Manon Voogt: ‘Waar blijft de hond na een echtscheiding? Dat wilde ik weten’
Een literatuuronderzoek, experimenteren in het lab of toch in de weer met SPSS? De studenten van Tilburg University schrijven de meest uiteenlopende scripties. In de rubriek Masterscriptie licht Univers er maandelijks eentje uit. Deze keer: vijf vragen aan Manon Voogt. Zij studeerde Rechtsgeleerdheid en was benieuwd of een hond na een echtscheiding op dezelfde manier verdeeld mag worden als een stoel of een tv.
Waar kwam de inspiratie voor jouw scriptieonderwerp vandaan?
“Mijn hele familie is harstikke dol op de hond van mijn ouders. Aan de keukentafel hebben we, voor de lol, dan ook meer dan eens de theoretische discussie gevoerd wie hond “Boris” mee zou mogen nemen na een eventuele echtscheiding. Hopelijk gebeurt dat nooit natuurlijk! Voor een kind kun je een omgangsregeling treffen, maar hoe zit dat met een hond? Verdeel je die, zoals je de inboedel verdeelt? Toen ik een scriptieonderwerp mocht bedenken, kwam deze vraag meteen in me op.”
Wat heb je onderzocht?
“In 2013 is de zogenaamde ‘goederenrechtelijke status’ van het dier opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Dit is bepaald in artikel 3:2a Burgerlijk Wetboek. Dit wetsartikel is een implicatie van de kaderwet Wet Dieren. Maar volgens mij zit dit artikel echt nog in de opstartfase. Enerzijds staat er namelijk dat dieren ‘geen zaken zijn’, en dus niet hetzelfde als een boek, kast of stoel. Maar daarna volgt dat dieren wel mogen worden beschouwd als zaken, met inachtneming van verschillende waarden zoals de openbare orde en goede zeden.
“Ik wilde weten of de formulering van artikel 3:2a BW voor de Nederlandse rechtspraak voldoende duidelijk is, én of de inwerkingtreding van dit nieuwe wetsartikel binnen het Nederlands goederenrecht daadwerkelijk een verschil heeft gemaakt in de verdeling van honden na het verbreken van een liefdesrelatie. De keuze voor honden is trouwens geen toevalligheid, omdat ik zelf een hond heb.
“Onderzoek wijst namelijk uit dat mens en hond daadwerkelijk in staat zijn om een emotionele band op te bouwen. Een baasje maakt het hormonale stofje oxytocine aan wanneer hij zijn hond ziet. Bij veel andere dieren is dit niet het geval, en daarom heeft mijn masterscriptieonderzoek niet zonder meer betrekking op alle (huis)dieren, zoals een goudvis of parkiet.”
Hoe heb je dat aangepakt?
“Ik heb drie dingen gedaan. Allereerst heb ik gekeken naar de bedoeling van de wetgever. Wat was de achterliggende gedachte van de wetgever bij het bedenken en in werking treden van dit nieuwe wetsartikel? De kaderwet Wet Dieren draait om de erkenning van de intrinsieke waarde van een dier. Dieren moeten volgens die wet behandeld worden als levende wezens met gevoel. Als ik vanuit die context artikel 3:2a BW benader, kom ik tot de conclusie dat de wetgever haar huiswerk niet goed genoeg heeft gedaan: de formulering is té ambivalent.
“Daarnaast heb ik het Nederlandse wetsartikel en de context daarvan vergeleken met dat van België. Het Belgisch rechtssysteem heeft namelijk veel overeenkomsten met dat van ons, zo ook het Burgerlijk Wetboek. En tenslotte heb ik een jurisprudentieonderzoek uitgevoerd. Heeft dit nieuwe wetsartikel geleid tot een verschil in de rechtspraak? Doen rechters nu iets anders; houden zij sinds 2013 meer rekening met het dier als een levend wezen met gevoel?”
Wat waren je opvallendste observaties?
“De toename van rechterlijke uitspraken waarin de intrinsieke waarde van de hond werd meegewogen is – statistisch bezien – slechts vier procent. Dat is teleurstellend, want bij de inwerkingtreding van een nieuwe wet hoopt men altijd op een grotere maatschappelijke impact. Ik ben ervan overtuigd dat dat komt omdat artikel 3:2a BW multi-interpretabel is, en er juist daardoor een groot onderscheid is in de manier waarop van verschillende rechters oordelen over de boedelverdeling na het verbreken van een liefdesrelatie.
“In 2016 hield een rechter rekening met het stressgehalte van de betreffende hond. Sterker nog, er werd rekening gehouden met het oordeel van een hondengedragsdeskundige. Bij wie was de hond het meest gelukkig? Dit in tegenstelling tot de overweging van een rechter in 2014, waar de rechter koos voor een striktere benadering en de hond werd gelijkgetrokken met een boek, kast of tv. De hond was nu eenmaal een ‘goed’ en moest daarom worden toebedeeld aan diegene dat het eigendom had over het betreffende dier. Twee soortgelijke situaties, maar allebei met totaal andere overwegingen en uitkomsten.
“Kortom: de onderliggende kaderwet Wet Dieren is een mooie ontwikkeling om de intrinsieke waarde van het dier meer te erkennen. Maar daarmee is het nog niet klaar, door de multi-interpretabele formulering staat de erkenning van rechten voor het dier in Nederland nog altijd in de kinderschoenen. In België is men een stuk verder, daar is recent vastgelegd dat dieren méér zijn dan zaken, en dat ze gevoeligheden hebben en biologische noden.”
Heb je nog een tip voor aanstaande scriptieschrijvers?
“Toen ik thuis vertelde wat voor scriptie ik ging schrijven, zei mijn vader: ‘Is dat niet een beetje kinderachtig voor een masterscriptie?’ Maar ik denk dat je altijd moet kiezen voor een onderwerp dat dichtbij je staat en waar je persoonlijk bij betrokken bent, juist omdat het je masterscriptie is. Je wilt je harde werk van de afgelopen vier jaar toch niet afsluiten met een saai onderwerp dat je je later niet eens meer herinnert?”