Wetenschap op Lowlands: Merel Jung onderzoekt hoe aanraking angst en pijn kan verzachten
Een robot met lange armen, trillende stoelen en festivalgangers die elkaars hand vasthouden tijdens een horrorfilm. Het klinkt als een vreemd kunstproject, maar op Lowlands is het serieuze wetenschap. De Tilburgse onderzoeker Merel Jung test hoe aanraking angst en pijn kan verlichten: ‘De resultaten kunnen waardevol zijn voor de Nederlandse zorg.’

Het is een warme vrijdagmiddag in Biddinghuizen. Over het Lowlands-terrein schuifelen bezoekers met biertjes in de hand richting optredens van Goldkimono, Wodan Boys of Deadletter. Maar wie even geen zin heeft in stampende gitaren of zinderende dansbeats, kan zijn toevlucht zoeken bij een heel ander podium: Lowlands Science. Hier verandert Lowlands voor even in een laboratorium waar wetenschap en festivalplezier elkaar ontmoeten.
Daar, tussen de wetenschappelijke installaties, staat de Tilburgse onderzoeker Merel Jung, verbonden aan de onderzoeksgroep Cognitive Science and Artificial Intelligence. Samen met collega’s van de Dutch Touch Society, een interdisciplinair collectief van universiteiten en kennisinstellingen, doet ze op het Lowlands-terrein onderzoek naar hoe aanraking ons kan helpen om angst en pijn beter te verdragen.
‘Uit eerdere studies weten we dat aanraking stress kan verlagen,’ vertelt Jung. ‘Maar onder welke omstandigheden dat precies gebeurt, weten we nog niet goed. Is de hand van een onbekende net zo geruststellend als die van een partner of vriend? En kan een robot misschien hetzelfde effect bereiken? Dat willen we hier in Biddinghuizen onderzoeken.’
Van stroompjes tot schrikmomenten
Waar onderzoekers op universiteiten vaak weken moeten zoeken naar genoeg proefpersonen, is dat probleem op Lowlands in één klap opgelost. ‘Normaal zijn we voor een lab-experiment al blij met veertig deelnemers verspreid over meerdere weken,’ zegt Jung. ‘Hier hopen we meer dan tweehonderd mensen mee te laten doen in één weekend.’
Festivalgangers die zich melden, vullen allereerst een korte vragenlijst in over fitheid, stemming en, niet onbelangrijk, hun alcohol- of drugsgebruik. ‘Dat kan invloed hebben,’ legt Jung uit.
Daarna volgt het eerste deel van het experiment: proefpersonen krijgen een klein stroompje toegediend, dat ze zelf langzaam opvoeren tot ze het niet meer comfortabel vinden. Ondertussen bevinden ze zich in één van vier condities: ze houden de hand van een bekende vast, van een vreemde, ze worden omarmd door een zachte knuffelrobot met lange armen, of ze zitten naast iemand zonder fysiek contact (controleconditie).
Tijdens dit proces meten de onderzoekers huidgeleiding als het objectieve signaal van stress. Huidgeleiding laat zien hoe goed de huid elektriciteit geleidt, wat toeneemt als je zweet doordat je zenuwstelsel actief is bij stress of emotie.
Het tweede deel van het onderzoek speelt zich af in een geïmproviseerde bioscoopzaal achterin de tent. De stoelen trillen mee op de maat van een horrorfilm, speciaal geselecteerd om het zweet in de handen te jagen. Terwijl de jumpscares over het scherm knallen, registreren sensoren nauwgezet of de aanraking van mens of robot de proefpersonen minder stress laat ervaren.
Ervaringen uit de zaal
Dat de formule werkt, bewijzen de vele vrijwilligers die zich spontaan aanmelden. Zo ook Gizem (32) en Joran (32). ‘We wilden toch al naar de scienceplek,’ vertelt Gizem. ‘We hadden erover gelezen, maar het was niet helemaal duidelijk wat het precies was. We waren gewoon nieuwsgierig.’
De ervaring verraste hen. ‘Interessant, onverwacht,’ vat Joran samen. Echt eng vonden ze het niet. Of het vasthouden van een vreemde hand verschil maakte? ‘Onbewust misschien wel,’ denkt Gizem.
Van festival naar ziekenhuis
Hoewel het experiment voor veel deelnemers voelt als een speels festivaluitstapje, is de inzet van het onderzoek groter. De resultaten kunnen waardevol zijn voor de Nederlandse zorg. ‘Niet iedereen heeft altijd een vertrouwd iemand in de buurt,’ legt onderzoeker Jung uit. ‘Stel dat je in het ziekenhuis ligt en er is niemand die je hand kan vasthouden. Kan een robot dan misschien troost bieden?’
Directe conclusies trekken de onderzoekers nog niet; de fysiologische data worden zorgvuldig gelogd en pas later geanalyseerd. Toch levert het experiment nu al meer op dan cijfers alleen: gesprekken, reflectie en nieuwsgierigheid.