Extremisten zijn ook mensen: sociale banden zijn cruciaal in de strijd tegen radicalisering

Extremisten zijn ook mensen: sociale banden zijn cruciaal in de strijd tegen radicalisering

Radicalisering verloopt nooit volgens een vast stramien, blijkt uit het promotieonderzoek van Gaby Thijssen. Bij de preventie van extremisme moet vooral aandacht zijn voor sociale verbondenheid. ‘Hoe meer mensen zich verbonden voelen met hun omgeving, hoe minder vatbaar ze zijn voor extremistische ideeën.’

De speciale afdeling ‘extra beveiligde inrichting’ (EBI) in Vught. Beeld ANP / Hollandse Hoogte / Robin Utrecht

Waarom radicaliseert de een wel, maar de ander niet? Achter gewelddadig extremisme schuilen verschillende persoonlijke motivaties. Dat blijkt uit het onderzoek waarop Gaby Thijssen in september promoveerde aan Tilburg University. Haar conclusie is glashelder: ‘Het standaardbeeld van gewelddadig extremisme klopt vaak niet.’

Voor haar promotieonderzoek aan het departement Ontwikkelingspsychologie volgde Thijssen de persoonlijke wegen die verdachten en veroordeelden van terroristische misdrijven hebben bewandeld. Geen rechte lijnen, maar grillige routes. Ze onderzocht psychologische achtergronden, de sociale omgeving, beschermende factoren én risicofactoren die mensen kwetsbaar maken voor extremistische ideeën. Hierdoor ontstaat een goed beeld van hoe gedetineerden radicaliseerden.

Voordat ze aan haar proefschrift begon, werkte Thijssen al een aantal jaar op de terroristen afdeling (TA) en de extra beveiligde inrichting (EBI) in Vught. Die ervaringen hielpen haar bij het onderzoek. ‘Het is moeilijk om een vertrouwensband op te bouwen met deze groep gedetineerden, maar essentieel om goed te begrijpen waarom gedetineerden doen wat ze doen,’ vertelt ze.

Heel Holland Bakt

Haar eerste ervaring in Vught was zenuwslopend. ‘De eerste dag zat ik in een betonnen kamer met een gedetineerde tegenover me. Hij wilde niet praten, maar er vond een verplaatsing binnen de gevangenis plaats, waardoor niemand van locatie mocht wisselen. Ik zat ruim een uur met deze gedetineerde in een ruimte, zonder pen, laptop of telefoon. Heel ongemakkelijk.’

Hoe ze het uiteindelijk aanpakte? ‘Ik begon over Heel Holland Bakt,’ vertelt ze lachend. En dat werkte. ‘Door hem als mens te benaderen, kon ik contact maken en zo zijn vertrouwen winnen.’

De terrorismeafdeling

Op Nederlandse terrorismeafdelingen zitten mensen met zeer uiteenlopende achtergronden, blijkt uit het onderzoek van Thijssen. Ongeveer 60 procent heeft eerder andere, niet-terroristische, delicten gepleegd. Bij bijna een derde komt een psychische aandoening voor.

‘Dat lijkt veel, maar het valt eigenlijk mee als je het vergelijkt met de rest van de Nederlandse populatie. Daar komt ongeveer dezelfde hoeveelheid stoornissen voor. In vergelijking met de gevangenispopulatie komen er bij gedetineerden op de terrorismeafdeling zelfs veel minder vaak psychische stoornissen voor,’ legt ze uit.

Wel komen cannabisgebruikstoornis, autisme en schizofrenie vaker voor op de terrorismeafdeling. Volgens Thijssen is die variatie cruciaal om te begrijpen hoe radicalisering ontstaat. ‘Gewelddadige extremisten vormen geen homogene groep. Er zit veel variatie in achtergrond, motivatie en mentale gezondheid,’ benadrukt ze.

