Emily Sipiorski: ‘Ik groeide op in de middle of nowhere en wilde de wijde wereld in’
Universitair docent Public Law and Governance Emily Sipiorski (45) groeide op in het Amerikaanse Wisconsin, in een stadje ‘waar meer koeien dan mensen woonden.’ Maar vanaf haar 22ste trok ze voor werk en studie van Tsjechië naar Japan, Polen, Duitsland en Portugal, om in 2021 te landen in Tilburg. ‘Ik denk niet dat ik als onderzoeker ergens anders zoveel vrijheid zou hebben als hier.’

Als je docent Public Law and Governance Emily Sipiorski vraagt waarom ze in 2021 met haar gezin van zonnig Lissabon naar Tilburg verhuisde, hoef je niet lang te wachten op een enthousiast antwoord. ‘Ik denk niet dat ik op andere universiteiten zoveel vrijheid zou hebben gekregen om als onderzoeker allerlei zijpaden te bewandelen. Voor het eerst komen al mijn interesses samen: rechten, literatuur, en de ontwikkelingen in de samenleving.’
Ook het lesgeven aan de bachelorstudenten global law, die hier net als zij vanuit alle windstreken zijn geland, trekt haar, vertelt de Amerikaanse, aan haar bureau in het Montesquieu-gebouw, waar ze bekers thee neerzet. ‘Ik hou van de betrokkenheid die je voelt bij studenten. Voor de klas staan is een soort performance, soms is dat leuk, soms stressvol. Ik ben gevoelig voor de manier waarop studenten reageren op wat ik aanbied.
‘De generatie studenten die is opgekomen tijdens COVID, verstopt zich soms achter hun computers en hun telefoons, terwijl ik oogcontact nodig heb, om te weten of iedereen bij de les is. Soms zit ik naar die gebogen ruggen en achterhoofden te kijken en begin ik te twijfelen: volgen ze het nog, pak ik het wel goed aan?’ Sipiorski schudt haar hoofd. ‘Vorig jaar was ik er helemaal klaar mee.’
Wat gebeurde er?
‘Tijdens een werkgroep internationaal publieksrecht moesten studenten een pleidooi voorbereiden, maar niemand had zich ingelezen. Ik zei: oké, laten we tien minuten nemen, zodat iedereen zich alsnog kan voorbereiden. Op dat moment zette iemand een prompt in ChatGPT en voerde dat vervolgens op als argument. Maar het interesseert mij niet wat een computer te zeggen heeft, ik wil weten wat jij ervan vindt, zelfs als je redenering niet klopt of als je een hele andere kant opgaat dan ik voor ogen had. Je leert niets van het invoeren van een prompt.
‘Ik wil niet dat mijn studenten zich letterlijk en figuurlijk verschuilen achter technologie. Daarom ben ik bij mijn colleges met iets nieuws begonnen. Tijdens de eerste 45 minuten mag iedereen zijn computer erbij houden. In de tweede helft van de les behandelen we een casestudy waarin we toepassen wat er in de eerste helft is besproken. Dus klap je laptop dicht, stop je telefoon weg en pak pen en papier.’ Opgewekt: ‘Ik ben er nog maar net mee bezig, maar het verschil in betrokkenheid is opvallend.’
Internationals in Tilburg
Chinees, Duits, Braziliaans: lange tijd zijn internationals uit alle hoeken van de wereld naar Nederland getrokken. De wetenschap houdt zich niet aan landsgrenzen en Dutch universities willen goed scoren op het academische wereldtoneel. Maar er kwamen wel heel veel internationals deze kant op: collegezalen en studentenhuizen zitten overvol en veel opleidingen worden alleen nog in het Engels gegeven.
Tijd voor een ommekeer, klinkt het nu. De politiek wil minder internationals en Engels aan universiteiten. Universiteiten maken plannen om de internationalisering terug te dringen. En zo gaat het steeds óver internationals. Maar wie zijn zij eigenlijk? En hoe zien zij hun toekomst voor zich? In deze rubriek gaat Univers in gesprek met internationale studenten en medewerkers van Tilburg University.
