De beste tijd van je leven
In het stukje dat ik afgelopen woensdag schreef naar aanleiding van het symposium van Vidar over het moderne studentenleven, heb ik wat herinneringen opgehaald aan mijn eigen studententijd, een mooie tijd voorwaar, maar alweer zo lang geleden. Veel herinneringen waren het overigens niet, die werden opgehaald. Dat wat er staat, is het wel zo’n beetje. Een erg mistig en ontoegankelijk gebied, dat geheugen van mij. Er moeten er toch meer zijn, herinneringen, maar ik kan daar op de een of andere manier niet bij. Ik herinner mij die herinneringen niet.
Nu las ik laatst in de vakliteratuur die ik bijhoud over het fenomeen van reminiscentie (Ronald Giphart, IJsland, p. 63). Zo schijnt dat vooral in de ouderenzorg wel aan zogeheten reminiscentiewerk wordt gedaan. Dat is een soort hulpverlening waarbij bij oude tot zeer oude mensen herinneringen worden opgehaald, vooral herinneringen uit de tijd dat deze mensen tussen de vijftien en vijfentwintig jaar oud waren. Dit is blijkbaar een erg belangrijke levensfase waarvan zeer veel herinneringen worden bewaard, aandenkens die veiligheidshalve worden verstopt in de diepste krochten van het menselijke geheugen.
Wauw, dacht ik toen ik het las (‘wauw’ is een uitroep uit vroeger tijd waarmee blijde verwondering tot uitdrukking werd gebracht; thans nog in gebruik bij oude tot zeer oude mensen), dat is nog eens goed nieuws: herinneringen aan gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tussen het vijftiende en vijfentwintigste levensjaar. Ik kan haast niet wachten tot ik nog ouder ben geworden dan ik nu al ben, dan weet ik eindelijk wat ik ook weer heb gedaan toen ik student was. Dat zou fijn zijn, want je studietijd is de beste tijd van je leven. Of was. Dat zei mijn vader tenminste altijd. Dacht ik…