Ik ben vegetariër en dat mogen jullie best weten

‘Het heeft zin om je principes uit te dragen, het heeft zin om mensen aan te spreken op hun zogenaamde morele neutraliteit, het heeft zin om op de A12 te gaan staan.’

Ik stond nerveus toe te kijken hoe de jongen voor mij houterig een stoel opklom om zich voor te stellen. We waren bij een kennismakingsborrel van het dispuut waar ik uiteindelijk ook bij zou gaan. Terwijl de jongen zich door zijn ongemakkelijkheid heen probeerde te stotteren, kwam een vriend die al lid was nog even naast me staan. ‘Vertel nog maar even niet dat je vegetariër bent. Dan vormen ze meteen zo’n beeld.’

Ik wist wat hij bedoelde. Als ik vertelde dat ik vegetariër was, reageerden mensen eigenlijk altijd verrast. ‘Maar je ziet er helemaal niet vegetarisch uit!’ Wat op meerdere manieren natuurlijk een domme opmerking is. Doorvragen leerde eigenlijk altijd dat men bij vegetariërs een beeld had gevormd van bleke (bij voorkeur lesbische) vrouwen met okselhaar, geitenwollen sokken en een tuinbroek. Gek genoeg hoorde ik hier nooit een mannelijke variant op.

Het gesprek kon vervolgens meerdere kanten op. Je had het je-gaat-me-verdorie-niet-proberen-te-bekeren-gesprek waarin diegene alvast passief agressief benadrukt dat iedereen zelf moet weten wat hij eet, maar dat niemand moet wagen hem op te leggen wat hij wel en niet mag eten. Vaak gevolgd door een cynisch ‘Zo is nou eenmaal de natuur’ en ‘Je hebt als individu toch geen invloed.’

Je had het ik-ga-je-ontmaskeren-als-hypocriet-gesprek waarin diegene (zonder duidelijke aanleiding) ging proberen te bewijzen dat jij een hypocriete lul bent. ‘Weet je wel hoeveel oerwoud er gekapt wordt voor soja?’, ‘Waarom eet je dan wel dingen die gemaakt zijn om op vlees te lijken?’ en ‘Ja, maar dan mag je ook niet vliegen.’

Het zijn niet bepaald leuke gesprekken. Bovendien heb je er vrijwel nooit zelf om gevraagd. Ik ben als kind echt al wel geconditioneerd om er niet zelf over te beginnen: ‘Jij eet geen vlees, dus jij gaat eerder dood!’ Of neem ouders die bij kinderfeestjes zuchtend vroegen of ik wel echt vegetarisch was, of dat het meer een fase was die ik wel even door de vingers kon zien.

Het heeft me altijd geremd om voor mijn principes te gaan staan. Ik was eerder geneigd om het te bagatelliseren. Niet om daadwerkelijk vlees te eten, maar wel door ‘de schuld’ te leggen bij de opvoeding van mijn ouders of om mee te zeuren over vegetariërs/veganisten die wel op de activistische toer gingen.

Achteraf schaam ik me daarvoor.    

De samenleving maakt het me ook makkelijker om nu voor mijn principes te gaan staan. Het aanbod aan vlees- of zuivelvervangers is enorm gegroeid. Dat is mede de verdienste van diegenen die zich wél moreel hebben durven uitspreken. Verandering vindt plaats onder maatschappelijke druk. Het heeft zin om je principes uit te dragen, het heeft zin om mensen aan te spreken op hun zogenaamde morele neutraliteit, het heeft zin om op de A12 te gaan staan.

Demonstraties zijn een signaal richting de overheid, maar ook richting keukentafels en kinderfeestjes. Achter elke activist schuilen tientallen, zo niet honderden sympathisanten die hun stem nog niet (durven) gebruiken.

Tegenwoordig heb je het ik-ben-dan-wel-nog-niet-helemaal-vegetarisch-maar-je-moet-niet-denken-dat-ik-geen-principes-heb-gesprek.

Dat is een goed teken.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.