En soms blijkt het begrip extremisme rekbaar. ‘Ik heb ooit een man gesproken die in de gevangenis zat omdat hij zijn zoon geld had opgestuurd. Zijn zoon was naar Syrië gegaan en hij had geld overgemaakt zodat zijn zoon daar boterhammen kon kopen. Dat werd als financiering van terrorisme gezien, en zo kwam hij op die afdeling terecht.’

Drie groepen

Uit haar onderzoek blijkt dat extremisten grofweg in drie groepen onder te brengen zijn, al lopen deze soms in elkaar over. Een eerste groep is een lage risico groep. Deze bestaat vaak uit gedetineerden die door omstandigheden in aanraking komen met extremistische personen of gedachtengoed op een moment in hun leven dat ze beïnvloedbaar zijn.

De invloed van mensen in hun directe omgeving kan daarbij ook positief zijn. Thijssen: ‘Zo heb ik iemand gesproken wiens voetbalcoach ervoor had gezorgd dat hij niet naar een ander land was vertrokken om daar te vechten, terwijl zijn broer dat wel had gedaan. Die voetbalcoach hield hem verbonden met de Nederlandse samenleving.’

Een tweede groep wordt gedreven door morele overtuigingen. Deze mensen geloven dat ze het juiste doen en wijzen geweld meestal af, terwijl ze worden gemotiveerd door een verlangen naar rechtvaardigheid. Voor hen is de inzet voor een groter doel belangrijker dan het gebruik van geweld zelf.

Tot slot is er een groep ideologisch geharde extremisten. Deze gedetineerden zijn erg beïnvloedbaar door anderen, hebben in vergelijking tot de andere groepen veel contact met gewelddadige extremisten en hebben altijd in het verleden geweld toegepast. Deze groep volgt een duidelijke ideologische lijn en laat zich moeilijk afleiden van hun overtuigingen.

En de vrouwen dan?

Hoewel extremisme vaak als ‘mannelijk’ fenomeen wordt gezien, blijkt dat vrouwen ook radicaliseren, maar vaak om andere redenen. Wraakgevoelens, persoonlijke problemen en de zoektocht naar erkenning en sociale steun spelen bij hen relatief vaker een rol. Ze zijn daarnaast gevoeliger voor trauma, isolement en de behoefte ergens bij te horen.

Toch zijn de verschillen met mannen kleiner dan vaak wordt gedacht. Zowel mannelijke als vrouwelijke extremisten zoeken naar aansluiting en erkenning. Precies díe behoefte aan verbinding ziet Thijssen als een belangrijk aanknopingspunt voor preventie.

Preventie

Wat Thijssen vooral benadrukt, is dat radicalisering nooit volgens een vast stramien verloopt. Eén standaardaanpak werkt daarom simpelweg niet. Preventie moet vooral inzetten op jongeren die midden in hun identiteitsontwikkeling zitten, juist in die fase zijn ze vatbaar voor invloed van buitenaf. Sociale verbondenheid speelt daarbij een cruciale rol.

‘Hoe meer mensen zich verbonden voelen met hun omgeving, hoe minder vatbaar ze zijn voor extremistische ideeën,’ zegt ze. Met haar proefschrift hoopt Thijssen dat professionals in onderwijs, jongerenwerk, hulpverlening en justitie beter begrijpen wat radicalisering drijft.

Ook op conferenties illustreert ze haar bevindingen met herkenbare voorbeelden. Tijdens presentaties aan het publiek stelt ze altijd deze vraag: ‘Denken jullie dat geradicaliseerde gedetineerden Heel Holland Bakt kijken?’ De meeste bezoekers antwoorden vaak van nee. Maar het antwoord is: ja, en veel ook. ‘Dat vind ik een mooi begin, om te laten zien dat extremisten ook mensen zijn.’

‘Enkel door echt contact te maken met gewelddadige extremisten kunnen we hun gevoelens van haat en wraak en hun vijandsbeeld veranderen. Niet door ze om te praten, maar door te laten zien dat we allemaal mensen zijn en dat de wereld niet zo zwart-wit is als zij soms denken,’ besluit Thijssen.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.