CentER zette wetenschap op zijn kop

CentER veranderde de universiteit van Tilburg en de economische wetenschap wereldwijd. Het instituut vierde dit najaar zijn 25 jarig-bestaan. Maar bestaat CentER eigenlijk nog wel, nu het is opgegaan in de economische faculteit?

Er was eens een naar binnen gekeerd landje met stoffige economische faculteiten. Publiceren in internationale tijdschriften probeerden wetenschappers er nauwelijks. “Toen ik promoveerde vond men het leuk als er een boekje uit zou komen dat Tilburg University Press kon uitgeven bij gelegenheid van het emeritaat van een hoogleraar. Dat was de ambitie”, herinnert Aart de Zeeuw zich. “Toen ik een paper wilde presenteren op een internationale conferentie, en om een reiskostensubsidie vroeg, wist men niet wat men ermee aan moest.” Ook met seminars in Tilburg was het droevig gesteld. “Een keer of twee per jaar kwam er eens iemand een lezing geven. En dan zaten er drie mensen in de zaal” vertelt De Zeeuw, tegenwoordig hoogleraar Environmental Economics.

Een beetje econoom vluchtte in de jaren tachtig weg uit Nederland. In het buitenland had je sterke universiteiten met goede faciliteiten, waar je stevig fundamenteel onderzoek kon doen. “Je had een verschrikkelijke bureaucratie op de universiteit”, vertelt Eric van Damme, hoogleraar Economie. “Mensen waren bezig politiek te bedrijven in de U-raad en de faculteitsraad. Voor de kerntaak onderzoek was nauwelijks aandacht.” Van Damme pakt er een overheidsrapport bij uit 1986. “Hierin staat dat de economische wetenschap in Nederland niets voorstelt. En Tilburg bungelt helemaal onderaan.”

Kortom: er moest iets veranderen. CentER (Center for Economic Research) was een idee van hoogleraar Arie Kapteyn. Er moest een economisch instituut komen dat zo’n goed onderzoeksklimaat bood dat het zou zorgen voor een ‘reversed brain drain’: Nederlandse toppers moesten terug naar Nederland komen, en buitenlandse toppers waren in Tilburg natuurlijk ook van harte welkom.

Geheime lunch
Kapteyn vroeg Aart de Zeeuw om mee te helpen: die was jong, maar had al wel wat goede internationale universiteiten van binnen gezien. “Ik herinner me een soort geheime lunch met de directeur hoger onderwijs van het ministerie”, vertelt De Zeeuw. “Die was al vrij snel gecharmeerd van het idee. Als wij drie toppers naar Nederland konden halen, kregen we tien miljoen gulden verdeeld over vijf jaar. Het was spannend. We gingen iets veranderen, en ik mocht daarbij betrokken zijn!” Eric van Damme werkte toen voor de Universität Bonn in Duitsland. Kapteyn had niet veel moeite om hem over te halen naar Tilburg te komen. “Vooral mijn vrouw wilde wel weer terug naar Nederland”, zegt Van Damme. “Het idee voor een klein onderzoekscentrum, dat duidelijk moest maken waar het in de economische wetenschap eigenlijk over ging, sprak me aan. We mochten focussen op onderzoek, zonder allerlei bureaucratische last.” Van Damme denkt dat hij niet de eerste keus was. “Ik denk dat ze Rick van der Ploeg, Sweder van Wijnbergen en Willem Buiter op het oog hadden. Dat is een club die bij elkaar past. Maar Rick is gekomen, en de anderen niet.”

Achtste verdieping
CentER veranderde daardoor wat van opzet: het werd niet alleen macro-economie. CentER ging het gat dichten tussen de meer theoretisch ingestelde econometristen en de zeer op de praktijk gerichte economen.
Zo ontstond ‘de achtste verdieping’: een plek in het huidige Koopmansgebouw waar de Nederlandse toppers Van der Ploeg en Van Damme en de Vlaming Anton Barten (de eerste directeur) de economische wetenschap gingen veranderen. Kapteyn en De Zeeuw bleven zelf buiten het nieuwe instituut. “We wilden juist mensen die beter waren dan wijzelf”, zegt De Zeeuw. “In het begin werd er vanuit de economische faculteit wel met een zekere jaloezie naar CentER gekeken. Daar was geld voor betere secretariële ondersteuning, en mensen konden ook wat makkelijker naar buitenlandse conferenties. En er was vloerbedekking! ‘Waarom hebben wij dat niet?’, vroegen sommigen zich af. Als er mensen komen die beter zijn dan jij, word je zelf minder belangrijk binnen de universiteit”, zegt De Zeeuw.