Het onderwerp waarmee Sipiorski in 2017 in Duitsland promoveerde – het principe van goed vertrouwen bij internationale investeringstribunalen – verraadt haar belangstelling voor de ethische implicaties van internationale verdragen. ‘Je ziet dat investeerders die investeren in het buitenland een zekere bescherming genieten op grond van verdragen tussen soevereine staten, en ik wilde weten wat dat betekent voor milieukwesties en mensenrechtenkwesties.’
Dat ze zich ooit aan de andere kant van de wereld met grote maatschappelijke kwesties zou bezighouden, lag in haar jeugd niet voor de hand, legt ze uit. ‘Ik groeide op in the middle of nowhere, op het platteland van Wisconsin, waar meer koeien dan mensen woonden. Veel klasgenoten moesten voor schooltijd de koeien melken.
‘Mijn vader was directeur van een lokale bank, mijn moeder werkte voor volkshuisvesting. Mijn broer, zus en ik gingen alle drie studeren in Madison, waar we opeens in aanraking kwamen met allerlei progressieve ideeën en verschillende soorten mensen. Toen besefte ik pas in wat voor kleine wereld ik was opgegroeid.’
Met welk wereldbeeld ben je opgevoed?
‘Toen ik klein was, waren mijn ouders heel religieus. We begonnen als katholiek, later kwamen we terecht bij een evangelische baptistenkerk. Mijn ouders hadden het idee dat ze ons via religie moesten leren wat goed of fout was. Ze waren bezorgd over de duivelse invloed van muziek. Mijn moeder had in de kast een boek staan, Turmoil in the Toybox, dat toen heel invloedrijk was. Daarin werd beweerd dat de Smurfen waren bezeten door de duivel.
‘De kerk was een belangrijk onderdeel van ons leven, maar er werd ook veel nadruk gelegd op arbeidsethos. Vanaf ons 12e werd verwacht dat we de hele zomer werkten. Ik was gek op Britse literatuur. Ik weet nog dat ik graag op schrijfkamp wilde, maar mijn ouders stuurden me naar bijbelkamp. De rest van de zomer paste ik elke dag acht uur lang op kinderen uit de buurt. Toen ik aan het eind van de vakantie weer over het schrijven begon, zei m’n moeder: ‘Maar Emily, je was er toch niet aan toegekomen.’ Dat deed pijn, en dat doet het nog.’
Je koost niet direct voor een studie rechten, maar ging eerst scheikunde en Engelse letterkunde studeren.
‘Ik wilde arts worden, maar een toekomst als schrijver trok me ook. Mijn vader wilde graag dat zijn kinderen een exacte studie zouden doen, dus koos ik als compromis twee hoofdvakken: scheikunde en Engels. Maar ik vond de laboratoriumexperimenten dodelijk saai. Na twee jaar stapte ik over naar de universiteit van Madison, liet de scheikunde vallen. Ik ging verder met Engelse letterkunde en voegde internationale betrekkingen toe.’
Na je afstuderen vertrok je naar Praag en later naar Japan, om Engelse les te geven. Hoe kwam je daartoe?
‘Ik was 22 en ik had geen idee wat ik wilde. In Madison hadden ze een geweldig programma rond internationale betrekkingen, met geschiedenis, politieke wetenschappen en internationaal recht. Ik vond internationaal recht fascinerend, voor mij was het de ideale combinatie van logisch denken en geopolitiek.
‘Dus ik overwoog om te promoveren in internationale betrekkingen, maar een studie rechten leek me ook wel wat. Ik dacht: ik neem gewoon een pauze en ga de wijde wereld in.’
Van Amerika naar Praag en Japan, was dat een cultuurschok?
