De zorg voor kinderen met anorexia nervosa kan beter. GGZ en ziekenhuis moeten informatie met elkaar delen
Meerdere keren per dag een vraag krijgen over je gewicht of eetpatroon? ‘Voor patiënten met een eetstoornis ligt dat gevoelig,’ legt voormalig Supply Chain Management-student Aaron Lennips uit in zijn masterscriptie. Hij onderzocht hoe de poliklinische zorg voor kinderen met anorexia nervosa het beste ingericht kan worden.
Waar komt de inspiratie voor jouw masterscriptie vandaan?
‘In het verleden heb ik getwijfeld om fysiotherapeut te worden of op een andere manier werkzaam te zijn in de zorg. Dat heb ik altijd interessant gevonden. Uiteindelijk ben ik via allerlei omwegen in het supply chain management terechtgekomen.
‘Ik wist dat mijn scriptiebegeleider, Vincent Peters, raakvlakken heeft met de zorg en regelmatig scriptieopdrachten van ziekenhuizen ontvangt. Daarom heb ik hem gemaild met de vraag of hij misschien nog een opdracht had die voor mij geschikt zou zijn. Hij bleek een aantal opdrachten op de plank te hebben liggen waarvan anorexia nervosa bij kinderen er eentje was.
‘Ik vond het direct een mooi en aansprekend onderwerp. De afgelopen jaren zijn er een aantal documentaires over dit onderwerp verschenen. Deze documentaires maakten een diepe indruk op mij. Het is een heftig onderwerp, maar ook een hele interessante en mooie doelgroep. Gedurende mijn scriptieonderzoek heb ik veel geleerd over deze psychiatrische aandoening. Er gaat enorm veel schuil achter een eetstoornis.’
Waar gaat je scriptie over?
‘Mijn scriptieonderzoek gaat over het modulair organiseren van de zorg voor kinderen met anorexia nervosa. Ook heb ik gekeken of modulair organiseren de continuïteit van de zorg beïnvloedt. Dat klinkt wellicht wat ingewikkeld. Het modulair organiseren van de zorg kun je vergelijken met losse legosteentjes. Die heb je in allerlei verschillende kleuren, vormen en groottes en ze passen weer op andere legosteentjes. Door ze op elkaar te klikken kun je een eigen bouwwerk maken.
‘Een legosteentje is eigenlijk hetzelfde als een standaard dienst in de zorg. Als je die standaard zorgdiensten met elkaar combineert – vergelijkbaar met legosteentjes die je op elkaar klikt – kun je voor iedere patiënt een gepersonaliseerd zorgaanbod creëren. Dat is belangrijk want elke patiënt is uniek, heeft een eigen achtergrond en levensverhaal. Dat beïnvloedt hoe de juiste behandeling van zo’n patiënt eruitziet en welke componenten daarvoor nodig zijn.’
Hoe heb je dat onderzocht?
‘Ik heb me vooral gefocust op zorgverleners en heb daarom gesproken met kinderartsen van verschillende ziekenhuizen en GGZ-medewerkers. Aan hen heb ik gevraagd welke zorg zij precies leveren aan kinderen met anorexia nervosa. Ook wilde ik weten hoe die zorg er dan precies uitziet en of ik dit modulair kon opdelen. Op die manier heb ik voor zes verschillende ziekenhuizen een schema opgesteld waarin de verschillende zorgdiensten in kaart worden gebracht.
‘Daaruit kon ik opmaken welke zorg er binnen een organisatie ontbrak, welke zorg overlapte met andere zorgorganisaties en hoe dat – door de zorg modulair te organiseren – verbeterd kan worden. Het viel me op dat de GGZ en ziekenhuizen vaak dezelfde informatie vergaren en dit niet met elkaar delen. Dat is niet ideaal en efficiënt. Bovendien komt dat de continuïteit van de zorg niet ten goede.
‘Zo moeten kinderen met anorexia nervosa soms bij verschillende zorgverleners dezelfde vragen beantwoorden. Dat kan lastig zijn, bijvoorbeeld wanneer er twee keer per dag naar hun gewicht of eetpatroon wordt gevraagd. Voor hen zou het dan ook fijn zijn als de zorgverleners de antwoorden op zulke vragen met elkaar delen.
‘Er kwamen ook hele interessante vervolgvragen uit mijn onderzoek die ik helaas niet heb kunnen onderzoeken. Mijn onderzoek richt zich vooral op kinderen met anorexia nervosa. Wat gebeurt er met de zorgverlening van deze kinderen als ze volwassen worden? De kinderarts is dan niet meer verantwoordelijk. Het is onduidelijk wie de zorg dan wel oppakt en hoe deze zorg is ingericht.’
Heb je nog een tip voor aanstaande scriptieschrijvers?
‘Ik heb eigenlijk twee tips. Allereerst zou ik iedereen adviseren om een begeleider te zoeken waarmee je écht een klik hebt. Ik kon het heel goed vinden met mijn begeleider. Hij was eerlijk en gaf direct aan wanneer ik harder moest werken. Op mijn beurt durfde ik ook bij hem aan te kloppen als ik ergens over twijfelde of zijn hulp nodig had.
‘Daarnaast merkte ik dat het mij enorm hielp om mijn scriptieonderzoek te schrijven over een onderwerp dat ik oprecht interessant vond. Daardoor vond ik het niet vervelend om hard te werken, en me in het onderwerp te verdiepen. Ik denk dat deze combinatie ervoor zorgde dat ik zo’n mooi cijfer wist te halen. Deze prettige onderzoekservaring zorgde ervoor dat ik uiteindelijk de wetenschap in ben gegaan. Op dit moment doe ik een PhD-onderzoek aan Erasmus University in Rotterdam.’
Masterscriptie
Een literatuuronderzoek, experimenteren in het lab of toch in de weer met SPSS? De studenten van Tilburg University schrijven de meest uiteenlopende scripties. In de rubriek Masterscriptie licht Univers er maandelijks eentje uit.
Auteur: Aaron Lennips
Titel: Modularity: Increasing continuity of care for children with anorexia nervosa in the Elisabeth-TweeSteden hospital
Begeleider: Vincent Peters
Cijfer: 8,5
Master: Supply Chain Management