Maar er was ook een andere kant. “Aan goede mensen kun je je ook optrekken”, zegt De Zeeuw. “Dat gebeurde ook. Al heel snel kregen internationale tijdschriften meer inzendingen uit Tilburg. En nog niet zozeer uit CentER. Hoogleraar Theo van de Klundert bijvoorbeeld deed hele interessante dingen, maar publiceerde minder, omdat dat niet gestimuleerd werd. Met de komst van CentER ging ook hij weer publiceren.” Bovendien haalde Kapteyn voor CentER interessante buitenlanders naar Nederland voor een gastverblijf of om seminars te geven. Nobelprijswinnaars als Reinhard Selten en Daniel Kahneman wisten Tilburg te vinden. CentER ging bovendien al snel grote groepen promovendi uit binnen- en buitenland opleiden. Het was misschien wel de redding van de hele universiteit. Nog niet zo lang daarvoor waren er plannen van het kabinet om de kleine voormalige provinciehogeschool op te heffen. Ineens telde Tilburg weer mee: binnen Nederland en daarbuiten. “Vroeger kenden mensen de universiteit niet. Al in de eerste twee jaar van CentER merkte ik dat mensen in het buitenland gingen zeggen: ‘O ja, Tilburg’”, zegt De Zeeuw.

Jaloezie
De economische faculteiten elders in Nederland keken het aan “met bewondering, en ook wel een zekere afgunst”, weet Van Damme. Het zorgde ervoor dat ook zij gingen hervormen. CentER had ook invloed op de economische wetenschap wereldwijd. “CentER was een van de eerste instituten die inzichten uit de psychologie integreerde in de economische wetenschap”, zegt Van Damme. “Gedragseconomie is nu wijdverbreid, maar toen nog niet. Dan kun je als klein instituut makkelijk richting geven.”
Van Damme noemt Uri Gneezy, een promovendus die inmiddels hoogleraar is in San Diego, en Aldo Rustichini, die in de jaren negentig hoogleraar was bij CentER en nu in Minesota werkt. Ze schreven ‘A Fine is a price’: een artikel dat laat zien dat een boete opleggen voor ongewenst gedrag niet altijd werkt. Bij een kinderdagverblijf gingen ouders een boete voor te laat ophalen beschouwen als ‘prijs’. Hun intrinsieke motivatie, de verplichting die ze voelden om op tijd te komen, verdween daardoor.

En nu? Is CentER na 25 jaar nog altijd springlevend? Het is maar hoe je het bekijkt. Na tien jaar stopte de speciale Rijkssubsidie, en ging CentER op in de economische faculteit Tisem. “In zekere zin stopten daarmee de privileges”, zegt De Zeeuw. “Die betere secretariële ondersteuning moest voortaan gedeeld worden. Eigenlijk valt al het onderzoek van de faculteit nu onder CentER”, zegt De Zeeuw. “CentER is geen organisatie meer, maar een brand name.” Hij vindt dat jammer. “Het is soms makkelijker iets te starten binnen een klein instituut dan binnen een grote faculteit. Nu moet alle besluitvorming via de officiële facultaire kanalen. Ik had het mooi gevonden als CentER een soort holding was gebleven van de sterke onderzoeksgroepen van de faculteit.” Van Damme treurt minder om het verdwijnen van CentER als instituut. “We hadden een goed instituut, we hebben nu een hele faculteit die goed is.” CentER doet het goed, vindt Geert Duijsters. Hij is vice-decaan voor onderzoek bij Tisem, en is in die rol ook de baas van CentER. “We hebben honderd researchmasterstudenten”, vertelt hij trots. “Volgend jaar hebben we een recordaantal promoties gepland: 54. Het aantal artikelen in topjournals is gestegen van 6 of 7 per jaar in het begin, naar 62 per jaar nu.”

Maar ja, is dat nog wel CentER? Of is het gewoon de economische faculteit? “Voorlopig handhaven we de naam CentER”, zegt Duijsters. “Mensen voelen zich ermee verbonden, en de bekendheid in het buitenland is groot. Maar ik kan me voorstellen dat we daar in de toekomst een fundamentele discussie over voeren.”
Wat CentER-veteraan Van Damme betreft mag de naam verdwijnen. Juist dankzij CentER is nu de naam ‘Tilburg’ bekend. “Ik denk dat ‘Tilburg’ bekender is dan CentER. Ik heb mijn buitenlandse collega’s vijftien jaar geleden al verteld dat CentER niet bestaat, althans niet meer op dezelfde manier.”

Van de drie CentER-toppers uit het begin is alleen Eric van Damme over. De bekendste is Rick van der Ploeg: hij werd in de jaren negentig staatssecretaris van cultuur. Hij is nu hoogleraar in Amsterdam en Oxford. Anton Barten keerde terug naar België, en is nu verbonden aan de universiteit in Leuven.

Door: Marten van de Wier

Een Engelstalige versie van dit artikel verscheen in Univers (nummer 7).

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.