van fossiele brandstoffen af moeten en dat we minder stikstofverbindingen moeten uitstoten. De problemen zijn politiek, niet zozeer wetenschappelijk, en wetenschappers zijn geen consultants.”
De gevolgen van de intensieve veeteelt staan in ieder geval bovenaan het lijstje van hoogleraar internationaal en Europees milieurecht, Jonathan Verschuuren (TLS). De landbouw- en voedseltransitie (van intensieve naar duurzame landbouw en van een hoofdzakelijk dierlijk naar een grotendeels plantaardig dieet) is al jaren zijn belangrijkste onderzoeksthema.
Als jurist kijkt hij naar juridische instrumenten die deze transities in gang kunnen zetten, zoals luchtkwaliteit-, water- en biodiversiteitswetgeving. Maar ook naar instrumenten die de consument naar duurzamere keuzes kunnen sturen, zoals een vleestaks.
‘Dit vraagstuk gaat de komende decennia bepalend zijn voor de toekomst van de aarde’
“Ik vlieg het onderwerp aan vanuit klimaatverandering. Maar omdat de veehouderij binnen de agrarische sector, met afstand, de belangrijkste bijdrage levert aan klimaatverandering, is deze discussie nauw verweven met de stikstofdiscussie. En met alle andere discussies over de negatieve gevolgen van de veehouderij op het gebied van biodiversiteit, water-, bodem- en luchtkwaliteit, en volksgezondheid.”
Moet Tilburg University een grotere rol pakken om deze thematiek te duiden en te zoeken naar oplossingen? “Ja, dat durf ik wel te zeggen. Niet alleen omdat dit vraagstuk de komende decennia zo belangrijk en bepalend gaat zijn voor de toekomst van de aarde. Maar ook omdat dit voor de provincie Brabant het grootste milieuvraagstuk is, met een belangrijke sociale component.
“We hebben veel plattelandsgemeentes in Brabant, de strijdt die er nu lijkt te zijn tussen stad en platteland, dat is een heel groot issue. Superbelangrijk voor een universiteit die zich bezighoudt met maatschappelijk relevante onderwerpen.”
Tijd voor een academische werkplaats duurzame landbouw?
Verschuuren was betrokken bij de oprichting van de academische werkplaats klimaat en energietransitie. Hoewel het thema van de intensieve veehouderij en haar gevolgen daarin past, komt het er niet zichtbaar in terug.
“Er is bij de oprichting van de werkplaats afgesproken om eerst met energietransitie-onderwerpen aan de gang gaan en later met bredere klimaatonderwerpen, zoals landbouw en voedsel. Simpelweg omdat je niet alles ineens kunt doen en er juist op het gebied van energie al veel concrete contacten waren.”
De impact van landbouw is volgens Verschuuren zo groot, dat het zich gemakkelijk zou lenen als thema voor een afzonderlijke academische werkplaats. “We weten dat de voedselvraag enorm blijft stijgen, door bevolkingsgroei en welvaartstijging. We moeten ervoor zorgen dat er aan die vraag wordt voldaan in een nieuw voedselsysteem. Want als we nog meer vlees gaan produceren voor al die mensen, dan loopt het helemaal uit de hand. Dit is een van de belangrijkste onderwerpen allertijden. En in zekere zin zelfs belangrijker dan de energietransitie, omdat het zoveel complexer is.”
Een succesvolle voedseltransitie hangt volgens Verschuuren niet alleen af van de landbouwsector, maar ook van de consument. Die moet andere dingen gaan eten. Juist daarom is het een onderwerp dat thuishoort bij een universiteit gespecialiseerd in mens- en maatschappijwetenschappen.
‘Hoe krijg je een mens zo ver dat die afstapt van zijn dagelijkse gehaktbal?’
“Hoe krijg je een mens zo ver dat die afstapt van zijn dagelijkse gehaktbal en naar iets plantaardigs gaat? Ik vind dat een heel spannend onderwerp. Je kan dat juridisch en economisch sturen, met beprijzinginstrumenten. Maar het heeft ook heel erg met psychologie en sociologie te maken, met rolmodellen in de samenleving, de invloed van sociale media. En het is een groot bestuurskundig thema, we zien een scheiding ontstaan tussen boeren en overheid, tussen stedelingen en platteland. Wat betekent dat voor besluitvormingsprocessen en beleid? Ik denk dat al onze faculteiten hier wel iets mee kunnen.”
