In een schone carnavalskiel sta je voor schut

Carnavallen doe je in een boerenkiel, schrijft Thomas Kaufmann. En die kiel moet je personaliseren. ‘Zes wasbeurten, zeventien koprollen en drie borrels verder is het tijd voor de volgende stap: emblemen.’

Voor ik naar Tilburg kwam om te studeren, heb ik eigenlijk nooit wat met carnaval gehad. In mijn jeugd ben ik niet veel verder gekomen dan anderhalve optocht in het lokale dorp, een fluorescerende tuinbroek en een behoorlijk traumatiserende ‘kusjeskring’. Carnaval was iets van het dorp en van de regio. Daar hoorden wij als importburgers voor mijn gevoel niet altijd helemaal bij.

Aanvankelijk veranderde mijn weerstand tegen het carnavaleske niet toen ik naar Tilburg verhuisde, maar gedreven door vrienden en bijbehorende groepsdruk ging ik toch steeds vaker mee. Eerst, zoals elke buitenstaander, in een onesie. Later in een gekke ratatouille aan kledingstukken en nog later, dat hoorde blijkbaar zo, in kiel.

De boerenkiel was belangrijk. Het was immers traditie. In boerenkiel was iedereen gelijk. Verschillen tussen boeren, burgers en studenten zouden op die manier, in ieder geval tijdens carnaval, vervagen. Een mooi socialistisch doel waar ik mijn hand natuurlijk niet voor omdraaide.

Ook belangrijk was dat ik ‘m bij Havep haalde. Dat laatste begreep ik niet helemaal, al was het maar omdat het blijkbaar ook belangrijk was dat ik de eerste keer dat ik de kiel daadwerkelijk droeg, het Haveplipje er weer af zou branden. Sowieso was het geen doen om de kiel meteen te dragen.

In een nieuwe, schone kiel sta je namelijk voor schut. Ik kreeg het advies de kiel eerst een aantal maal te wassen en om hem misschien in besloten kring voorzichtig ‘in te drinken’. Zo geschiedde. Zes wasbeurten, zeventien koprollen en drie borrels verder was het tijd voor de volgende stap: emblemen.

Met emblemen personaliseer je je kiel. Hetgeen mijns inziens niet helemaal strookt met het gelijkheidsprincipe, maar voor gek lopen wilde ik ook niet. Dus begaf ik me naar de dichtstbijzijnde carnavalspop-up om voor een vijftigtal euro’s aan emblemen te bestellen. Vol goede moed ging ik met naald en draad aan de slag en toen dat om motorische redenen geen unaniem belachelijk groot succes werd, deed ik wat elke volwassen man op zo’n moment doet. Ik belde mijn moeder.

Mijn moeder is echter van na de tweede feministische golf en dus stond ik even later in al mijn zelfstandigheid bij de kleermaker. Of het nog uitmaakte waar op de kiel hij de emblemen vast zou maken? ‘Nee hoor’, antwoordde ik, ‘Dat kan ik me niet voorstellen.’ Fout, zo bleek later. Emblemen moesten aan de voorkant, de rug moest vrijgehouden worden voor het rugembleem en eventueel een embleem van de carnavalsvereniging waarvan men lid was.

Daarnaast bleken mijn emblemen niet bepaald waardig. Ik had een commerciële kiel, zo werd me verteld. ‘Je kiel hangt vol met kroegen waar je nooit komt, biermerken waar je niks mee hebt en kan je me uitleggen waarom je in vredesnaam voor een HUTSembleem bent gegaan?’ Ik luisterde naar de squealer. Met varkensstaart tussen de benen ging ik terug naar de winkel, alwaar ik steen en been klaagde bij de eigenaar over carnaval, boerenkielen en het gelijkheidsprincipe.

De eigenaar draaide zich om, zette zijn tweepuntige Napoleonsteek recht en keek me lachend aan.

‘Alle kielen zijn gelijk, maar sommige kielen zijn meer gelijk dan andere kielen.’

Thomas Kaufmann is alumnus van Tilburg University.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.