Opklimmende mbo’ers gaan vaker onderuit
Waar wo-studenten onder de druk van het nieuwe leenstelsel steeds sneller hun diploma behalen, blijven hbo-studenten achter. Steeds minder hbo-studenten halen hun diploma binnen vijf jaar, zo blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Voornamelijk studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo kunnen het vaak niet bijbenen. Daar moet verandering in komen, vindt Jan Sinnige, voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO).
Het onderzoek
Het onderzoek, donderdag gepubliceerd door het SCP, is gericht op de verschillende routes naar het hoger onderwijs. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar mbo’ers op het hbo, maar ook naar hbo’ers op de universiteit. Hoewel deze wegen naar het hoger onderwijs niet het meest voor de hand liggend zijn, bestaat de instroom in het hbo voor maar liefst 30% uit mbo’ers. Voornamelijk jongeren afkomstig uit een laag opleidingsmilieu en jongeren met een niet-westerse achtergrond maken gebruik van deze route. Een positieve ontwikkeling voor de toegankelijkheid van het hbo, zo lijkt het. Helaas zijn het juist deze mbo’ers die er niet in slagen hun diploma binnen vijf jaar binnen te halen. Een groot deel van de mbo’ers besluit zelfs helemaal te stoppen met het hbo. Vaak hebben zij niet alleen een achterstand in vaardigheden als taal en wiskunde, maar ook in algemene studievaardigheden. Schijntoegankelijkheid dus. Want aan studenten die massaal instromen en vervolgens net zo massaal weer uitvallen hebben we natuurlijk niets. Maar hoe kan hier verandering in gebracht worden?
Selectie
Een van de oplossingen is de studiekeuzecheck. Deze is bedoeld om te zorgen dat studenten de juiste opleiding kiezen. Hoewel de studiekeuzecheck al op grote schaal ingevoerd is, vinden veel instellingen het moeilijk hier vorm aan te geven. Vaak zijn zij huiverig om studenten een negatief advies te geven. Hoewel dit advies niet bindend is, vallen veel hogescholen liever niet hierop terug. Daarbij vinden instellingen het lastig om de juiste criteria te vinden. Met de afschaffing van de loting bij numerus fixus opleidingen moeten hogescholen en universiteiten namelijk zelf bepalen hoe zij het kaf van het koren scheiden. Dit moet op basis van minstens twee criteria. Een vlugge blik op de cijferlijst is dus niet meer genoeg. Maar wat dan wel? Hogescholen en universiteiten geven aan hier meer en meer mee te worstelen en vragen om gegrond onderzoek naar de belangrijkste criteria.
Schakelprogramma
Opvallend is dat de hbo’ers het op universitair niveau wél ver schoppen. Is het niveauverschil tussen hbo en wo simpelweg kleiner dan tussen mbo en hbo, of is er een achterliggende reden? Het verschil zou hem wel eens kunnen liggen in de zogeheten premaster. Dit is een schakelprogramma voor hbo’ers die doorstromen naar de universiteit. De studenten krijgen zelfs zoveel informatie dat zij zo rechtstreeks kunnen doorstromen naar een universitaire master. Zo’n schakelprogramma is volgens de Vereniging van Hogescholen precies wat het hbo ook nodig heeft, zo meldt de NOS. Zo’n programma zou de ruimte bieden om de studievaardigheden op te schroeven. Ook wordt er gepleit voor een betere samenwerking tussen mbo’s en hogescholen.
Tilburg University
Ook in Tilburg lopen er genoeg hbo’ers rond. Zo komt bijna de helft van de masterstudenten aan TiU van het hbo. Regelmatig sprinten zij hun universitaire medemens zelfs voorbij dankzij de combinatie van de praktische ervaringen van het hbo en de academische vaardigheden die zij opdoen in hun premaster. Een tien voor Tilburgse toegankelijkheid dus. Of gaat het niveau van het wo hier juist aan ten onder? Laat je mening achter via onze poll.