Supermoeilijk, zo’n gesprek tussen demonstranten en bestuurders
Er valt tussen demonstranten en onderwijsbestuurders nauwelijks een gesprek te voeren over de banden met Israël. Hoe kan dat? ‘Zeggen dat je niet gehoord wordt is ook een pressiemiddel,’ zegt universitair docent Carla Roos.
Ze zitten klaar voor een diepgravende dialoog, de docenten, studenten en bestuurders van de Universiteit Utrecht. Wat ze krijgen is een ‘statement.’ De woordvoerder van de Utrechtse pro-Palestijnse studentenbeweging krijgt het woord en leest simpelweg een verklaring voor waarin hij een gesprek onmogelijk noemt. Daarna loopt hij weg.
Een paar minuten eerder riep de moderator nog op om ‘echt’ naar elkaar te luisteren. De dertien aanwezigen, Joods, pro-Palestijns, bestuurder of wetenschapper, hebben allemaal een heftig jaar achter de rug vol demonstraties, bezettingen en harde beschuldigingen over medeplichtigheid aan genocide.
Activisten voelen zich niet gehoord, bestuurders zien hun regels met voeten getreden. Echt luisteren leek zo’n mooie manier om in Utrecht, vlak voor de zomer, toch nog dichter bij elkaar te komen, maar dat is niet gelukt.
‘Niet onderhandelen’
Het is niet de enige universiteit waar het gesprek stokt. Ook in Amsterdam, waar de demonstraties bijna een jaar geleden begonnen, zegt een woordvoerder van de studentenbeweging dat er ‘bar weinig’ contact is tussen studenten en de universiteit. Of Groningen. Daar willen de bestuurders wel praten, maar niet luisteren, claimen de studenten. ‘Onze eis is dat de banden met Israël volledig worden verbroken. Daarover valt niet te onderhandelen.’
Dat het gesprek stokt ziet ook polderspecialist en historicus James Kennedy, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. ‘Er worden veel pogingen gedaan om bijeenkomsten, debatten en dialogen te organiseren. En soms lopen die vast.’ Soms ook niet, trouwens, want we horen lang niet alles, wil Kennedy wel benadrukken.
Natuurlijk kan een gesprek ook misbruikt worden om de discussie te smoren, zegt Kennedy. ‘Maar de meeste mensen in Nederland willen nog steeds dat gesprekken slagen. Als het niet lukt om er pratend uit te komen, is dat een vorm van falen – vooral van de andere partij, misschien, maar toch.’
Het werkt
Het mooie is: een goed gesprek voeren werkt echt. Carla Roos, universitair docent van Tilburg University, bestudeert moeilijke gesprekken over polariserende onderwerpen. Ze zag pas nog een onderzoek langskomen waaruit blijkt dat de polarisatie afneemt als mensen een open luisterhouding hadden. Partijen komen daadwerkelijk dichter tot elkaar.
Waarom activisten en bestuurder dan niet gewoon gaan praten? Dat heeft misschien een simpele reden: soms willen activisten eerst de druk opvoeren en de publieke opinie voor zich winnen. ‘Zeggen dat je niet gehoord wordt, is ook een pressiemiddel,’ zegt Roos.
Druk opbouwen en je zin doorduwen, dat is inderdaad een van de strategieën van de demonstranten, ziet conflictspecialist Carsten de Dreu, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Wat hem betreft volgt dit conflict het gewone patroon: eerst zijn er pogingen om in gesprek te komen, maar daar gaan universiteiten niet op in. Vervolgens gaan activisten over op dwang of geweld om hun zin te krijgen.
Vergeet niet dat we vooral de conflicten zien. De Dreu benadrukt net als Kennedy dat er onder de radar misschien wel constructieve gesprekken plaatsvinden. ‘Maar sommige protesten zijn geëscaleerd. De ruimte om er pratend uit te komen is dan heel beperkt.’
Ook bestuurders kunnen hun redenen hebben om het gesprek te mijden, legt De Dreu uit. Demonstreren kost veel tijd en energie en studenten zetten hun reputatie op het spel. En straks moeten ze ook gewoon afstuderen. ‘Bestuurders hopen natuurlijk dat het protest vanzelf uitdooft. Gezien eerdere protestacties is dat ook het meest waarschijnlijke scenario. Pas als de protesten lang genoeg doorgaan, komt er een punt dat het voor beide partijen kostbaarder is om het protest vol te houden dan om met elkaar te praten.’
Met wie
Maar met wie ga je om tafel? Er zijn botsende belangen, dus moet er stevig onderhandeld worden. Dat is lastig met actievoerders die vaak anoniem willen blijven en geen duidelijke leiders hebben. En als je eenmaal afspraken maakt, legt iedereen zich daar dan bij neer? Niet alleen De Dreu, ook James Kennedy zet daar vraagtekens bij. ‘In vergelijking met het verleden zijn de demonstranten democratischer; ze geven minder ruimte aan leiders. Maar daardoor wordt de gebruikelijke manier van onderhandelen wel bemoeilijkt.’
Dat zien de demonstranten anders. Het probleem ligt niet bij hen, vinden ze. ‘Ik heb ook in de centrale studentenraad gezeten,’ zegt Carlos van Eck, betrokken bij de protesten aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Je kunt veel praten, maar of er ook echt iets geregeld kan worden…? De randvoorwaarden voor een goed gesprek zijn er niet. Het is ongelofelijk hoe moeilijk het is om een concreet gesprek te voeren met het bestuur.’
Daarom kwamen die acties er juist, zegt Van Eck. ‘Ik ben altijd wel van het goede gesprek, ik zoek de verzoening op, maar bij de universiteit lijkt het onmogelijk. Vóór de bezettingen hebben we een half jaar lang geprobeerd om in contact te komen, maar alles werd van tafel geveegd. Het gesprek begint pas als er een gebouw bezet is.’
Wederzijds
Zonder gesprek beland je vanzelf in een situatie waarin er maar één kan winnen. Het wordt een zero-sum-game, zegt De Dreu, waarin de winst van de een het verlies van de ander betekent.
Dat moet je zien te doorbreken, hoe moeilijk dat ook is. Met een goed gesprek kunnen bestuurders vertrouwen wekken, meent Roos. En laat het vooral geen toneelspel zijn om de gemoederen te sussen, waarschuwt ze. ‘Mensen hebben het heel goed in de gaten als bestuurders alleen maar doen alsof ze luisteren.’