‘Praag was een zachte landing. Ik ging samen met vrienden en zat in een bubbel van Amerikaanse en Britse docenten. De stad is prachtig, ik woonde middenin het centrum. Dat is ondenkbaar in Amerikaanse steden, daar is het centrum vaak het zakenhart, daar kun je niet wonen, laat staan dat je, zoals in Tilburg, op de fiets naar je werk kan.
‘Japan was wel een cultuurschok. Als Westerse vrouw viel ik overal op en moest ik letten op hoe ik me gedroeg. Het dagelijks leven in Japan is formeel. De treinconducteur maakt een buiging zodra hij een wagon verlaat om naar de volgende wagon te gaan. Zelfs op de middelbare school waar ik lesgaf waren de bijeenkomsten plechtig en strak georganiseerd. Maar cultuurschokken werken ook omgekeerd. Toen ik na een paar jaar rechten ging studeren in Amerika, was ik geschokt door hoe losjes en rommelig het eraan toe ging.’
In de Poolse hoofdstad Krakau deed je een master Europese Studies, maar in 2006 keerde je terug naar Amerika, om rechten te studeren.
‘Hamline Law School in Minneapolis had een geweldig internationaal programma over alternatieve geschillenbeslechting. Maar in de praktijk viel die rechtenstudie tegen. We spraken nooit over de ideeënwereld die ten grondslag ligt aan de werking van het recht, het ging alleen maar over het analyseren van zaken en argumentatie. Eigenlijk wilde ik stoppen, maar ik had al zoveel geld in mijn studie geïnvesteerd dat een nieuwe richting geen optie was.’
Tijdens haar studie loopt ze een half jaar stage bij een advocatenkantoor in Wenen. ‘Ik had het er enorm naar mijn zin. Ik deed allerlei internationale arbitragezaken tussen West-Europese en Oost-Europese bedrijven. Het was een schril contrast vergeleken met Minneapolis, waar ik naar kantoor in een buitenwijk reed om in een klein hokje repetitief juridisch werk te doen. Na mijn studie wilde ik terug naar Wenen, maar dat lukte niet.
‘In Wisconsin kreeg ik ook geen voet aan de grond. Bij de advocatenkantoren waar ik aanklopte begrepen ze weinig van mijn cv. Telkens werd er gezegd: waarom heb je in zoveel landen gewerkt, heb je wel zitvlees? Je klinkt nogal academisch, weet je zeker dat je advocaat wil worden?’
Tegenwoordig wordt internationale ervaring juist als een voordeel gezien.
‘Misschien, maar niet bij de kleine advocatenkantoren in het Middenwesten waar ik toen solliciteerde. Daarvoor moet je bij de grote kantoren in grote steden zijn, waar je lange dagen maakt. Dat was voor mij als moeder van twee kleine kinderen geen optie meer.’
Je vertrok naar Halle om te promoveren. In Oost-Duitsland stemt de meerderheid van de bewoners op de extreemrechtse partij AFD. Men kijkt sinds de val van de muur argwanend naar mensen die uit het buitenland komen, of dat nu vluchtelingen of kenniswerkers zijn. Kon je daar wel aarden?
‘Halle is een universiteitsstad, ze moeten je wel accepteren. Maar ik moest wel wennen. De Duitse cultuur is stijf. Op de universiteit deelde ik een kantoor met een collega. Ik kwam vol enthousiasme binnen, maar binnen de kortste keren klaagde mijn collega dat ik te luid aan het typen was. Het maakte me zelfbewust. Het is een ingewikkelde balans om jezelf in een nieuw land opnieuw uit te vinden en toch trouw te blijven aan jezelf. Je ‘mute’ jezelf een beetje.’
Hoe was dat buiten de campus?
‘Op de meeste plekken in Europa kan ik opgaan in de massa, zolang ik mijn mond niet opendoe. Als Amerikaan ben je zo geprivilegieerd dat het bijna beschamend is. Maar voor mijn Portugese echtgenoot, die ik daar had leren kennen, omdat hij ook aan het promoveren was, was het totaal anders in Duitsland dan voor mij.
