Je suis Aylan? Waarschijnlijk niet …

Wat was het toch een week van extremen, hé mensen. Enerzijds zijn we met vol enthousiasme het nieuwe academiejaar ingedoken. De ene schranspartij met bitterballen en bier werd afgewisseld door de andere. Anderzijds was er de confrontatie met de harde realiteit van de Europese asielcrisis die dankzij de media als een harde stomp in je maag terechtkwam. Sociale wetenschappers hebben als plicht een aantal claims die via de (sociale) media de wereld in gestuurd worden in een helder perspectief te plaatsen. Zo zagen we kersvers UvA-hoogleraar migratie en sociale cohesie Hein de Haas op Huffington Post al een aantal clichés rond migratie in een juist daglicht plaatsen. En zelf willen we in deze eerste bijdrage van het nieuwe jaar dieper stilstaan rond opinies over asielzoekers.

Met de verschrikkelijke beelden van het aangespoelde kinderlijkje Aylan leek de publieke opinie ineens ook geroerd. Ze kwam er een wake op gang op de Dam, berichtten de media dat acht percent van de Nederlanders bereid zou zijn om een Syrische vluchteling in huis te nemen, en kon zelfs priester Bono het niet laten om bij het begin van hun Europese tour de asielcrisis onder de aandacht te brengen. Op politiek niveau staan de coalitiepartijen lijnrecht tegen elkaar, waarbij de linkerflank de kwetsbare positie van de asielzoekers lijkt te onderstrepen en openstaat voor opvang, terwijl de rechterflank simpelweg de buitengrens van Europa wil handhaven. Het onderscheid tussen asielzoeker en reguliere migranten, die vaak naar Europa trekken uit economische motieven, is hierbij van fundamenteel belang. Maar maakt de publieke opinie zelf wel dit? Cijfers geven een genuanceerd beeld.

Een van de belangrijkste studies op dit vlak komt van de hand van Kevin O’Rourke en Richard Sinnott (2006) – twee Ierse politieke economen, die op basis van data uit 1995 van het International Social Survey Programme opinies tegenover asielzoekers hebben proberen te onderscheiden van opinies tegenover immigranten. Een moeilijke klus, gezien de twee concepten op een heel andere manier worden bevraagd – de dames en heren van MTO zouden het hebben over het vergelijken van appelen en citroenen. Desondanks stellen O’Rourke en Sinnott dat de publieke opinie gunstiger is voor asielzoekers dan voor immigranten in het algemeen. Klinkt niet onwaarschijnlijk, toch?

Toch zijn ook opinies over politiek asiel multidimensioneel. De European Social Survey van 2002 maken dat duidelijk – excuses voor de gedateerde data, maar het voordeel is de veelheid aan vragen. Ondanks een andere Zeitgeist blijkt dat een meerderheid van 70 percent van de autochtonen van mening is dat Nederland verhoudingsgewijs teveel asielzoekers heeft. Het lijkt weinig onwaarschijnlijk dat er ineens een meerderheid het tegengestelde zou denken. Bovendien bestaat er weinig draagvlak voor een soepele procedure. Tijdens hun procedure zouden ze, althans een kleine meerderheid, geen financiële steun mogen krijgen, maar moeten ze de handen uit de mouwen steken. Dat valt te rijmen met het feit dat slechts een minderheid asielzoekers verplicht wil opsluiten in gesloten asielcentra (niet abnormaal, aangezien Nederlanders ook geen asielcentra in hun tuin willen). En als ze dan toch worden toegelaten, vindt de meerderheid dat ze geen recht mogen hebben op gezinshereniging. Om maar te zeggen: nee, erg gastvrij zijn we gemiddeld genomen niet voor asielzoekers (cf. Kaleidos Research).

asiel

 

En die gemiddelden vertroebelen ook polarisatie tussen hoger en lager opgeleiden – zij die door hun cognitieve capaciteiten en sterke positie op de arbeidsmarkt wel met een open blik richting immigranten staan, en zij die toch meer dreiging ervaren. Dubbel zoveel lager opgeleide Nederlanders dan hoger opgeleide Nederlanders vindt dat er teveel asielzoekers zijn (80 vs. 40 percent), terwijl er de helft meer hoger opgeleiden (60 percent) dan lager opgeleiden (40 percent) van mening is dat asielzoekers tijdens hun procedure financiële steun moeten krijgen. Als er dan ergens toch overeenstemming in is, is het feit dat de overheid zelf haar regels moet volgen: van enige coulance in de procedure is er onder alle opleidingscategorieën geen sprake.

asielond

Maar hoe zit het dan met die consistentie tussen opvattingen over asielzoekers en negatieve opvattingen over migratie in het algemeen? De samenhang tussen negatieve opinies over immigratie en de gedachte dat er teveel asielzoekers zijn is relatief sterk (.50). Maar wat dan des te interessanter is, is dat de opinies van hoger opgeleiden – die gemiddeld genomen toleranter zijn – consistenter zijn (.58) dan die van de lager opgeleiden (.36).

Wat zijn hier nu de implicaties van? Mensen die negatief staan tegenover immigranten zullen doorgaans ook negatief staan tegenover asielzoekers. Dat maakt het debat vrij moeilijk, maar niet onmogelijk. De hoger opgeleiden zijn consistent in hun opvattingen; het kleine aandeel onder hen dat negatief staat tegenover immigratie is dus ook niet snel te verleiden tot meer opvang voor asielzoekers. Maar de groep van lagere opgeleiden, die doorgaans negatief staat tegenover immigratie, is niet al te consistent in hun opvattingen. Dat betekent dat zij nog wel te bewegen zijn naar iets positievere opvattingen tegenover asielzoekers. Maar het brengen van dergelijk genuanceerd verhaal vereist dan weer leiderschap. Met nog verschillende jaren te gaan tot de volgende verkiezingen, zou het niet slecht zijn dat dit tijdens de huidige crisis de bovenhand neemt op electorale retoriek dat het wij-zij denken versterkt.

TR

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.