Perfecte technologie versus de gebrekkige mens
Hij is op feestjes niet zo’n prettig gezelschap wanneer het over technologie gaat, weet columnist Tom Grosfeld. Maar hij is vooral nieuwsgierig: ‘Bijvoorbeeld naar waarom we alles wat met technologie te maken heeft, lijken te verafgoden.’
Nog steeds gaat het op feestjes vroeg of laat over kunstmatige intelligentie. Weer iemand die dagelijks gebruikmaakt van ChatGPT-4 op zijn werk. Weer iemand die niet meer zonder kan. Weer iemand die filosofeert over wat intelligentie is, en of de computer de mens binnenkort niet voorbij zal streven. Weer die jubelstemming, weer die hoopvolle gezichten, bijna in extase, verliefd op het vooruitzicht van wat technologie ons allemaal nog gaat brengen.
En dan begin ik maar weer over de mens. Wat ze daarvan vinden? Is het geen prachtig, gebrekkig, ongrijpbaar wezen?
Ja, ik ben waarschijnlijk niet zo’n prettig gezelschap wanneer het over technologie gaat. Je bent zo pessimistisch, hoor ik vaak, een luddite. En daar zal vast een kern van waarheid inzitten. Maar bovenal ben ik gewoon nieuwsgierig. Bijvoorbeeld naar waarom we alles wat met technologie te maken heeft, lijken te verafgoden.
Ik heb daar veel over gelezen, over nagedacht, en het meest gegrepen ben ik door de analyse van de Duitse filosoof Günther Anders, van zo’n veertig jaar geleden – wiens werk overigens nauwelijks in het Engels is vertaald, alhoewel zijn ideeën de laatste jaren toch een bescheiden opmars lijken te maken.
In De maat van de techniek (samengesteld door filosoof Hans Achterhuis) lees ik over een van zijn centrale stellingen, namelijk dat de mens in wezen achterhaald is en is ingehaald door zijn eigen technologische vondsten. Hij noemt dat met een prachtige term de ‘antiquiertheit des menschen’, dus de mens als een antiek meubelstuk in een modern ingerichte kamer. Hij valt uit de toon, is ineengeschrompeld door de overweldigende macht en superioriteit van zijn technische apparaten, die sterker, slimmer, sneller, betrouwbaarder en nauwkeuriger zijn dan hijzelf.
In plaats van dat hij woedend wordt op allerlei nieuwe technologieën, gaat hij eerder gebukt onder iets wat Anders ‘prometheïsche schaamte’ noemt. In de technische apparatuur om ons heen zien we vooral de volmaaktheid, de hoge kwaliteit, de verfijndheid, waardoor we ons plots schamen voor onze eigen gebrekkigheid. We worden steeds kleiner: tegenover de machine zijn we maar een onbeholpen en onhandig wezen.
Het is precies die blik die ik meen te herkennen wanneer mensen tegenwoordig over technologie praten, over kunstmatige intelligentie. Waarom nog zelf schrijven als ChatGPT het veel beter kan? Waarom zelf nog iets schilderen? Of nadenken? De computer is daar toch meer voor geschikt!
Op zulke momenten denk ik altijd even aan Günther Anders. En vooral aan dat ene zinnetje: de mens schaamt zich geworden in plaats van gemaakt te zijn. Maar dat zeg ik natuurlijk niet hardop. Zoiets doe je niet op een feestje.