De schoorsteenmantel van de universiteit

In een krappe eeuw ging de universiteit van 28 naar 20.000 studenten. Er kwamen vestigingen bij in de Tilburgse binnenstad, Den Bosch en Utrecht. Maar wie herinnert zich de rijke geschiedenis van Tilburg University nog, vraagt Pieter Siebers zich af. En wat leert die ons over waar het in de toekomst naartoe moet?

In 2027 bestaat Tilburg University een eeuw, reden voor een ongetwijfeld luisterrijke viering van de honderd jaren die voorbijgingen sinds de instelling van start ging als Roomsch Katholieke Handelshoogeschool. Aan die periode herinneren nog de namen van Cobbenhagen en Goossens, hoogleraren en rectores van het eerste uur naar wie gebouwen op de campus en straten in de omgeving zijn genoemd. De eer van een straat- of pleinnaam is ook te beurt gevallen aan de professoren Gimbrère, Verberne en De Moor.

Een oudere alumnus zal die namen nog iets zeggen, omdat ze grondleggers waren en onder moeilijke omstandigheden een universitaire instelling van de grond trokken. Ze deelden hun ijver en het ideaal om het katholieke volksdeel – wat indertijd nog zeer omvangrijk was – te emanciperen, door een instelling voor hoger onderwijs op economisch terrein te bezorgen. Een academische instelling waarvan de afgestudeerden ‘de handen niet scheef hadden staan voor de praktijk’. Nu noemen we dat valorisatie, of impact.

Dat de namen van Cobbenhagen cum suis wat in de vergetelheid zijn geraakt, staat niet op zich. Ook de kennis over politici, schrijvers of dichters die er een eeuw geleden toch echt toe deden is beperkt, zo blijkt steeds weer uit onderzoek of enquêtes. Debet daaraan lijkt me de tanende aandacht voor geschiedenis als zodanig. Het aantal lesuren dat op middelbare scholen aan geschiedenis wordt besteed is de laatste vijftig jaar met meer dan de helft verminderd. En deze universiteit had ooit op vrijwel elke faculteit een (bijzonder) hoogleraar die gespecialiseerd was in de geschiedenis van het vakgebied.

Veel mensen halen hun schouders op over dit soort ontwikkelingen, door het nut van geschiedenis te betwijfelen. Want wat levert die kennis nu eigenlijk op, anders dan een hoop ongemak over de strapatsen van onze voorvaderen? Godfried Bomans – een ook al vrijwel vergeten schrijver – zei ooit dat een profeet te beschouwen is als een historicus die met zijn gezicht naar voren staat. Ik kon niet traceren waar en wanneer hij dat zei, maar ik meen me te herinneren dat het betrekking had op de katholieke emancipatie, waaraan de Tilburgse universiteit haar bestaan te danken heeft. En wetenschappers, dat zijn de profeten van de moderne tijd.

Deze universiteit heeft haar eigen geschiedenis nooit veronachtzaamd, maar diep gekoesterd is die ook niet. Er zijn weliswaar drie vuistdikke boeken, die steeds een periode van 25 jaar behandelen, maar die genieten een geringe bekendheid. Voor historische doeleinden zijn ze echter onmisbaar en de drie delen brengen de verplichting met zich mee tot een vierde deel, dat dus in 2027 zal verschijnen.

Dat boek, over een eeuw van ontwikkeling en groei zal een wat andere opzet krijgen, onder meer door emeriti en oud-medewerkers aan het woord te laten. En zonder twijfel zal er meer gebruik gemaakt worden van beeldmateriaal dat de afgelopen jaren in de archieven boven water is gehaald door de in 2017 gestarte afdeling Academisch Erfgoed.

Een deel van dat materiaal is sinds eind vorig jaar te zien in enkele vitrines die zijn opgesteld in het Cobbenhagengebouw. Ze bevatten diverse jaarboeken, studiegidsen en wetenschappelijke publicaties, maar ook het eerste logo is er te zien, parafernalia uit de studentenwereld, de cijferlijsten van de latere minister Schmelzer en diverse penningen. Ook de handgeschreven blauwdruk die hoogleraar Cobbenhagen in 1926 schreef voor het onderwijsprogramma, waarin wijsbegeerte een verplicht vak werd genoemd (en wat het nog steeds is), maakt onderdeel uit van de selectie.

In de archieven bevindt zich ook materiaal uit de periode tot 1962, toen de instelling nog was gevestigd aan de Bosscheweg (de huidige Tivolistraat, waar zich nu de tuin van Interpolis bevindt, zie de bovenste foto). De verhuizing van de instelling naar de campus vormde de opmaat tot een onstuimige groei, die tot op de dag van vandaag aanhoudt.

Een jaar na de opening van het eerste gebouw op de campus werden, naast de bestaande economieopleiding, de faculteiten Rechten en Sociale Wetenschappen opgericht. In 1981 kwam daar een experimentele letterenfaculteit bij, waaruit TSHD ontstond, waarna de instelling verder groeide met de komst van TIAS-businessschool en de faculteit Theologie. De objecten en publicaties in de vitrines laten iets van die ontwikkelingen zien. Wat ook niet kan ontbreken zijn foto’s en geschriften uit het roemrijke jaar 1969, waarin de eerste universiteitsbezetting in Nederland plaatsvond – in Tilburg.

Beeld: Dolph Cantrijn

In de vitrines zijn meerdere zaken opgenomen die het brede verhaal van de universiteit aan de orde stellen en bijvoorbeeld verduidelijken dat het onderzoek wat in Tilburg wordt verricht betekenis heeft, ook buiten de universitaire muren. Publicaties als de Atlas of European Values (waarover Trouw nu wekelijks bericht) illustreren dat, of de kinderboeken met teksten van hoogleraren die optraden voor de kinderuniversiteit, die in 2005 van start ging. Bovendien zijn er voorbeelden te zien van impactprogramma’s, waarin kennis wordt ingezet voor concrete zaken als het Zero Hunger Lab – waar wiskunde een grote rol speelt om wereldwijde voedselzekerheid te realiseren.

De vitrines zijn voorzien van QR-codes die het verhaal – ook te vinden op het web – ontsluiten van de instelling die in 1927 van start ging met 28 studenten en er nu zo’n 20.000 telt. Niet alleen op de fraaie, groene campus, maar ook in de binnenstad, in Utrecht en in Den Bosch, waar zich intussen ook vestigingen van Tilburg University bevinden.

Onder meer door expansie – op vrijwel alle gebieden – doet zich steeds weer de vraag stellen hoe de universiteit zich verder zou moeten ontwikkelen. De eigen geschiedenis blijkt tal van aanknopingspunten te bieden, dusdanig dat het loont om er niet met de rug naar toe te staan.

Beeld: Academisch Erfgoed

Pieter Siebers is projectleider Academisch Erfgoed. Na een lang dienstverband aan de universiteit, waarin hij ook hoofdredacteur was van Univers en later de rubriek ‘Old School‘ verzorgde, gaat hij met pensioen. Dit is zijn laatste bijdrage voor Univers.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.