Heimwee naar het studentenhuis
Steeds wanneer hij langs zijn oude studentenhuis in de Bisschop Zwijsenstraat fietst, denkt Tom Grosfeld: dat is mijn huis, ik hoor daar te zijn. Hij zou zo zijn oude kamer binnen willen stappen. Dat kan nu helaas niet. Toch weet hij het zeker: ‘Ooit ben ik daar weer.’
Wanneer ik mijn zoontjes naar school breng, passeren we altijd het eerste studentenhuis waarin ik heb gewoond, in de Bisschop Zwijsenstraat. Dat heeft telkens weer een bevreemdende uitwerking op me.
Ik denk omdat er twee beelden tegen elkaar opbotsen, oude herinneringen van mijn achttienjarige zelf die voor het eerst ervaarde wat totale vrijhield inhield en nieuwe, verse herinneringen waarin ik als vader met mijn bakfiets met zoontjes erin door diezelfde straat fiets.
De oude en nieuwe herinneringen zoeken naar een manier om mijn hoofd samen – zonder onenigheid – te bevolken, zoals mijn zoontjes dat ook proberen, maar dan in de bakfiets.
Wat nou als je je een plattegrond van de stad voorstelt en vervolgens met zo’n dikke rode lijn alle adressen verbindt waar je hebt gewoond? Dat resulteert in een grafische weergave van iemands leven in de stad, maar als het aan schrijver Roel Bentz van den Berg ligt, zelfs in het basispatroon van iemands psyche. Teken zo’n lijn, en je beschikt direct over een waardevol embleem voor je bestaan.
Ja, in zijn essaybundel De straatwaarde van de ziel heeft Bentz van den Berg niet veel nodig om in de poëtische stand te komen, maar ik werd toch nieuwsgierig. Dus ik dat embleem tekenen. Van de Bisschop Zwijsenstraat naar boven, het Rosmolenplein, klein stukje afdalen naar de Besterdring, tegenover coffeeshop Toermalijn, en dan weer – rats – omlaag naar de Korvelseweg om vervolgens, als laatste, dwars door de Bisschop Zwijsenstraat bij de Blazoenstraat uit te komen, achter de Piushaven. Mijn embleem: een driehoek met een te lange rechte lijn. Een vlaggetje, dus.
Bentz van den Berg zou nu verder filosoferen over waar dat vlaggetje dan voor staat. Ik niet. Ik ben eerder benieuwd waar mijn weemoed toch telkens vandaan komt wanneer ik dat huis zie. In een andere essaybundel, Zapdansen, schrijft Bentz van den Berg dat het punt van verhuizen is dat je er al snel achterkomt dat je oude huis zich nog wel op dezelfde plaats bevindt, maar ondertussen net zo ontoegankelijk is geworden als wanneer het in een andere tijd stond.
Ja, dat is het precies. Steeds wanneer ik langs mijn oude studentenhuis fiets, denk ik: dat is mijn huis. Ik hoor daar te zijn. Ik lijk zo dichtbij, zou zo de deur openen, de trap naar boven pakken, tweede deur links, mijn kamer binnenstappen. Maar die weg is afgesneden. Bestaat niet meer.
Gelukkig heeft Bentz van den Berg overal een oplossing voor. Iets verderop schrijft hij dat hij het verleden niet beschouwt als een andere tijd, maar als een andere plek. ‘Reizen in de tijd is namelijk moeilijker dan in de ruimte, en je wil kunnen blijven geloven dat er een weg terug is.’
Ooit ben ik er weer, in dat huis aan de Bisschop Zwijsenstraat. En misschien neem ik mijn zoontjes wel mee.
Tom Grosfeld is journalist en alumnus van Tilburg University.