Popularisatie volgens tante Ionica

Vandaag in Univers no.7 een recensie van Het exacte verhaal: een compleet, nuttig en eenvoudig handboekje wetenschapspopularisatie. Hieronder de vijf belangrijkste lessen uit het boek. Voor wetenschappers van alle disciplines. En voor studenten.

1. Val met de deur in huis
Als wetenschapper duik je graag de nuance en achtergronden in. Het liefst zo snel mogelijk. Prima in een wetenschappelijk stuk. Maar in een populairwetenschappelijk verhaal, opiniestuk of presentatie is het funest. Daar wil je de lezer zo snel mogelijk duidelijk maken waarom jouw verhaal van belang is. Een pakkend begin is essentieel. Je moet mensen fascineren. Daarmee koop je hun aandacht. Dán mag je iets uitleggen. Val dus met de deur in huis.

2. Ben duidelijk
‘Ze hebben ontdekt dat…’ is een veelgebruikte openingszin. Wie is ‘ze’? Wat is ‘dat’? Ben duidelijk en gebruik de 5W’s. Wie, wat, waar, wanneer, waarom? Het verhaal wordt duidelijker als blijkt dat het gaat om Tilburgse hoogleraren Strafprocesrecht, die onderzoek gedaan hebben naar onrechtmatig verkregen bewijs, omdat in de praktijk blijkt dat bewijs te vaak verworpen wordt op die juridische grond.

3. Vraag je niet af of jij het meest deskundig bent
Als je benaderd wordt door media (bijvoorbeeld door Univers), vraag je dan niet af of je de aller-aller-allerbeste expert bent op je vakgebied. Dat is niet zo belangrijk. Voor een leek ben je al snel een expert. Vraag je liever af of jij het goede antwoord kan geven. Daar gaat het immers om.

4. Gebruik poep in presentaties
Woorden die aansluiten bij primair menselijke emoties doen het goed. Heb je het over een prehistorische drol die ontdekt is, dan heb je al snel de aandacht. Primitieve woorden zijn namelijk makkelijk te communiceren. Heb je het bijvoorbeeld over een wortel, dan zie je het harde oranje stuk groente makkelijk voor je. Je proeft, voelt en ruikt wortel. Erg handig om een boodschap over te brengen. Dat is wel ander met een woord als beleidsnotitie.

5. Hanteer Ionica’s 5 basisregels

  1. Gebruik geen lijdende zinnen
    Buig een lijdende zin waarin het onderwerp zelf niets doet: “De Startersbeurs werd in 2013 door Ton Wilthagen geïntroduceerd’, om naar een actieve zin: ‘In 2013 introduceerde Ton Wilthagen de Startersbeurs.’ Dat houdt de vaart erin. Schrijf dus actief.
  2. Schrap overbodige en ouderwetse woorden
    Gebruik niet meer woorden dan nodig om je boodschap over te brengen. Vermijd ook wollig taalgebruik. ‘Door middel van’ en ‘met betrekking tot’ zijn slaapverwekkende constructies. Schrijf gewoon ‘door’ en ‘met’. ‘Doch’ en ‘voornemens’ zijn al net zo’n gruwel.
  3. Voorzetsels stapelen? Niet doen
    Een zin waarin een hele rij voorzetsels achter elkaar staat, leest niet prettig. Schrijf dus niet: ‘Diederik Stapel fraudeerde onderzoeken over de psychologie op Tilburg University in de vroege jaren van de 21e eeuw’. Maak er (bijvoorbeeld) liever twee zinnen van: ‘Diederik Stapel werkte begin 21e eeuw voor Tilburg University. Daar fraudeerde hij psychologische onderzoeken.’
  4. Verbrokkel je zinnen niet
    Horen woorden bij elkaar, houd ze dan ook bij elkaar in de zin. En let op werkwoorden die zich in tweeën splitsen: voorkom dat het tweede deel van het werkwoord 5 regels verderop eindigt. Voorbeeld van zo’n slechte tangconstructie: “Sylvester Eijffinger leidde een elegante vergelijking om decimalen van pi te berekenen af.” Onbegrijpelijk.
  5. Vermijd de naamwoordstijl
    In de naamwoordstijl gebruik je werkwoorden als zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: ‘De promovendus is deze week bezig met het analyseren van de data.’ Dat is stroperig. Beter is: ‘De promovendus analyseert deze week de data.’ Alweer is het advies: schrijf actief.
Fotografie Ype Driessen

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.