Diversiteit op de universiteit

Een universiteit groeit van tegengas. In de rubriek Doordenken voorziet hoogleraar Rob van Gestel ontwikkelingen in de academische wereld van kritisch commentaar. Deze keer: diversiteit en ideologie op de universiteit.

Rob van Gestel

Als er één onderwerp is dat je als blanke man 50+ beter niet aansnijdt is het wel kritiek over diversiteit aan de universiteit. Zo mag je eigenlijk geen afwijkende opvatting hebben over MeToo. Ik zou daarom beter niet kunnen schrijven dat ik het verkeerd vind dat de voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond (LSvB) het kennelijk een goed idee vindt dat een promovenda die haar promotor grensoverschrijdend gedrag verwijt, de garantie krijgt dat ze recht heeft op een nieuwe begeleider, alvorens ze een melding doet.

Dat zo’n “quid pro quo” in strijd is met de onschuldpresumptie, zoals neergelegd in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, doet er kennelijk niet toe. Het doel heiligt de middelen en het doel is hier een “veilige werkomgeving” voor vrouwelijke wetenschappers en studenten. Mannelijke hoogleraren die van grensoverschrijdend gedrag worden beschuldigd hebben klaarblijkelijk geen rechtsbescherming nodig. En misbruik van macht is ogenschijnlijk iets waar alleen mannen zich jegens vrouwen aan schuldig maken.

‘Mannelijke hoogleraren hebben klaarblijkelijk geen rechtsbescherming nodig’

Het omgekeerde komt enkel in films voor, zoals in ‘Disclosure’ uit 1994 met Michael Douglas en Demi Moore. Wie dit gelooft moet toch eens het relaas lezen van “Martin”, docent op een niet nader te noemen hogeschool. Deze Martin werd door drie studentes beschuldigd van seksuele intimidatie. Sociologe Hilde Veraart-Maas beschrijft in Elsevier in wat voor bewijsfuik en isolement Martin terechtkwam toen hij beschuldigd werd van grensoverschrijdend gedrag in wat achteraf een simpele wraakactie lijkt te zijn geweest.

Een veilige werkomgeving

Nu wordt het begrip veilige werkomgeving tegenwoordig te pas en te onpas gebruikt. Zo vond het CvB van de Erasmus Universiteit het door een bedrijfsrecherchebureau laten screenen van de e-mails van 22 medewerkers die (mogelijk) de vermeende plagiaat van hun interimdecaan aan NRC hadden gemeld ten goede komen aan een “veilige werkomgeving”. Pas toen de actie van het bestuur negatieve media-aandacht begon te genereren draaide het Rotterdamse college bij en werden excuses aangeboden.

Wie denkt dat zoiets alleen op andere universiteiten gebeurt, herinner ik even aan het incident met de MeToo column van Harrie Verbon in 2017. Toenmalig hoofdredactrice van Univers Francine Bardoel bestond het om de mannelijke columnist te beschermen! Toen een batterijtje gekwetste collega’s daarop petities ging schrijven met oproepen tot bestuurlijke interventie omdat de “safe space” voor vrouwen aan de universiteit in gevaar zou zijn gebracht, kon het toenmalige CvB het niet laten om de hoofdredactrice per brief stevig de duimschroeven aan te draaien.

‘Mag je aan een universiteit geen verschillende gedachten hebben over gevoelige maatschappelijke thema’s?’

Hoe had zij een column durven plaatsen in strijd met het beleid inzake respect, professionaliteit en diversiteit, zoals neergelegd in de gedragscode van de universiteit, bedoeld om mensen een veilig gevoel te geven? Pardon: respect voor diversiteit? Valt daar binnen een universitaire gemeenschap ook niet onder dat je verschillende gedachten over gevoelige maatschappelijke thema’s mag hebben? En geldt die veilige omgeving niet voor columnisten en redacteuren van Univers?

