Een katholieke hogeschool. Wie zat daar op te wachten?

De oprichting van de Roomsch Katholieke Handelshogeschool in Tilburg was in 1927 een gebeurtenis van belang. Hoe viel dit in katholieke kringen, en wat vonden de liberalen ervan? Een terugblik.

Spotprent Opening R.K. Handelshogeschool in Tilburg, in: De Notenkraker, 22-10-1927

‘Opklimmend van de eenvoudige, maar streng principieele Kien-, Kaart en Dansclub via de R.K. Geitenfokvereenigingen, Kindervacantie-kolonies, Leenbanken, Spaarverzekeringen en Voetbalbonden zijn we thans gestegen tot de verwezelijking van een van onze hoogste idealen: een R.K. Handelshoogeschool.’

Zo werd op 15 oktober 1927, enkele dagen nadat de Katholieke Handelhogeschool te Tilburg was opgericht, satirisch commentaar gegeven op een gebeurtenis die voor katholiek Nederland van grote betekenis was. Eeuwenlang waren katholieke gelovigen in Nederland achtergesteld en hun zuidelijke provincies als wingewest opgevat, maar sinds hun gelijkberechting (1796) en de mogelijkheid om eigen onderwijsinstellingen op te richten (1857), veranderde dat alles in rap tempo.

Een eigen universiteit

In de eerste decennia van de twintigste eeuw werden er talloze katholieke lagere en middelbare scholen opgericht. De stichting van een eigen universiteit in 1923 in Nijmegen werd door velen gezien als de kroon op die emancipatiestrijd. De priester-onderwijsemancipator Petrus van Gils, die mede aan de wieg stond van de Tilburgse hogeschool, noemde dat proces in één van zijn redes ‘van bewaarschool tot en met de universiteit’. Overeenkomstig de wens van de bisschoppen moest de katholieke leer zich dus ook nestelen in het sociale, culturele en maatschappelijke domein waar de eigen gelovigen actief waren.

Het blad De Notenkraker, waaraan bovenstaand citaat is ontleend, voerde de spot verder op door een aantal onderwerpen eruit te lichten die zeker door katholieke hoogleraren op de nieuwe hogeschool onderzocht zouden worden. Zoals ‘over de beste tactiek, om modern georganiseerden als personeel een Roomsche zaak uit te werken en ze als klanten weer naar binnen te lokken’ of ‘over de verdrijving van zekere handelaars uit den Jeruzalemschen tempel, gevolg van het feit, dat deze lieden nog geen R.K. Handelshoogeschool konden bezoeken’.

Kritiek

Er waren in die tijd echter ook dagbladen die een meer kritisch inhoudelijk geluid lieten horen rond de opening. Zo bekritiseerde de liberaal-economische krant Het Algemeen Handelsblad de ontwikkeling die toen volop gaande was, namelijk dat iedere confessie haar eigen maatschappelijke instellingen kon oprichten.

Al in de editie van 27 april 1926 stelde ene ‘Octavus’ dat juist voor de harde wetenschappelijke vakken, waar hij ook de bedrijfseconomie onder rekende, opdeling naar godsdienstige gezindte niet verstandig was. Hij betitelde dit zelfs als ‘conservatisme’, in bestuurlijk economisch opzicht niet handig, en het zou alleen maar leiden tot nog meer universiteiten en academies.

Op dat moment waren er twee academische handelsopleidingen in ons land: eentje gevestigd als economische faculteit aan de (gemeentelijke) Universiteit van Amsterdam, de andere, opgericht als particuliere instelling, onder de naam van Nederlandse Handels-Hoogeschool Rotterdam (NHH). Laatstgenoemde was van liberale snit en het was juist dat kenmerk dat steeds meer ging knellen voor het katholieke establishment, de Nederlandse bisschoppen voorop.

Cobbenhagen

De sociaal bewogen pauselijke encycliek Rerum Novarum (1891) gaf daartoe het startsein en aan het begin van de twintigste eeuw kwamen er diverse katholieke charitatieve verenigingen tot stand. Dit neemt niet weg dat vanaf de oprichting van de NHH in 1913, bij gebrek aan beter, talloze katholieke burgers maar ook priesters handelsvakken volgden aan de Rotterdamse instelling.

