Een nieuw perspectief op ziekte en gezondheid

Wat is ziekte, wanneer ben je ziek? Die vragen worden tegenwoordig vooral beantwoord met allerlei scans en testen. Wat niet meetbaar is, zit tussen je oren. Als hoogleraar Medical Humanities wil Jenny Slatman onze kijk op ziekte en gezondheid in het juiste perspectief plaatsen. “Ik denk niet dat er nog veel filosofen rondlopen die ervan uitgaan dat een mens bestaat uit een lichaam en een geest.”

Als zelfstandig vakgebied bestaat Medical Humanities nog niet in Nederland. Wel wordt in de marges van de opleiding geneeskunde gedoceerd over medische ethiek en medische geschiedenis. Slatmans leerstoel binnen de Tilburgse faculteit geesteswetenschappen, waar ze terugkeert na zes jaar Maastricht, geeft haar meer ruimte. Vanuit een integraal geesteswetenschappelijk perspectief gaat ze de huidige gezondheidszorg analyseren.  Met behulp van disciplines als de filosofie, geschiedenis, antropologie en kunst- en cultuurwetenschappen. Slatman: “Wat is ziekte, wanneer ben je ziek? Die vragen kun je ook beantwoorden door te kijken naar films, reclames, blogs en romans.”

Romans?

“Cultuur speelt een belangrijke rol. Hoe denken mensen over ziekte, hoe verschuift dat? In Maastricht geef ik nu college over wat normaal is, en abnormaal. Kijk je daar historisch naar, dan zie je dat het fenomeen van ‘abnormaliteit’ nog niet zo lang bestaat. Dat ontstond in de negentiende eeuw. Wat je ziet is dat de opkomst van de statistiek een belangrijke rol speelt. Op het moment dat mensen gaan classificeren zeggen ze wat normaal is, en wat afwijkend.”

Wat is normaal en wat abnormaal?

“Dat bepalen mensen. In de biomedische wetenschappen hebben ze er harde ideeën over. Bijvoorbeeld: je hebt te weinig rode bloedcellen, dus ben je ziek. Maar die norm moet eerst gesteld worden. Het zijn afspraken die mensen maken. Dat zie je duidelijk in de psychiatrie: de wijze van diagnosticeren is erg afhankelijk van classificatiesystemen als de DSM. Die verandert iedere tien á vijftien jaar. De DSM-V die in 2013 uitkwam, is veel dikker dan de DSM-IV. Er zijn nieuwe afspraken gemaakt over wat we een depressie noemen, of autisme. Vanuit de geesteswetenschappen is het interessant deze man-made norms te analyseren.”

Wat is daar zo interessant aan?

“In onze tijd overheerst het neurobiologische beeld van ziekte en gezondheid. Als je ziet dat het om afspraken gaat, die worden gemaakt in een bepaald tijdsgewricht, kun je dat relativeren. Politieke en economische overwegingen hebben er bijvoorbeeld invloed op. Vraag je nu op straat aan iemand iets over ziekte, dan zegt hij of zij dat er iets mis is in het lichaam, of in de hersenen. Alsof dat zo is.”

Is dat niet zo dan?

“In verschillende tijden kijken we hier heel anders tegenaan. We gebruiken metaforen, zoals de computermetafoor. We praten over hardware en software als we het hebben over onze hersenen. Maar computers bestaan nog niet zo lang. Ook verschilt het per tijd wat we onder een ziekte verstaan. Door iets een ziekte te noemen, kan een dokter je ermee helpen. Maar wat je nu een ziekte noemt, alcoholverslaving bijvoorbeeld, werd vroeger mogelijk anders gezien. Als zonde. Dan ging je niet naar de dokter, maar moest je je verantwoorden ten opzichte van de kerk.”

“Het verschilt per tijd wat we onder een ziekte verstaan.”

U begint januari 2017 als hoogleraar aan Tilburg University. Waar ligt uw focus?

“Op de betekenis van het lichaam, geconcentreerd op de westerse geneeskunde. Hoe het lichaam beleefd wordt en hoe het betekenis krijgt. Ik wil bijvoorbeeld onderzoek doen naar somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK). Geschat wordt dat 40% van alle klachten die gepresenteerd worden bij een huisarts in deze categorie valt. Meestal gaan ze vanzelf weg, maar een behoorlijk deel daarvan wordt chronisch. Mensen hebben fysiek pijn of een ongemak, terwijl de dokter niets kan vinden. Denk aan chronische pijn, vermoeidheid, gewrichtsklachten, hoofdpijn etc. De arts kan niets doen als er niets meetbaars wordt gevonden, in het bloed of op scans. Dan wordt al snel gesteld dat het tussen de oren zit, of dat je je aanstelt. Deze klachten worden afgedaan als psychologisch, dus worden mensen doorverwezen. Maar gepsychologiseer helpt het merendeel van de mensen niet.”

Artsen lopen tegen hun kunnen aan. Hoe komt dat?

“Het probleem is dat je alleen dat lichaam noemt, wat je kan meten. Ik wil laten zien dat het meer betekent. Je hebt niet alleen een lichaam, je bént ook je lichaam. Daar is niets buiten, zoals een geest of psyche.”

“Wat begon als een filosofisch probleem, is nu een reëel klinisch probleem”

Aha. Dus lichaam en geest zijn niet strikt gescheiden, zoals de filosoof René Descartes wel beweerde?

“Nee. Als je vanuit het cartesiaanse idee denkt, krijg je een bizar beeld over een handelend iemand. Je zou steeds bewust nadenken bij iedere handeling, voordat je die verricht. Maar ondertussen zit jij dit telefoongesprek nu uit te schrijven of typen, terwijl je naar me luistert. Tot nu toe heb je niet nagedacht over wat je aan het doen bent. Het gaat semiautomatisch, net als bij lopen, voetballen of autorijden. Cognitie ontspringt niet aan de geest, cognitie zit in het lijf. Dat is wat we embodied cognition noemen. In de filosofie is dit eigenlijk geen issue meer. Ik denk niet dat er nog veel filosofen rondlopen die ervan uitgaan dat een mens bestaat uit een lichaam en een geest. Maar als je een ziekenhuis binnenloopt, is dat ineens wel zo. Wat begon als een filosofisch probleem, is nu een reëel klinisch probleem.”

Wat moeten dokters dan doen?

“Het is bijna te simpel om te zeggen: laat mensen hun verhaal vertellen. In plaats van gelijk bloedtests te doen en scans te maken. Door mensen als een machine, als een ding te behandelen, vind je soms natuurlijk wat. Die benadering heb je óók nodig. Maar meestal komen patiënten met een verhaal waar de klacht in is ingebed. Je moet dan luisteren en interpreteren, zoals je een roman leest. Die verklaar je ook niet, terwijl de biomedische wetenschap niet anders doet.”

Jenny Slatman is filosoof en als hoogleraar Medical Humanities vanaf 1 januari 2017 verbonden aan Tilburg University. Ook gaat ze meedenken over de doorontwikkeling van het onderwijs aan het University College Tilburg. Ze is benoemd vanuit het Philip Eijlander Diversity Program. Van 2004 tot 2010 werkte ze al in Tilburg, als universitair docent bij het Department of Philosophy. Nu is ze nog universitair hoofddocent metamedica aan de Universiteit Maastricht.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.