Naar een duurzaam voedselsysteem
Ook Joks Janssen vindt dat je dit probleem niet alleen bij de boer mag leggen. “Kijk naar het totale systeem van landbouw, voedselproductie en consumptie. We moeten naar een duurzamer voedselsysteem toe, maar dat doe je niet van de ene op de andere dag. Ik denk dat de universiteit daar echt bij kan helpen, door in gesprek te gaan met burgers en bedrijven en te kijken wat de verschillende componenten van dat nieuwe systeem moeten zijn.
Onderzoekers kunnen verschillende bestanddelen van zo’n nieuw ontwerp testen. Op het gebied van voedsel- en gedragskeuzes kun je gedragsexperimenten doen, samen met supermarkten. De universiteit kan ook debat stimuleren, bijvoorbeeld over het menu van de toekomst, hoe ziet dat eruit en welke concessie ben je bereid te doen?”
Dat er nog geen academische werkplaats duurzame landbouw of voedseltransitie bestaat in Tilburg heeft volgens Verschuuren onder andere te maken met het feit dat er weinig sturing is van bovenaf. “Dat is de academische vrijheid. Mensen binnen een universiteit bepalen zelf wat zij belangrijk vinden en doen daar onderzoek naar. Vaak komen die initiatieven van onderop.”
Janssen herkent dat: “Als er binnen een universiteit een aantal mensen zijn met vergelijkbare specialisaties, dan kun je die bundelen. Er zijn in Tilburg wel een paar onderzoekers die zich met deze onderwerpen bezighouden, maar ik denk dat die nu nog te veel op een eilandje zitten.”
Reyer Gerlagh ziet nog een andere reden: “Er zijn zoveel interessante onderwerpen. Als ik mijn collega’s de vrije hand geef, dan kunnen ze heel veel onderwerpen vinden die mogelijk interessanter zijn.”
Een prachtig ‘plattelandschap’
Als Tilburg University duurzaamheid echt belangrijk vindt, dan moet zij juist dit thema van intensieve veehouderij opnemen in haar strategie, vindt Carla Koen. De universiteit kan faciliteren dat Tilburgse onderzoekers met overlappende interesses in contact komen met elkaar, zodat er kruisbestuiving ontstaat.
“Je kunt iedere hoogleraar in zijn ivoren torentje laten zitten, maar dan gebeurt er niks. Onderzoek welke kwaliteiten we al in huis hebben, in welke departementen zitten die? Is het voldoende om een onderzoeksagenda op te zetten? Waarschijnlijk kom je dan tot de conclusie dat je nog niet voldoende massa hebt. Kijk vervolgens welke vaardigheden er ontbreken en ga op zoek naar mensen die de leemtes kunnen invullen. Zo gaat dat ook bij andere universiteiten.”
Waar de ontwikkeling van een interdisciplinair onderzoeksthema uiteindelijk mee valt of staat, is of er budget voor wordt vrijgemaakt. Daarover zijn de geïnterviewden het eens. Jonathan Verschuuren: “De enige optie is dat je er geld voor reserveert, mensen uitnodigt om zich hierbij aan te sluiten en ze vrijkoopt van andere taken. Een andere mogelijkheid is dat je externe middelen gaat werven. Als het je lukt om een grote beurs binnen te halen kun je gemotiveerde onderzoekers aannemen en dan gaat het rollen.”
Het is een thema dat in ieder geval leeft onder de nieuwe generatie wetenschappers, merkt Jonathan Verschuuren tijdens zijn colleges. Het stemt hem hoopvol: “Dit onderwerp, voedsel en vlees, leeft ontzettend bij studenten. Als ik daar iets over zeg tijdens colleges heb je meteen discussie en lijkt het haast alsof alle studenten vegetarisch of vegan zijn. Dat was in het verleden absoluut niet aan de orde, je ziet echt een enorm verschil.”