Een vlammende reactie

Zolang opvattingen van columnisten in een (universiteits)krant binnen de grondwettelijk beschermde vrijheid van meningsuiting vallen, past het vooral niet om hen – of de voor de krant verantwoordelijke journalisten – onder druk te zetten. En dit omdat ze zich mogelijk niet conformeren aan een juridisch niet-bindende gedragscode waarvoor het draagvlak binnen de universitaire gemeenschap onduidelijk is.

Als je het als bestuurders en collega-wetenschappers niet eens bent met een column, hoor je een vlammende reactie te schrijven voor de universiteitskrant waarin je de columnist van repliek dient. Wat je in elk geval nooit doet is even op de bestuurlijke machtspositie gaan leunen om onwelgevallige – politiek incorrecte – gedachten de kop in te drukken met impliciete dreigementen. Daarmee wordt iedere geloofwaardigheid dat je uit bent op een veilige werkomgeving gelogenstraft.

Linkse wetenschappers

Wat dit laatste betreft zouden wij een voorbeeld kunnen nemen aan de rector van de Universiteit van Leiden. Deze werd in een lastig parket gebracht door een oud-promovendus (Thierry Baudet) en diens promotor (Paul Cliteur) – beiden politiek actief in in Forum voor Democratie (FvD) – die een (meld)punt probeerden te maken voor de “linkse ondermijning” in de wetenschap, een ander aspect van de diversiteit binnen de universiteit. Hun stelling was dat er sprake was van indoctrinatie van studenten door overwegend linksgeoriënteerde wetenschappers.

Tekst gaat verder na de afbeelding

Thierry Baudet en Paul Cliteur. YouTube still.

Thierry Baudet en Paul Cliteur. YouTube still.

Meer dan 800 docenten en onderzoekers ondertekenen daarop een open brief, waarin ze aangaven verontrust en gealarmeerd te zijn over dit soort uitspraken. Rector Carel Stolker gaf in De Volkskrant echter glashelder aan waarom hij Leidse hoogleraren, zoals Paul Cliteur, niet snel tot de orde roept. Universiteiten horen volgens hem te staan voor: ‘vrijheid van geest, van denken en spreken, en voor een ongebonden ontwikkeling van onderzoek en onderwijs. Zij vormen vrijplaatsen waar iedere vraag gesteld kan worden en in vrijheid beantwoord.’

Onder verwijzing naar het boek Free speech on campus van Chemerinski & Gillman, voegt Stolker daaraan toe dat de universiteit het forum moet zijn ‘for the new, the provocative, the disturbing, and the unorthodox’ en dat solidariteit, gemeenschapszin, hoffelijkheid, of wederzijds respect – hoe belangrijk ook – daarom niet de vrijheid van meningsuiting mogen domineren. Het gevaar is namelijk dat degenen die het binnen de universiteit voor het zeggen hebben, steeds meer klonen van zichzelf benoemen en dat een beroep op inclusiviteit, respect en veiligheid een excuus wordt om het debat met andersdenkenden te verhinderen.

‘Een beroep op veiligheid kan een excuus worden om het debat met andersdenkenden te verhinderen’

Tegelijkertijd vind ik het goed dat Stolker in debat is gegaan met Cliteur en daarbij zijn verontwaardiging heeft uitgesproken over het feit dat Cliteur en Baudet, maar ook vele anderen, juist in Leiden altijd alle ruimte en vrijheid hebben gekregen om hun rechtse standpunten te verkondigen om vervolgens – zonder enig overtuigend bewijs – te roepen dat linkse universiteiten de samenleving ondermijnen.

Minstens zo interessant vind ik dat Stolker in zijn Diesrede uit 2018 zelf de vinger op een zere plek durft te leggen. De voorzitter van de commissie van het KNAW-briefadvies ‘Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland’ stelt dat het aan universiteiten wel meevalt met gebrekkige politieke diversiteit. Veel politicologen zijn weliswaar links , maar de verhoudingen bij de bedrijfseconomen zijn juist andersom.