‘Na een paar jaar verhuisden we naar Hamburg. We hadden net ons eerste kind gekregen en wilden een appartement huren. De huurbaas keek naar onze baby en zei toen tegen mijn echtgenoot: ‘Zeg, je gaat toch niet je hele familie overhalen, hoop ik?’’
In 2017 probeerde Sipiorski opnieuw om een baan te vinden in haar vaderland. ‘Ik kwam op gesprek bij een advocatenkantoor. Ik was net gepromoveerd en had bij een Duits advocatenkantoor een paar grote Europese energiezaken gedaan. Maar zij boden me een baan aan als juridisch assistent. Uhm, pardon?’
Sipiorski schiet in de lach. ‘Die man probeerde me nog te overtuigen door te zeggen hoe goed dat verdiende, maar daar ging het mij niet om. Dat is de kloof: in Amerika draait alles om zoveel mogelijk geld verdienen. Natuurlijk wil ik ook graag mijn studieschuld afbetalen, maar als dat betekent dat je oninteressant werk doet, dan gaat het toch nergens over?’
In 2016 vertrekt het gezin naar Portugal. Sipiorskis echtgenoot kan daar aan de slag aan de universiteit, zijzelf doet op afstand een postdoc in Hamburg. Vier jaar later verhuizen ze naar Tilburg.
Al die landen, het duizelt me. Hoe ben je zo flexibel geworden?
‘Je moet wel. Het is nooit mijn bedoeling geweest om voor altijd weg te gaan uit Amerika. Maar een academische carrière is meer een kwestie van geluk dan van keuze, je hebt weinig regie over je toekomst. Het is lastig om je binnen Europa tussen de verschillende academische systemen te bewegen, want hoe je opklimt naar een vaste aanstelling is in elk land anders.’
Waarom koos je voor Tilburg?
‘Ik vond Tilburg heel interessant vanwege de global law bachelor. Het is fijn om te werken op een plek waar zoveel mensen met verschillende achtergronden en perspectieven binnenkomen. Dat kom je op weinig andere Europese universiteiten tegen. Ik hoefde hier niet te wennen, want tijdens mijn studie in Krakau was ik bevriend geraakt met een Nederlandse en ging vaak naar Nederland om haar op te zoeken. De open cultuur hier is me altijd bijgebleven.’
Wat herinner je je van je eerste tijd op de campus?
‘Ik begon tijdens de COVID-epidemie. Het was doodstil op de campus, veel mensen droegen een mondmasker. De lessen waren hybride. Ik moest pijlsnel zorgen dat ik genoeg interessant lesmateriaal had. Het was best lastig om de studenten in mijn lokaal en de studenten die thuis meekeken evenveel aandacht te geven.
‘In het begin was ik overweldigd, want de faculteit was veel groter dan ik was gewend. Ik vroeg me af: hoe houdt iedereen contact met elkaar, welke secretaresse heb ik waarvoor nodig? Het verbaasde me dat alle communicatie digitaal is en dat we zo afhankelijk zijn van Teams. Ik floreer bij persoonlijk contact.’
Wat is het verschil tussen het werken aan een universiteit in Duitsland en Nederland?
‘Het viel me op dat Tilburg is opgezet als een bedrijf. Elk semester geef ik als codirecteur van global law een voordracht om nieuwe studenten te trekken. Soms voel ik me een soort dienstverlener, die precies moet voldoen aan de verwachtingen van toekomstige studenten. In Duitsland is die druk minder, de universiteiten daar zijn minder bezig met externe marketing.
Ook het evaluatiesysteem is hier anders. In de meeste Duitse universiteiten worden docenten eens in de drie jaar beoordeeld door studenten, in Tilburg gebeurt dat aan het eind van elk semester. Ik viel een keer een paar lessen in voor een collega. Een van de studenten schreef: ‘Sipiorski heeft geen idee waar ze het over heeft.’ Nou, dat was ook zo! Zo krijg je elke ronde wel een vervelende opmerking. De laatste keer heb ik het commentaar niet eens meer gelezen. Zolang ik goed scoor, neem ik aan dat het snor zit.’