Zo ook Martinus Cobbenhagen, één van de grondleggers van de R.K. Handelshoogeschool. In verschillende kranten werd eraan gerefereerd dat de NHH model stond voor de inrichting van de Tilburgse instelling, maar dat gold vooral voor de vakkensamenstelling en examenstof, zeker niet voor haar liberale grondslag. In de katholieke Volkskrant van 10 oktober 1927 stond ronkend:

‘Natuurlijk wordt de overwinning niet in één dag behaald, maar er is reeds veel bereikt, als de pijlers van het economisch liberalisme aan het schudden worden gebracht. De R.K. Handelshoogeschool moge stevig meewerken om ze te doen instorten en op de puinhopen het gebouw der katholieke economie op te trekken’.

De katholieke moraal

Tijdens zijn openingsspeech stelde Thomas Goossens, de eerste Tilburgse rector magnificus, dat katholieken niet alleen in hun dagelijks leven volgens de katholieke moraal dienden te leven, maar dat ook katholieke industriëlen en werkgevers volgens ethische principes en op basis van een sociaal rechtvaardigheidsgevoel dienden te handelen.

Sommige van deze grote werkgevers hadden daar moeite mee, omdat hun winst daardoor in gevaar kwam (zie de illustratie hierboven). Dit economisch-ethisch handelen was, afgezien van de emancipatiekwestie, een van de motieven om te komen tot een ‘eigen’ handelshogeschool.

Mr. A. baron van Wijnbergen, de voorzitter van het curatorium (vergelijkbaar met het stichtingsbestuur), deed daar nog een schepje bovenop door te stellen dat het niet ethisch zou zijn als de katholieke zuil de heilzame werking van haar levensbeschouwing niet ook zou aanwenden voor de maatschappij als geheel. Het Tilburgse curriculum voorzag hierin door zijn studenten verplicht de vakken filosofie en ethiek te laten volgen, net zoals dat aan de Nijmeegse universiteit ook het geval was.

Spotprent Opening R.K. Handelshogeschool in Tilburg, in: De Notenkraker, 22-10-1927

De minister van onderwijs Marius Waszink, die namens de regering aanwezig was bij de openingsplechtigheid, benadrukte dat deze nieuwe instelling juist ook diende te zorgen voor meer materiële welvaart in de zuidelijke provincies Limburg en Noord-Brabant, omdat het daar vaak nog aan ontbrak. Wetenschappelijke methoden dienden door de daar gevestigde landbouw en industrie aangewend te worden om concurrerend te blijven met het bedrijfsleven in het buitenland. Waszink had dan ook liever gezien dat de Tilburgse instelling Bedrijfs-Hoogeschool in plaats van Handelshoogeschool was gaan heten.

Een nieuwe mijlpaal

In de protestantse dagbladen werd er opvallend weinig aandacht besteed aan het hele gebeuren. De gereformeerde Heraut van 23 oktober 1927 noemde de Tilburgse handelshogeschool alleen in het verband van een pleidooi voor bijzonder (confessioneel) onderwijs en dus gericht tegen het neutraal onderwijs waar de liberalen zo’n grote voorstander van waren. En de krant de (A.R.) Rotterdammer treurde over de verdeeldheid binnen de protestantse kerken in Nederland waardoor dergelijke initiatieven bij hen niet van de grond kwamen.

Desalniettemin, zo ging de journalist verder, ‘belet ons [dit] echter niet ons te verheugen over het feit, dat dit [katholieke] volksdeel weder een school geopend heeft, waarbij de beoefening en bevordering der wetenschap als hoogste gezag de door God geopenbaarde waarheid gehuldigd wordt.’ Hoewel het antipapisme onder protestantse gelederen in de jaren twintig zeker nog niet verdwenen was, kwam dat rond de opening van de R.K. Handelshoogeschool in ieder geval nauwelijks aan de oppervlakte.

In de landelijke katholieke dagbladen als De Volkskrant, De Maasbode en De Tijd werd deze nieuwe loot aan de eigen stam breed uitgemeten. Over meerdere edities, met foto’s en integraal afgedrukte redes kon het Nederlandse katholieken toch niet ontgaan dat hier een nieuwe mijlpaal in hun eigen onderwijsland was bereikt. Een gebeurtenis die wij in 2027 met haar eeuwfeest op grootse wijze herdenken, alleen dan voor iedereen.

Joep van Gennip is Programmamanager Universitair Erfgoed van Tilburg University.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.