Tim Hofman: ‘Mijn mislukte studies interesseren mij geen reet’
In zijn boek Goede Moed pleit journalist en presentator Tim Hofman voor een minder bang bestaan. Als angst een minder grote rol in je leven speelt, welke ruimte levert dat dan op? Een gesprek over afgebroken studies, falen, je eigen keuzes maken, kritisch naar jezelf kijken en leven met bedreigingen: ‘Mij doodschieten is de ondergrens.’
Het is vrijdagavond na tienen als we Tim Hofman (1988) in een verlaten leslokaal van het Tilburgse MindLabs spreken. Even hiervoor was hij te gast bij het evenement Brabant (weer) toekomstverliefd. En dat is niet onopgemerkt gebleven. Als Hofman aan het woord is, is er geen zitplaats meer op de trappen van de LocHal te vinden.
Het is dan ook een bewogen jaar geweest voor Hofman, die vorig jaar in het Hilversumse pand van BNNVARA geconfronteerd werd met een man die hem wilde doodschieten. De man is onlangs veroordeeld tot vijf jaar cel en tbs.
Na zijn lezing spoedt de Over mijn lijk-presentator zich naar een stand met exemplaren van Goede Moed en als ook de laatst wachtende in de signeerrij een persoonlijke boodschap van Hofman heeft gekregen, maakt hij ondanks zijn zichtbare vermoeidheid tijd voor Univers.
Jij bent altijd de eerste om te vragen hoe het gaat, maar hoe gaat het nu eigenlijk met jou?
‘Goed. Als je het me een jaar geleden had gevraagd, met die moordpoging, dan had ik iets anders gezegd, maar nu gaat het goed. Ik zit lekker in mijn baan en lekker in mijn vel. En sociaal gezien werk ik eraan dat ik mensen meer zie.’
Dat laatste zeg je met een schuldig lachje.
‘Ik ben me ervan bewust van dat ik in een soort werkvacuüm kan zitten, maar dat is nu niet meer heel de tijd zo. Dat is prettig.’
Je hebt te maken gehad met ernstige bedreigingen.
‘Ja, maar voor zover ik weet zijn er die er nu niet. Het scheelt dat ik niet meer op Twitter zit en voor de rest staan mijn dm’s overal uit.’ Lachend: ‘Dus je kan mij niet meer uitschelden. Maar serieus: als er weer zo iemand rondloopt, dan weet ik dat dus gewoon niet.’
Aan de andere kant is er ook veel waardering voor wat je doet.
‘Dat merk ik geregeld en dat is leuk. Het is niet zingevend, maar wel prettig. Ik denk dat het een misvatting is dat je in dit vak voor alles applaus verdient. Ik vind dat heel erg uit de hoogte, dus het is ook goed om mij terecht te wijzen. Maar mijn ondergrens is mij doodschieten.’
Heb je overwogen om te stoppen?
‘Tuurlijk. Want welke prijs betaal ik? Maar ik kom er altijd op terug, ik stop nooit. Het heeft met angst te maken, maar het zit niet in mijn aard om daaraan toe te geven. Het afgelopen jaar heb ik een paar keer serieus overwogen om te stoppen, maar ik ben blij dat ik het niet gedaan heb.’
Je bent ooit aan drie universitaire studies begonnen, maar hebt ze niet afgemaakt omdat je met angststoornissen kampte. In je boek omschrijf je faalangst als een hardnekkige angst, ‘een vergif dat potentie blokkeert’. Hoe heb jij daarmee gedeald?
‘Faalangst is, net als elke andere angst, superonvriendelijk om jezelf aan te meten. Het is een abstract iets: we hebben bedacht dat iets falen is. Dat komt omdat we in een hyperkapitalistische maatschappij met een obsessie voor efficiëntie leven. Alles moet snel en efficiënt en daar hoort falen niet bij.