‘In Duitsland hebben studenten meer ontzag voor hun docenten. In Nederland durven studenten je sneller te bekritiseren en uit te dagen, wat ik op zich leuk vind, tenzij het de les in de weg gaat zitten, omdat iemand maar blijft inzoomen op een kwestie die ver buiten de kaders valt. In Duitsland hebben colleges een formele sfeer, in Nederland is het onderwijs veel interactiever, dat heeft voors en tegens.
‘Gisteren bespraken we bij mijn les internationaal publieksrecht hoe er in verschillende landen tegen nucleaire wapens wordt aangekeken, en wat dat zegt over machtsverhoudingen. Er zaten 200 studenten, de halve zaal deed mee. Het was een levendige discussie, maar het complexe onderwerp leidde ook tot misverstanden. Een grote collegezaal is een lastige omgeving om een actieve discussie tussen studenten in goede banen te leiden.’
Kon je als international makkelijk aarden op de campus?
‘Absoluut, Nederland staat enorm open voor internationale academici. De helft van de docenten op onze afdeling komt uit het buitenland. Ik heb een aantal hele leuke collega’s waar ik vaak koffie mee drink of uit eten ga, en een aantal van hen is Nederlands. Het scheelt ook dat ik al lang in het buitenland heb gewoond, dat is toch anders dan iemand die net de oversteek heeft gemaakt.’
Hoe gedraagt een ‘net overgestoken Amerikaan’ zich?
Aarzelend: ‘Amerikanen hebben de neiging om ruimte in te nemen en zich een bepaalde autoriteit aan te meten. Dat sluit niet aan bij de Europese praktijk, waar je niet je kop boven het maaiveld moet uitsteken. Maar in Amerika word je van kinds af aan juist aangemoedigd om boven de massa uit te stijgen. Op de basisschool werd ons al geleerd hoe we een leider konden zijn. Maar er wordt veel minder aandacht besteed aan hoe je op een goeie manier een onderdeel kunt zijn van een samenleving en een gemeenschap.’
Hoe vaak ga je terug naar Amerika?
‘Ik probeer eens per jaar te gaan, maar daar is ook van alles veranderd, ik herken die wereld niet helemaal meer. Ik weet nog dat ik twintig jaar geleden terugging voor de bruiloft van mijn zus en dat we met z’n allen onze nagels lieten doen in de schoonheidssalon van het dorp. De schoonheidsspecialiste vroeg waar iedereen vandaan kwam. Tegen mij zei ze: ‘o, jij bent duidelijk niet van hier.’ Oké.
‘Ik was even van mijn stuk gebracht. Want ik voel me thuis in Nederland, maar in Amerika is alles vertrouwder. Dat is een klassiek probleem van expats: je voelt je overal en nergens thuis. Je voelt een constante kloof.’

‘Ik merk dat mijn dochters met een Europese blik naar Amerika kijken. Zij zijn 11 en 13 en denken: wat is hier aan de hand? Ze weten dat er politieke thema’s zijn waar je niet over kunt praten. Toen er op de autoradio een nieuwsbericht klonk over Trumps betrokkenheid bij de Epstein Files, zette mijn vader meteen de radio uit. Hij trok het niet.
‘Dat zegt iets over de mentaliteit in het Middenwesten. Moeilijke onderwerpen vermijd je. Toen ik nog studeerde stond mijn vader wel open voor politieke discussies, zij het met moeite. Tegenwoordig gaat iedereen politieke thema’s liever uit de weg.’
Je politieke kleur kan op de Amerikaanse werkvloer al een probleem zijn, begrijp ik.