Ondertussen hoopt gebiedsonderzoeker Joks Janssen dat er iets uit dat verleden terugkeert: “In de jaren vijftig zoemde het Brabantse boerenland van de insecten en vogels. Het was een rijk en afwisselend cultuurlandschap met kruidenrijk grasland, meidoornhagen en bosschages langs akkerranden. Heel anders dan de huidige monotone maisvelden, de weilanden met Engels raaigras en de grote veestallen.
“Ik hoop dat Brabant iets van die tijd in ere herstelt. Dier- en natuurvriendelijker boeren. Veel verschillende landbouwvormen, die resulteren in een prachtig ‘plattelandschap’. Dat is mijn droom.”
Wat zijn de gevolgen van de intensieve veehouderij in Noord-Brabant?
Noord-Brabant is de meest veedichte provincie van Nederland en de meest veedichte regio van Europa. Er zijn heel veel landbouwdieren op een relatief klein stukje grond. Ongeveer de helft van alle Nederlandse varkens zit in een Brabantse stal, bijna 5,5 miljoen. Met ruim 25 miljoen kippen is Brabant ook in deze sector koploper, dit is een kwart van het totale aantal kippen in ons land. Noord-Brabant heeft bovendien de meeste geiten: bijna tweehonderdduizend, een kwart van alle Nederlandse geiten. Tot slot loopt er veel rundvee rond in Brabant: bijna 600,000, alleen in de provincie Gelderland zijn het er meer.
Veel van die landbouwdieren zitten in megastallen. Nederland telde 999 megastallen in 2021, daarvan staan de meeste (289) op Noord-Brabantse grond. Milieudefensie berekende dat grofweg 80 procent van het voedsel dat op deze intensieve wijze in Brabant wordt geproduceerd voor de export is.
Opvallende cijfers, maar wat zijn de gevolgen van deze vee dichtheid voor mens, dier en milieu?
Een van de bekendste en meest besproken gevolgen van intensieve veehouderij is het stikstofprobleem. Kort samengevat: door te veel stikstof in de natuur verzuurt de bodem. Veel bomen, planten en kruiden kunnen daar niet goed tegen en verdwijnen. Met als gevolg dat er ook dieren verdwijnen zoals bijen, insecten en vogels. Hierdoor neemt de gehele biodiversiteit af. De landbouw zorgt voor ongeveer 60% van de stikstofuitstoot, door mest, maar ook uit kassen en door landbouwvoertuigen.
Er zijn ook andere problemen die ontspruiten uit de intensieve veehouderij. Bijvoorbeeld gezondheidsklachten bij omwonenden van veehouderijen: zoals stankoverlast, luchtwegproblemen door o.a. fijnstof en zoönosen, oftewel infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan.
Zoönoses, vervuiling en arbeidsomstandigheden
Een vrij recent voorbeeld van zo’n zoönose is Q-koorts, een ziekte die in Nederland oversprong van geiten en schapen op de mens. De grootste Q-koortsuitbraak ter wereld vond plaats in Nederland, tussen 2007 en 2011. De ziekte verspreidde zich via besmette geitenhouderijen, eerst in Brabant en later over het hele land. Duizenden mensen werden ziek, bijna 600 mensen kampt nog steeds met chronische Q-koorts en 107 mensen zijn sindsdien overleden.
Verder zijn er problemen met drinkwater. In 2017 sloegen waterbedrijven alarm over de bedreiging van de drinkwaterwinning door mest. Zuivering wordt steeds duurder en complexer. In Brabant zijn daarom de afgelopen jaren verschillende grondwaterwinpunten voor drinkwater permanent gesloten vanwege vervuiling door mest.
Een relatief onbekend probleem zijn de slechte arbeidsomstandigheden in de vleesverwerkende industrie. Er werken zo’n 12.000 mensen in de vleessector, waarvan 90 procent een flexcontract heeft en net boven minimumloon verdient. Het overgrote deel is arbeidsmigrant en heeft te maken met gebrekkige woonomstandigheden.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over de leefomstandigheden van die miljoenen dieren in de intensieve veehouderij. Over de gevaren van antibiotica resistentie door overmatig antibiotica gebruik in de veeteelt. Of over de bossen, oerwouden en andere natuur die plaats moeten maken om voer te verbouwen voor al dat vee. Met als gevolg dat de aarde nog sneller opwarmt.