‘Falen is vaak een projectie van wat je denkt dat je moet doen van anderen. Of dat anderen je wijsmaken wie je moet zijn of wat je moet kunnen. Het is een beetje een punk-idee dat toegeven aan falen toegeven aan de wens van de ander is. Dat idee werkt voor mij heel goed. Dan denk ik: falen, vind ik dit eigenlijk wel falen? En wat gebeurt er nou eigenlijk als je faalt? Bijzonder weinig.’
Behalve dat je misschien blokkeert.
‘Maar dat heeft te maken met verwachtingen. Dat vind ik ook een maatschappelijke kwaal. Dat er heel veel druk gelegd wordt op het ideaalbeeld van wie je moet zijn en wat je moet bereiken. Hierin gaat het helemaal niet meer over je eigen wensen of grenzen. Een goede kennis van mij heeft een kind en die vraagt niet aan haar wat ze wil worden, maar wie ze wil zijn. Toen dacht ik: ja, zo moet het.’
Nog zo’n maatschappelijke kwaal: dat iedereen moeite heeft met stilstaan.
‘Die totale druk dat je altijd maar door moet gaan en dat stilstaan achteruitgang is, is een uiting van de groeifetisj die we hebben. Terwijl, rust en stilstand bieden ruimte voor beschouwing. Dat persoonlijke groei het hoogst haalbare is, vind ik heel schadelijk. Dat je niet gewoon even mag zijn…
‘Het komt ook door die influencers die de hele dag roepen dat je niet goed genoeg bent en dat je moet groeien en als je hun rommel koopt dat je dan mooier en beter wordt. Echt, fuck off.’
Werk je nu zo hard omdat je studies mislukt zijn?
‘Nee, die studies interesseren me geen reet. Het was het gewoon niet voor mij op dat moment. Daar voel ik verder niks bij. Behalve bij mijn studieschuld. Ik weet nog dat ik mijn ouders belde – dit is trouwens geen pleidooi om met je studie te stoppen – om dat te zeggen en ik dacht: die mensen gaan mij onterven.
‘Ik had namelijk vier jaar lang een lulverhaal opgehouden met kerst: ja, het gaat goed, nee, ik ga toch wat anders doen. Ondertussen had ik nog geen bachelor gehaald. Dus ik bel mijn vader en zeg: haal mama er ook maar even bij. Die had het idee dat ik iemand vermoord had of zo. Ik weet nog waar ik was, ik zat eenzaam in een Haags tramhokje te wachten op lijn 6 toen ik zei: ik ga stoppen met studeren. En toen bleef het stil. Daar gaan we, dacht ik.
‘Antwoordt mijn moeder: ik vermoedde het al, wat doe jij daar op de universiteit, dat past toch helemaal niet bij jou? Had dat even eerder gezegd, dacht ik. Dit gaat ook weer over faalangst en keuzes maken, hé? Over wie je denkt dat je moet zijn van deze maatschappij. Maar na dat gesprek was ik er klaar mee.’
Je had wel 40 duizend euro studieschuld.
‘Mijn vader zei: daar moet je nu een borrel op drinken en daarna leef je ernaar en zorg je ervoor dat je die schuld aflost. Ik weet dat dit privilegepraat is, maar het was wel een andere tijd, 2010. Toen zag de huizenmarkt er anders uit en drukte een studieschuld minder zwaar op je bestaan. Ik heb veel en hard gewerkt om die schuld terug te betalen.’
Je boek begint met de BOOS-uitzending over seksueel grensoverschrijdende gedrag bij The Voice. John de Mol had het daarin voortdurend over ‘de loketten’ waar vrouwen zich hadden kunnen melden. Jij zegt: dan leg je de verantwoordelijkheid bij de verkeerde mensen neer. Wat bedoel je daarmee?
‘Vooropgesteld, hier spreekt een man. Ik vind het immoreel dat vrouwen die slachtoffer zijn van grensoverschrijdend gedrag naar een leidinggevende moeten, want het is helemaal niet makkelijk, soms zelfs onmogelijk, om aan de bel te trekken. Dat kost energie, je moet wroeten in een trauma, je leidinggevende heeft het óf ook op zijn geweten of is een man. Het systeem is er gewoon niet naar ingericht in dit patriarchaat.
