Beste universiteit, we moeten het eens hebben over militarisering
De universiteit werkt samen met de ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid. Een zorgelijke ontwikkeling, vindt een groep Tilburgse wetenschappers. ‘Door samen te werken met het militair-industriële complex begeeft Tilburg University zich in ethisch discutabel gebied.’
In zijn meest recente rapport dringt de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) aan op nauwere samenwerking tussen Nederlandse universiteiten, het Ministerie van Defensie en bedrijven in de defensie-industrie – wapenbedrijven dus. Deze aanbeveling wordt gerechtvaardigd door te wijzen op een snel veranderende geopolitieke context waarin vrede niet langer vanzelfsprekend is.
Universiteiten, aldus de AWTI, moeten omgaan met een nieuwe realiteit die niet alleen geopolitiek, maar ook financieel van aard is. Volgens AWTI-raadslid Jos Benschop moeten partnerschappen met de defensiesector gezien worden als een kans om nieuwe financieringsbronnen aan te boren binnen de context van bezuinigingen.
De trend waarbij universiteiten worden aangestuurd richting samenwerking met het militair-industriële complex is duidelijk zichtbaar aan Tilburg University. Vorig jaar werden er een hoogleraar en een bijzondere hoogleraar aangesteld die ook in dienst zijn bij het Ministerie van Defensie.
Een momenteel geadverteerde vacature wordt gesponsord door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er wordt onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van AI-gestuurde technologie om drones in gevechtszones te besturen, en Mindlabs rekent het Ministerie van Defensie tot zijn partners die ook kantoor houden in het gebouw.
Deze geleidelijke militarisering van Tilburg University is tot nu toe grotendeels onopgemerkt gebleven. Veel collega’s en studenten zijn zich niet bewust van de groeiende samenwerkingen tussen het militair-industriële complex en onze universiteit, en de universiteit heeft deze ontwikkelingen niet gecommuniceerd naar onze gemeenschap.
Toch is dit een zeer belangrijke trend, die dreigt de aard van onderzoek en onderwijs aan deze instelling te veranderen. Met deze brief willen we twee kwesties aankaarten: ten eerste het gebrek aan transparantie rond de samenwerkingen met de defensiesector, en ten tweede de dringende noodzaak voor een universiteitsbrede dialoog over deze samenwerkingen.
De noodzaak voor een dergelijke dialoog is urgent, omdat samenwerkingen met het militaire apparaat en wapenbedrijven aanzienlijke ethische vragen oproepen. Eufemistische termen zoals ‘veiligheid’, ‘defensie’, ‘innovatie’, ’technologie’ en zelfs ‘vrede’ worden gebruikt om samenwerking met het leger te legitimeren, maar wat academici daadwerkelijk bijdragen via deze samenwerkingen is een oorlogsmachine die wapens produceert.
Veel collega’s en studenten zijn diep toegewijd aan het niet bijdragen aan de ontwikkeling van kennis of technologieën die, direct of indirect, worden gebruikt om mensen te doden. De universiteit is haar medewerkers en studenten volledige transparantie verschuldigd bij het aangaan van samenwerkingen met het militair-industriële complex.
Ook rijzen er ethische vragen over de bedrijven die betrokken zijn bij deze samenwerkingen. Een bedrijf dat vaak wordt genoemd is Thales. De CEO van Thales Nederland is lid van de AWTI, en Thales Nederland is betrokken bij ten minste één onderzoeksproject aan onze universiteit. Thales presenteert zich als een innovatief technologiebedrijf, maar staat op de 17e plaats van ’s werelds grootste wapenfabrikanten.
Thales werkt samen met Israël en is een belangrijke leverancier van surveillance-infrastructuur voor de uiterst dodelijke buitengrenzen van Europa. Samenwerkingen zoals deze staan haaks op de door de universiteit gekoesterde waarden van duurzaamheid, diversiteit en inclusie van de universiteit.
Door samen te werken met het militair-industriële complex begeeft Tilburg University zich in ethisch discutabel gebied en loopt zij bovendien het risico een dwingend narratief over te nemen dat de bestaande politieke diversiteit ondermijnt. Wanneer AWTI stelt dat vrede niet langer vanzelfsprekend is en concludeert dat deelname aan een wapenwedloop noodzakelijk en onvermijdelijk is, is dit geen wetenschappelijk maar een politiek standpunt – een standpunt dat onkritische gehoorzaamheid aan de agenda’s van strijdkrachten, wetshandhaving, wapenfabrikanten, de NAVO en de EU vereist.
Deze instellingen, met name in een tijdperk van oprukkend rechts autoritarisme, moeten met gezonde en kritische scepsis worden benaderd. De universiteit is de plek waar zulke kritiek moet worden gekoesterd en waar alternatieven voor de cyclus van oorlog moeten worden bedacht en bediscussieerd. Toenemende militarisering bedreigt deze unieke functie van de universiteit, die juist nu wellicht essentiëler is dan ooit.
Naast politieke diversiteit staat ook academische vrijheid op het spel. Academische kennis wordt ontwikkeld en vooruitgeholpen door uitwisseling en samenwerking. Toch verklaarde AWTI-raadslid Jos Benschop expliciet in het eerder genoemde interview: ‘Je deelt defensieonderzoek niet met collega’s wereldwijd (…).’ Het ideaal van een internationaal georganiseerde, open en breed toegankelijke wetenschap wordt zo in gevaar gebracht.
In plaats daarvan riskeren we een schimmig domein te betreden waarin de scheidslijn tussen militaire geheimen en wetenschappelijke resultaten steeds vager wordt. Dit zal onvermijdelijk leiden tot vormen van onderzoek en onderwijs waarin de bandbreedte van wat kan worden gezegd en geschreven ernstig versmalt. Ook kan er een wervingsbeleid ontstaan waarin factoren zoals politieke achtergrond, land van herkomst of veiligheidsprofiel onder de loep worden genomen.
De hier genoemde zorgen zijn slechts enkele van de mogelijke gevolgen van de militarisering van de universiteit. Ongetwijfeld vallen nog heel wat meer bezwaren en zorgen te formuleren. We zijn ons ervan bewust dat er voorstanders zijn van samenwerking met de defensiesector en erkennen deze diversiteit aan meningen.
Maar juist omdat er zoveel op het spel staat, moeten deze conflicterende perspectieven openlijk worden besproken en bediscussieerd. Wat we willen voorkomen is dat één visie op de universiteit sluipenderwijs de bovenhand haalt en die veel van onze collega’s en studenten dwingt geweld te ondersteunen waar zij zich fel tegen verzetten.
Auteurs:
Michiel Bot, Associate Professor, Tilburg Law School
David Janssens, Senior Lecturer, University College & Department of Philosophy
Élodie Malanda, Assistant Professor, Department of Culture Studies
Phillip Paiement, Professor, Tilburg Law School
Suzanne Klein Schaarsberg, Assistant Professor, School of Social and Behavioral Sciences
Sean Smith, Assistant Professor, Department of Culture Studies