Mijn eerste weken aan de universiteit

Steeds meer studenten gaan als eerste in hun familie naar de universiteit. Er moet meer aandacht zijn voor deze groep, vindt Gil Keppens. ‘Deze jongeren hebben soms een extra zetje nodig om niet alleen binnen te komen, maar ook te blijven.’

Gil Keppens. Beeld: Maurice van den Bosch

Ik herinner me mijn eerste weken aan de universiteit nog alsof het gisteren was. Ik liep mijn allereerste hoorcollege mis omdat ik het gebouw niet kon vinden. De campussen lagen verspreid over de stad en ik stond koppig te zoeken op de verkeerde plek. Pas voor mijn tweede college vond ik het juiste lokaal.

De docent vertelde dat de syllabus op het digitale leerplatform stond en dat we tegen het volgende college een tekst moesten lezen. Ik knikte braaf, maar had geen idee waar ik moest beginnen. Na afloop zag ik medestudenten naar voren lopen om vragen te stellen; ik bleef zitten, bang om iets doms te zeggen. Het werd geen groot succes, dat eerste jaar.

Dat alles speelde zich inmiddels zeventien jaar geleden af, toen ik als één van de eerste in mijn familie ging studeren. Maar mijn ervaring is helemaal niet uitzonderlijk. Steeds meer jongeren vinden hun weg naar het hoger onderwijs. Dat is een mooie ontwikkeling: studeren is voor veel achttienjarigen een vanzelfsprekend vervolg geworden. Maar die groei betekent ook dat meer studenten instromen zonder dat iemand in hun omgeving hen heeft kunnen uitleggen hoe de universiteit werkt.

Dit is een wisselcolumn van de Tilburg Young Academy (TYA). Elke maand belicht een ander lid van TYA ontwikkelingen in de academische wereld.

In onderzoek noemen we die groep vaak eerstegeneratiestudenten: jongeren die als eerste in hun gezin naar de universiteit gaan. Zelf gebruik ik dat label niet graag want de groep is namelijk veel diverser dan het woord doet vermoeden.

Het gaat om jongeren uit gezinnen waar studeren geen vanzelfsprekendheid is, soms met een migratieachtergrond, maar vooral gekenmerkt door beperkte vertrouwdheid met het hoger onderwijs. Bijvoorbeeld omdat ouders zelf niet hebben gestudeerd, omdat er thuis weinig kennis is van academische verwachtingen, of omdat praktische drempels zoals werken naast school, mantelzorg of financiële zorgen meespelen.

Wat zij gemeen hebben, is dat de stap naar de universiteit groter voelt. Ze kunnen thuis niet aankloppen met vragen over hoe je moet studeren, welke studiebelasting haalbaar is, of hoe je het beste met docenten kunt communiceren. Ze hebben minder voorbeelden om zich aan op te trekken. En ze voelen zich soms anders dan studenten voor wie studeren thuis de gewoonste zaak is.

Ook in mijn cursus onderwijssociologie komt deze thematiek terug, en telkens opnieuw zie ik hoe herkenbaar dit voor sommige van onze eigen studenten is: zij voelen die afstand, dat zoeken. Onderzoek laat bovendien zien dat zij vaak andere redenen hebben om te studeren.

Waar veel studenten vooral uit interesse doorleren, hopen eerstegeneratiestudenten meestal op sociale stijging. Ze willen iets bereiken wat in hun familie nog niet eerder is gelukt. Dat geeft motivatie, maar ook druk: je wilt niemand teleurstellen, zeker niet als anderen in je omgeving naar jou kijken als voorbeeld.

Als universiteit hebben we er alle belang bij om ook deze studenten goed te ondersteunen. Onze traditie, denk aan Cobbenhagen, herinnert ons eraan dat een universiteit méér zou moeten zijn dan een fabriek die diploma’s aflevert. We leiden jonge mensen op die later actief deelnemen aan onze samenleving. In Tilburg noemen we dat: kennis, kunde én karakter.

Daarom doe ik ook een oproep. Laten we van Tilburg University een plek maken waar álle studenten zich welkom voelen, ook studenten voor wie de stap naar de universiteit minder vanzelfsprekend was. Jongeren die soms net een extra zetje nodig hebben om niet alleen binnen te komen, maar ook te blijven.

Via deze column bied ik me graag aan om mee te denken hoe we dat samen kunnen versterken. Een universiteit is pas van iedereen wanneer iedere student, ongeacht achtergrond of voorbereiding, zich hier thuis kan voelen.

Gil Keppens is universitair docent aan het Departement Sociologie en opleidingsdirecteur van het Tilburg Center of the Learning Sciences (TiCeLS). Zijn onderzoek richt zich op het begrijpen en verklaren van onderwijsongelijkheid.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.