‘Mijn pleidooi is dat je als man in de spiegel moet kijken en denken: we moeten ervoor zorgen dat vrouwen niet aan de bel hoeven te trekken. De verantwoordelijkheid voor verandering van onderdrukkende systemen ligt bij de dadersgroep, in dit geval (meestal) bij mannen.’
Waarom dringt dit zo langzaam door?
‘Mensen, vooral mannen, vinden het spannend om met deze blik naar de maatschappij te kijken. Maar het is minder eng dan je denkt. Kijk eens in die spiegel en check: waar sta ik? Wat zijn mijn privileges, op welke trede van de machtsladder sta ik? Zelf heb ik álle privileges en meer: ik ben man, wit, cis, hetero, vermogend, ik woon in een van de rijkste landen ter wereld, ik heb mediamacht en mediaslagkracht.
‘Het is aan mij om te checken waar ik sta en hoe ik me verhoud tegenover een vrouw. Ik heb een fysieke overmachtspositie en het patriarchaat is ingericht naar mij, dus ik moet ervoor zorgen dat die vrouw veilig is.
‘Ander voorbeeld: ik ben wit. Dat betekent dat als ik me beweeg tegenover een persoon van kleur, de oplossing van racisme bij mij ligt. Die kan je niet leggen bij iemand die racistisch bejegend wordt, dan zadel je diegene met een extra probleem op.
‘En durf jezelf eens te corrigeren. Je leeft als man in een patriarchale wereld, eentje voor mannen door mannen. Seksistisch gedrag is aangeleerd. Maar het is echt niet het einde van de wereld om toe te geven dat je inderdaad seksistisch bent en seksistische dingen zegt. Als je er morgen nou eens mee begint om dat niet meer te doen, wat is het ergste dat er kan gebeuren?’
Waarom vinden we het zo moeilijk om anderen op hun gedrag aan te spreken?
‘We leven in een gezelligheidscultuur. We maken elkaar voortdurend wijs dat het wel gezellig moet blijven. Alleen, met gezelligheid doorbreek je de status quo niet. Wat ik van veel vrouwen begrijp, is dat dat als zij ongewenst betast worden in de discotheek en er zijn mannelijke vrienden bij en zij zegt: ‘hee, jij zit aan mijn kont’, dan is zij degene die het ongezellig maakt, terwijl de dader ernaast staat.
Nederland kent een victim blaming cultuur. Dat zie je ook bij Vandaag Inside: dan zijn de vrouwen aan het zeiken, maar ja, hadden ze het er niet zelf naar gemaakt?’
In je boek gebruik je een citaat van Desmond Tutu: If you are neutral in situations of injustice, you have chosen the side of the oppressor. Die uitspraak lijkt voor jou gemaakt.
‘Hij zegt: als je toekijkt bij onrecht, ben je er onderdeel van. Dat is een hard oordeel, maar feitelijk waar. Ik denk dat het goed voor de maatschappij zou zijn als we passiviteit gaan beschouwen als iets actiefs. Namelijk: niks doen is heel actief niet bijdragen aan een oplossing. Als jij niet ingrijpt als naast jou iemand racistisch bejegend wordt, dan heb je actief toegekeken en daarmee bijgedragen aan het in stand houden van racisme. Die gecultiveerde passiviteit is dus een probleem.’
Van studenten wordt verwacht dat ze sociaal actief zijn, een bestuursjaar doen, cum laude afstuderen, hun droombaan vinden en dan meteen dat fantastische huis kopen. Die druk leggen we elkaar op.
‘Dat is een goede, want dan leggen we de verantwoordelijkheid weer bij degene die de druk voelt. Voor mezelf zou dit over compassie gaan. Dat je niet boos of teleurgesteld bent als iets niet voldoet aan de verwachting die je misschien had. Het is moeilijk om tegen een systeem op te boksen dat ervoor zorgt dat je geen huis kan kopen en ervoor zorgt dat je een bepaalde maatschappelijke status moet behouden. Die dingen moet je jezelf echt niet aanrekenen.’