Wie gaat over het strategisch geld?
Wie is nu eigenlijk de baas van de universiteit? De universiteitsraad omdat ze op belangrijke (financiële) punten instemming moet verlenen, de decanen omdat de twee belangrijkste taken (onderwijs en onderzoek) bij de faculteiten liggen of het CvB? En wie heeft waar zeggenschap over? Deze discussie over de zogenoemde Governance komt pas in het najaar in de Uraad, maar de machtsdiscussie lijkt tot die tijd steeds terug te komen bij de raadsvergaderingen.
Bij de commissie Dagelijks Bestuur werd vorige week lang gesproken over een plan om de decanen 12,4 miljoen euro te geven om de doelstellingen uit het strategische plan te realiseren. Het gaat bij die doelen onder meer om verhoging van het aantal studenten dat in Tilburg gaat studeren en om het verhogen van het aantal promoties. Vroeger konden faculteiten of diensten, indien ze geld nodig hadden dat buiten hun normale begroting viel, een beroep doen op het Fonds Beleidsinitiatieven (FBI). Die pot met geld, waar de universiteitsraad instemming op had, bestaat echter niet meer. Het geld is deels toegevoegd aan de strategische middelen, wat nu tot discussie leidt over de zeggenschap.
De raad, huiverig om te veel macht bij de decanen te leggen, ging in december na een lange discussie akkoord met voorstellen om de decanen meer zeggenschap over strategische middelen te geven als later duidelijk gemaakt werd waar het geld aan besteed zou worden. Het ging toen om 1,6 miljoen over 2014, 3,6 miljoen over 2015 en eenzelfde bedragen over 2016 en 2017. Nu ligt er een plan voor de besteding van het resterende geld, 12,4 miljoen euro.
De eerste notitie die deze maand daarover naar de raad is gestuurd bevatte echter weinig details. Na vragen van Fractie Onafhankelijken kwam een nieuwe versie, met iets meer informatie. Zo werd duidelijk dat TSH en TSB alle doelen rondom de prestatieafspraken en het strategisch plan verwachten te halen. TiSEM verwacht aan de meeste resultaatafspraken te kunnen voldoen, behalve aan de streefcijfers voor het aantal promoties per hoogleraar, het aandeel vrouwelijke hoogleraren en het aantal vrouwelijke hoofddocenten. Ook TLS voorziet problemen bij het percentage promovendi, maar ook bij het percentage studenten met buitenlandervaring en het aandeel vrouwelijke hoogleraren. Het probleem met de hoeveelheid vrouwelijke hoogleraren speelt ook bij de theologen (TST), vanwege de specifieke kerkelijke eisen die aan hoogleraren gesteld worden.
Naar de mening van de universiteitsraad was echter ook de tweede versie van de notitie onvoldoende. Het schetst niet hoe de faculteiten de doelen kunnen halen, noch is duidelijk waar ze de euro’s aan uitgeven. Tjits Roselaar van Onafhankelijken: “De tweede versie geeft een summiere aanvulling, maar we hebben nog steeds onvoldoende inzicht. Het waarom wordt wel beantwoord, het hoe niet. Dat was ons wel beloofd.”
Marinus Verhagen (Abvakabo) gaf aan dat de raad bang is dat het CvB niet voldoende bij kan sturen als blijkt dat de faculteiten de doelen niet halen, ondanks het gegeven geld. Ook was hij niet blij met de eerste versie van het plan: “Is het CvB bereid om de raad als volwaardig partner te zien, of wordt ze slechts minimaal geïnformeerd. Met het opheffen van het FBI hebben de faculteiten meer grip op de organisatie gekregen. Het college is niet in staat om bij te sturen. In dit stuk staan geen harde afspraken over het hoe. Het lijkt om een uitwisseling van goede bedoelingen te gaan. Wat is er nu precies met de faculteiten afgesproken.”
Na een lange schorsing wees collegevoorzitter Koen Becking op de diverse afspraken die er al lagen. “We hebben duidelijke afspraken gemaakt over de OBP-WP-ratio, de handen aan het bed-notitie en de prestatieafspraken. We monitoren per faculteit heel strak. We zijn steeds aan het sturen, waar staan we nu? In de Uraad bespreken we wat de faculteiten moeten bereiken en langs welke lijnen. De verantwoording voor het hoe ligt bij de faculteiten, daar gaan wij ons als CvB niet in mengen, dat gaat een stap te ver. Ik wil niet gaan managen op het niveau van de faculteiten, dat kunnen we ook niet. Er wordt minstens een keer per jaar gerapporteerd. We kunnen dus bijsturen, aanspreken op de afspraken en die afspraken eventueel bijstellen of aanscherpen.”
De Uraad reageerde teleurgesteld op deze uitleg. Robbert Becker van Fractie Front: “In december is afgesproken dat we de hoe-vraag in een later stadium in de Uraad zouden behandelen. Dan hadden we dat niet af moeten spreken.” Hij kreeg bijval van Jorien Fase van SAM: “Ik had meer informatie verwacht over de concrete operationalisering. Het is jammer als je daarin teleurgesteld wordt, ik weet nog niet wat ik hiervan moet vinden.”
De Abvakabo gaf vervolgens aan dat de hoe-vraag wat deze fractie betreft niet in detail aan de orde hoeft te komen in de Uraad. Wel wil Verhagen weten waar de faculteiten nu staan, zodat de Uraad kan beoordelen welke inspanningen nodig zijn om de doelen te halen. De fractie wil een nulmeting om te weten wat het verschil is tussen de huidige situatie en het doel.
Koen Becking zei vervolgens toe dat die nulrapportage er komt, zodat de fracties kunnen zien hoe de faculteiten er nu voorstaan met betrekking tot de doelen uit het strategisch plan en de prestatieafspraken. “Die informatie heeft de raad nu niet. Als je het zo bekijkt is de eerste versie van de notitie inderdaad onvoldoende.”
Naar verwachting is de rapportage deze week gereed en wordt die in het Dagelijks Bestuur van 21 mei besproken.