‘Afgelopen zomer waren we in het noorden van Wisconsin, en het eerste wat we zagen was een groot bord met de tekst ‘Welkom in Trumpland.’ Het probleem in Amerika is dat er maar twee politieke partijen zijn. Dat is niet alleen oneerlijk, het zorgt ook voor onnodige verdeeldheid. Ik vind het verontrustend om te merken dat mensen op straat bang zijn om contact te leggen met anderen. Mensen lopen op hun teentjes.’
‘Als onderzoeker zie ik natuurlijk een complete verstoring van de internationale rechtsorde, en zie ik het totale gebrek aan respect voor gemaakte afspraken en voor idealen van integratie en samenwerking tussen staten, als manier om vertrouwen op te bouwen. Het is ongelofelijk dat een land wereldwijd zoveel onrust kan veroorzaken. Of het nu gaat om internationaal recht of nationaal recht, Trump heeft altijd het idee gehad dat hij daarboven stond. Kennelijk gelden de regels niet voor hem.’
Half oktober gingen Amerikanen overal de straat op om te protesteren tegen wat zij zien als een dreigende dictatuur. Hoe kijk jij daarnaar?
‘Het is angstaanjagend om te zien dat nationale troepen werden ingezet tegen betogers in Californië. Ik hoop dat de politiek in staat is om te verhinderen dat het nog verder die kant uit gaat, maar de beschermingsmechanismen zijn al sterk uitgehold.’
Ben je iets verloren door je vertrek uit Amerika?
‘Je verliest de vertrouwdheid, de nabijheid. Het is moeilijk om je ouders op afstand ouder te zien worden. Het is ook moeilijk om het dagelijks leven binnen de Nederlandse cultuur over te brengen aan je naasten. Mijn broer begrijpt niets van de zes weken vakantie die je hier krijgt, waarin je wordt aangemoedigd om goed voor jezelf te zorgen. In Amerika krijg je soms maar drie weken vrij per jaar. In Amerika is je werk je identiteit. Voor Amerikanen is de klassieke openingsvraag in ieder gesprek: ‘En wat doe jij?’’
Jij hebt nog een heel leven naast je werk. Je kwam hier met je man en dochters, toen zeven en tien jaar oud.
‘Het eerste jaar was heel zwaar. Mijn kinderen werden geplaatst op een zogenoemde integratieschool. Op dat moment hadden ze al in Duitsland en Portugal gewoond. Met mijn oudste dochter ging het prima, maar de jongste stopte in een keer met praten. Ze heeft in het eerste schooljaar maar één woord gezegd. Een woord! Maar zodra ze thuiskwam was ze zo vol van wat ze die dag had meegemaakt, dat ze niet meer op kon houden met praten.
‘Op die integratiescholen zitten ook kinderen uit oorlogsgebieden, die zwaarte maakte indruk. Bovendien moest ze Nederlands leren terwijl ze nog maar net was begonnen met lezen. Ik denk dat ik te veel van ze heb verwacht: een nieuwe taal leren, vrienden maken en integreren in een nieuwe omgeving. Gelukkig kwam de school snel in actie, binnen een paar maanden hadden we een afspraak met een therapeut.’
Hoe was die tijd voor jou?
‘Het was moeilijk om te landen in mijn nieuwe functie en tegelijkertijd een goede moeder te zijn. Dat is de uitdaging voor een universiteit: hoe zorg je dat internationale academici die al wat ouder zijn hier integreren? Want ze nemen vaak een heel leven mee: kinderen, en een partner die hier ook werk moet zien te vinden.
‘Toen ik hier aankwam, kreeg ik veel steun bij mijn herhuisvesting. Ik werd geholpen bij het zoeken naar een huis, bij het aanmelden bij de gemeente, bij het aanvragen van mijn visum. Maar ik kreeg geen ondersteuning voor mijn schoolgaande kinderen.’
Heb je dat eerste jaar overwogen om je baan in Tilburg op te zeggen?
