Student bestuurskunde Noah Brok is reservist bij Defensie: ‘Een wapen dragen is een enorme verantwoordelijkheid’
Noah Brok (22) is derdejaars student bestuurskunde aan Tilburg University en daarnaast actief als reservist bij Defensie. Als kind speelde hij met speelgoedsoldaatjes, nu is hij militair met een eigen wapen. ‘We zaten in een schuttersputje in de stromende regen een zakje pasta te eten.’
Wat houdt jouw bijbaan als reservist precies in?
‘Het Korps Nationale Reserve is verantwoordelijk voor het bewaken en beveiligen van Nederland. Als er iets aan de hand is, moeten wij er staan. Denk bijvoorbeeld aan de watersnoodramp in Limburg in 2021. Ik was er toen zelf nog niet bij, maar mijn collega’s hebben daar onder andere met zandzakken gesjouwd.
‘Een ramp is een acuut iets, dan moet je er snel zijn. De ceremoniële taken die wij hebben, zoals op Prinsjesdag of 4 en 5 mei, worden uiteraard wel van tevoren gepland.’
Hoe kom je erbij om reservist te worden?
‘Ik vind het leuk om iets voor de samenleving te betekenen, voor iets dat groter is dan mijzelf. Zo ben ik sinds 2019 ook gemeenteraadslid in de gemeente Heusden (Brok was ooit het jongste gemeenteraadslid van Nederland, red.). Daar ligt dezelfde ideologie aan ten grondslag: me willen inzetten voor een ander.
‘Tijdens de coronacrisis zag ik een vacature van Defensie. Daarin werd gevraagd naar mensen die naast hun studie of baan een bijbaan bij Defensie ambiëren. Daar heb ik op gesolliciteerd.
‘Vroeger speelden mijn tweelingbroer en ik vaak met speelgoedsoldaatjes, en met mijn opa keek ik naar oorlogsfilms. Ik bezocht ook wel eens militaire evenementen, daar werd dan bijvoorbeeld met tanks rondgereden. Toen ik ging studeren is die fascinatie een beetje naar de achtergrond verdwenen. Tot ik die vacature zag.’
Een baan als reservist is waarschijnlijk niet voor iedereen weggelegd. Waaruit bestaat de selectieprocedure?
‘Je moet door een uitgebreide fysieke en psychische selectie heen. Tijdens de fysieke selectie moet je laten zien dat je bepaalde afstanden kunt rennen, met gewichten kunt slepen en een aantal kilometer met een rugzak van zo’n dertig kilo kunt lopen. Dat zijn dingen waar je vooraf best goed op kunt trainen.
‘Een reservist is geen beroepsmilitair en daarom hoef je niet aan exact dezelfde eisen te voldoen als een lid van het Korps Commandotroepen, dat is écht een ander niveau. Ik heb veel respect voor mensen die die opleiding voltooien, want dat zijn er maar weinig: zo’n vier op de honderd.’
En op mentaal vlak?
‘Een van de eerste dingen die je meekrijgt, is dat je voor elkaar door het vuur moet willen gaan. Je moet die extra stap kunnen zetten als iemand binnen jouw groep het moeilijk heeft. Verder moet je uitleggen hoe graag je als reservist wilt werken en hoe je denkt met bepaalde situaties om te gaan.
‘Als je die eerste keuring gehaald hebt mag je een tweeweekse interne opleiding doen. Hierin leer je de basisbeginselen van werken bij Defensie, net zoals een gewone militair: schieten, wachtlopen, patrouille lopen en daarnaast veel theorie uit een boek.’
Je gaat meteen met een wapen aan de slag?
‘Op de eerste dag kreeg ik mijn wapen. En aan het eind van de dag werd van mij verwacht dat ik tot in detail wist hoe dat wapen werkt. De dagen daarna heb ik ermee leren schieten en ervoor gezorgd dat het schoon blijft. In de tweede week van de opleiding gingen we een paar dagen en nachten het bos in om alles wat we geleerd hadden in praktijk te brengen.’
Je stapt een totaal andere wereld in.
Lacht: ‘Het is inderdaad iets anders dan studeren. Vooraf wist ik niet precies waar ik aan begon, maar tijdens die opleiding dacht ik: dit is supergaaf werk om te mogen doen! Het is niet te vergelijken met een bijbaan als vakkenvuller, hoewel dat natuurlijk ook waardevol werk is. Maar als je ’s nachts uit je bed wordt gehaald en de vijand jou ter oefening onder vuur neemt… dat is toch een andere ervaring dan werken in de supermarkt.’
Krijg je ook een beter salaris dan in een supermarkt?
‘Ik vind dat je best redelijk betaald krijgt. Als reservist heb je zogenaamde opkomsten. Dat zijn dagen dat je daar moet zijn, in mijn geval bij de kazerne in Oirschot. Meestal zijn dat twee dinsdagen en twee zaterdagen per maand. Je inkomen is afhankelijk van hoeveel dagen je er daadwerkelijk bent, dat kan wel eens verschillen. Ik denk dat het goed is dat reservisten zoveel opkomsten hebben. Het is de bedoeling dat je aan de maatstaven van een militair voldoet, je moet dus op niveau blijven.’
Je vertelt net dat je op de eerste dag meteen een wapen krijgt. Kun je omschrijven wat dat met je doet?
‘Ik vond dat best confronterend. Het is toch een machine waarmee je een ander iets aan kunt doen. Dat is een hele grote verantwoordelijkheid. Juist het besef dat je met zo’n wapen ontzettend veel schade aan kunt richten, maakt dat ik er extra netjes mee omga. Veiligheid staat altijd op nummer één bij Defensie, dat wordt je meteen bijgebracht.’
Om wat voor wapen gaat het eigenlijk?
‘Het is een Colt C7 (standaardwapen van de Nederlandse krijgsmacht, red.), dat is een behoorlijk groot ding. Het wapen ligt achter slot en grendel op de kazerne, ik kan er alleen bij als ik opkomst heb. Tijdens de opleiding heb je het altijd bij je, omdat je moet leren er verantwoordelijkheid voor te dragen. Ik nam het dus ook mee als ik naar de wc moest.
‘Bij Defensie werken vraagt om discipline. Als mijn wapen kapot of vies is, dan is dat mijn verantwoordelijkheid. Als ik iets kwijt ben, moet het héle peloton mee zoeken. Ook als ze moe zijn, of niet geslapen hebben.’ Lacht: ‘Dat gebeurt je dus nooit meer! Dit zijn harde lessen in discipline.’
Welke les neem je als reservist mee in het gewone leven?
‘Dat je leiding moet geven, maar het ook moet kunnen ontvangen. Als raadslid heb ik daar voordeel van: soms moet je de leiding durven nemen of doorslaggevend durven zijn. De leiding nemen gaat me prima af als ik zeker ben van mijn zaak, want ik wil het altijd goed doen. Maar bij Defensie heb ik inmiddels geleerd dat je het niet altijd goed kunt doen.’
Wat vind jij het leukste aan reservist zijn?
‘Het kameraadschap binnen de groep. Je maakt zoveel met elkaar mee dat je echt vrienden wordt. Maar ook als ik een aantal dagen op oefening ben, weinig slaap en dan acties uitvoer waarbij ik gewonden moet helpen. Daarin komt alles terug van wat het is om militair te zijn. Ik herinner me dat we in een schuttersputje in het bos zaten. We aten een zakje pasta terwijl het keihard regende. Ik dacht: het lijkt wel alsof we in een oorlogsserie als Band of Brothers zitten.’