Politiek filosoof Thomas Decreus over debatstijl politici: ‘Het is weinig polariserend en dat is geen goede ontwikkeling’
Het tweede RTL-verkiezingsdebat stond in het teken van woningnood, overbelaste mantelzorgers en zorgen om de portemonnee. Politiek filosoof Thomas Decreus keek gefascineerd naar de sprekers: ‘Een democratie heeft conflict nodig: heldere maatschappijvisies moeten met elkaar in debat kunnen gaan.’
De lijsttrekkers van VVD, D66, PVV, SP, Partij voor de Dieren en BBB zijn het over veel zaken eens: er moeten meer woningen komen, de zorg moet verbeterd worden en hardwerkende mensen moeten aan het einde van de maand meer geld overhouden in hun portemonnee. Ook werden er her en der zelfs complimenten uitgedeeld. Zo kreeg SP-lijsttrekker Lilian Marijnissen veel lof voor de opening van het allereerste zorgbuurthuis in Oss. Grote afwezigen waren de lijsttrekkers van Nieuw Sociaal Contract en GroenLinks-PvdA, Pieter Omtzigt en Frans Timmermans.
Thomas Decreus, politiek filosoof en docent aan Tilburg School of Humanities and Digital Sciences, keek voor Univers naar het debat. Wat hem opviel? Het veelvuldig gebruik van de notie ‘gewone Nederlander’ door de aanwezige politici.
De gewone Nederlander
De manier waarop het debat werd vormgegeven, vindt Decreus fascinerend: ‘Allereerst viel mij op dat lang niet alle politici evenveel spreektijd kregen. Wie het woord greep, mocht het houden. Esther Ouwehand kwam nauwelijks aan het woord. Natuurlijk moet je het woord grijpen, maar de assertiviteit van een politicus in een debat, zegt niets over de kwaliteiten en visie van een politicus.’
‘Daarnaast vroeg RTL haar panelleden waar zij ‘wakker van liggen.’ Hier kwamen verschillende thema’s uit, zoals woningnood, mantelzorg en stijgende prijzen. Deze werden vervolgens door de presentatoren naar voren gebracht als dé problemen waar ‘dé Nederlander’ wakker van ligt. Opmerkelijk, want op deze manier wordt de modale Nederlander min of meer geconstrueerd.’
Ook de politici aan tafel hadden het regelmatig over ‘de Nederlander’ of ‘de gewone Nederlander’. Volgens Decreus is deze woordkeuze zorgwekkend: ‘Met dergelijk taalgebruik suggereren deze politici onterecht dat er zoiets bestaat als een homogene groep Nederlanders die onderling geen verschillende belangen hebben of nooit met elkaar in conflict zijn.’
Dat geldt ook voor de notie van de ‘hardwerkende Nederlander,’ die volgens Decreus mensen buitensluit: ‘Wat is ‘werken’ en wanneer werk je ‘hard’? Ik denk dat ieder mens een ‘hardwerkend wezen’ is. Neem bijvoorbeeld ouders die thuiszitten om op de kinderen te passen en het huishouden verzorgen. Zij zijn bijzonder hard aan het werk maar krijgen hier niet voor betaald. Dat geldt ook voor mantelzorgers die lange dagen maken. Ook zij dragen niet op rechtstreekse wijze bij aan de economische groei van een land. Maar ze werken wel hard. Ik vind het frappant dat geen enkele politicus de notie van de ‘hardwerkende Nederlander’ heeft uitgedaagd.’
Managementpolitiek
De wijze waarop de politici met elkaar het gesprek aangingen, kon ook niet rekenen op het enthousiasme van de politiek filosoof: ‘Ik vond het debat weinig polariserend en dat is niet per se een goede ontwikkeling. Een democratie heeft conflict nodig: heldere maatschappijvisies moeten met elkaar in debat kunnen gaan. Het idee dat politiek in wezen zou moeten gaan over ‘problemen oplossen’, waardoor er geen tijd is om te discussiëren, vind ik bedenkelijk.’
Volgens Decreus werd er in dit debat dan ook een verkeerd beeld van politiek geschetst: ‘Politiek wordt hiermee gereduceerd tot een vorm van management: ‘Wie heeft het beste managementplan voor dit probleem?’ Wilders, Marijnissen of toch Jetten? De wijze waarop de politici zich in dit debat presenteerden, verschilt niet zo veel van de manier waarop bedrijven consumenten proberen te lokken. Strategisch taalgebruik wordt ingezet om zoveel mogelijk mensen aan zich te binden. En natuurlijk willen mensen dat een bepaald probleem wordt opgelost. Maar politiek gaat over veel meer dan problemen oplossen.’
Ideologie
Als het aan Decreus ligt, moet politiek– net als in de negentiende en twintigste eeuw – begrepen worden als een maatschappelijk project: ‘Binnen het liberalisme of het socialisme had men een duidelijk idee van waar de samenleving naartoe moest. Een bepaalde ideologie ging samen met fundamentele waarden, een levenswijze en gemeenschapsvorming.’
‘Dat is tegenwoordig volledig afwezig. Ik denk dat het belangrijk is dat kiezers meer aangereikt krijgen dan een oplossing voor een bepaald probleem en weer betrokken raken bij bepaalde ideologieën. Politiek moet mensen passioneren, verenigen en samenbrengen,’ aldus Decreus.