‘Dat kwam zeker in me op. Ik dacht: het is niet eerlijk om van mijn kinderen te verwachten dat ze steeds maar verhuizen omdat ik een carrière heb. Als mijn kind op school niet praat en geen vrienden maakt is dat veel schadelijker dan dat ik wat anders ga doen. Maar ik besefte ook dat ik ongelukkig zou worden als ik het werk waar ik zo blij van word zou opgeven. Ik heb zolang mijn best gedaan om op een plek te komen waar ik werk kan doen wat me echt boeit.’
Wat kan je in Tilburg doen dat je elders niet kan?
‘Een aantal collega’s die net als ik vlak voor de bezuiniging op het hoger onderwijs een vaste aanstelling hebben gekregen, ontvingen een mooie startsubsidie om een bijzondere onderzoeksvraag te verkennen. Investeerders lijken altijd te profiteren van het internationale investeringsrecht, terwijl burgers en milieubelangen buitenspel staan. Het economisch recht lijkt te prevaleren boven milieurechten en mensenrechten. Op dit moment wordt het investeringsrecht hervormd, om het beter te laten aansluiten bij de wereld van nu.
‘Ik heb het altijd interessant gevonden hoe verdragen worden geformuleerd en geïnterpreteerd, en hoe dominant de Engelse taal daarbij is. Ik ben benieuwd: hoe betrek je andere stemmen bij dat hervormingsproces, bijvoorbeeld van kinderen? En hoe zouden we literaire vertelvormen kunnen inzetten, om beter inzicht te krijgen in de problemen die er nu spelen?’
Je jongste dochter worstelde met het Nederlands, hoe zit dat met jou? Je wilde dit gesprek in het Engels voeren.
‘Ik heb op zoveel plekken een nieuwe taal geleerd, dat mijn hersenen verzadigd zijn. Nederlands spreken is zo belangrijk als je erbij wil horen, maar hoe hard ik er ook aan werk, mijn Nederlands zal nooit optimaal zijn. Nu hoef je op Nederlandse universiteiten, en zeker hier bij global law, amper Nederlands te spreken. Maar als je in Duitsland niet in het Duits met je secretaresse kunt communiceren, ben je verloren, en het wordt sociaal ook niet geaccepteerd. Zodra je een brood bestelt, beginnen de verkoopsters je al te corrigeren.’
Sipiorski grinnikt. ‘Zowel op professioneel als op persoonlijk niveau heb ik een communicatieprobleem, want mijn Portugees is ook slecht. Mijn echtgenoot en ik spreken onderling Engels, met de kinderen spreekt hij ook veel Portugees. Naarmate ik ouder word raak ik steeds vaker in de war. Als iemand Portugees tegen mij spreekt antwoord ik soms in het Duits, omdat dat mijn tweede taal is.’
Dus aan het eind van de dag ben je gesloopt?
‘Ja, soms vraag ik me af waarom ik het mezelf zo moeilijk maak? Maar het leven bestaat nu eenmaal uit compromissen. Vroeger als ik op bijbelkamp zat, huilde ik de hele week omdat ik liever thuis wilde zijn. Mijn ouders verwachtten niet dat ik ooit weg zou gaan. Maar ik wilde de wereld ontdekken en rolde van het ene in het andere. Als ik in Wisconsin was gebleven, zou ik me altijd hebben afgevraagd hoe mijn leven eruit had kunnen zien.’
Over Emily Sipiorski, 1980, Wisconsin, Verenigde Staten
2009 Doctor of Law (J.D.), Mitchell Hamline School of Law, Minnesota, Verenigde Staten
2009-2014 Senior Researcher/Lecturer, Martin Luther University Halle-Wittenberg, Duitsland
2016-2019 Senior Researcher, University of Hamburg, Duitsland
2017 Promoveert aan Martin Luther University op het principe van goed vertrouwen bij internationale investeringstribunalen
2019 – heden Associated Researcher, Nova School of Law, Lissabon, Portugal
2021 – heden Assistant Professor, Tilburg University, Nederland