Stolker stelt terecht dat dit iets te gemakkelijk gedacht is. Zeker in disciplines met een sterke normatieve component, zoals politicologie of rechten, is niet gegarandeerd dat er géén politiek-culturele bias bestaat die wel degelijk impact heeft op de inhoud van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.

Ideologie in de wetenschap

Stolker heeft hier een interessant punt te pakken. Amerikaans onderzoek van Posner en Chilton laat bijvoorbeeld zien dat hoogleraren staatsrecht aan de hoogst gerankte (“first tier”) rechtenfaculteiten in de VS, die geld doneren aan de Democratische Partij, gemiddeld genomen artikelen produceren waarin volgens hun codeersysteem “liberal”  perspectieven dominant zijn. Dit terwijl hoogleraren die doneren aan de Republikeinse Partij in hun artikelen veelal standpunten innemen die volgens dezelfde codering als “conservative” kunnen worden aangemerkt. Hoogleraren die geen geld doneren nemen een middenpositie in. Zij voegen hier aan toe:

‘Law professors, unlike other types of academics, directly influence the law by writing articles that judges read and occasionally cite in judicial opinions. However, if their articles are seen as “rationalizations of their authors’ political ideology”, they may well lose whatever influence they have.’

Ik sluit niet uit dat een onderzoek in Nederland naar vormen van “ideological bias” binnen de rechtswetenschap soortgelijke resultaten zou laten zien. Sterker nog, het zou mij niet verwonderen indien het ook op andere gebieden meer voorkomt dan wij denken. Wat dit  betreft heb ik me bijvoorbeeld eerder verwonderd over een onderzoek in opdracht van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) naar vormen van harassment jegens vrouwen in de wetenschap uit 2019.

Tekst gaat verder na de afbeelding

Beeld Pixabay

Beeld Pixabay

Opvallend is niet alleen dat het onderzoek is uitgevoerd door drie vrouwen van het centrum voor genderstudies van de Radboud Universiteit – zou er geen storm van kritiek opgestoken zijn als een mannelijk hooglerarennetwerk onderzoek naar harassment jegens mannen door louter mannen had laten uitvoeren? – maar ook dat het onderzoek anderszins te denken geeft.

Zo hebben de onderzoeksters zich gericht op slechts 20 interviews met vrouwen die ze mede via hun eigen sociale netwerk hebben opgeroepen om zich te melden, wat onvermijdelijk een risico van “selection bias” met zich meebrengt. Daarnaast hebben ze schriftelijke verklaringen van 35 vrouwen bestudeerd die op geen enkele manier op inhoudelijke juistheid zijn getoetst. Verder is ook het begrip harassment niet erg duidelijk afgebakend. Hoe representatief en betrouwbaar is een dergelijk onderzoek dan?

Is de wetenschap zo bijzonder?

Onderzoek van FNV en VAWO onder ruim 1.000 universiteitsmedewerkers laat bijvoorbeeld zien dat 35% van de mannelijke wetenschappers last zegt te hebben van zaken die als harassment aangemerkt kunnen worden. Dit tegenover 44% van de vrouwen. Is dat nu werkelijk zo’n groot verschil, aangenomen dat mannen juist in de universitaire top oververtegenwoordigd zijn en het ook best nog eens zou kunnen zijn dat zij – uit een misplaatst machogevoel – minder open zijn over hun klachten? Hoe verhouden deze getallen zich bovendien tot die in andere sectoren van de samenleving? Is de wetenschap zo bijzonder?

Met het voorgaande wil ik niets afdoen aan het belang van een “veilige en diverse werkomgeving” op universiteiten, maar het debat wordt in mijn ogen op dit moment te eenzijdig gevoerd. Collega’s die mochten denken dat (linkse) vrouwen betere mensen zijn dan (rechtse) mannen en zich daarom in de wetenschap minder vaak schuldig maken aan machtsmisbruik zouden daarbij op termijn nog weleens bedrogen uit kunnen komen.

Rob van Gestel is hoogleraar aan Tilburg Law School

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.