Het congres, de patserprof en de consternatie

De megalomane prof Dekker gaat op reis. Deze zomer verscheen het tweede deel van de satirische campustrilogie van de Tilburgse prof Marc Swerts. Dekker en zijn team gaan naar een congres in Zwitserland. Vandaar dat er dit keer weinig campus in voorkomt, het is meer een roadnovel. Maar geruststellend voor de liefhebbers: Dekker Dekkert er weer behoorlijk op los.

Marc Swerts Beeld: Dolph Cantrijn

Buitenlandse congressen, na anderhalf jaar lockdown en coronabeperkingen begint dat te voelen als das war einmal. In de universiteitstrilogie van hoogleraar, muzikant en schrijver Marc Swerts speelt dat allemaal even geen rol. In zijn tweede roman, Nach Schwitzerland, wordt weer lekker ouderwets de campus verlaten voor een bezoek aan een congres in Bern.

De universiteit in de boeken van Swerts heet de Brabant Universiteit, kortweg BrU, maar het kost niet veel moeite om daar onze eigen Tilburg University in te herkennen. Die uni wordt ditmaal verlaten door professor Dekker voor de glitter en glamour van een groot internationaal congres. Door omstandigheden gedwongen neemt hij zelfs twee mindere goden van zijn departement mee.

Net zoals in het eerste boek over de prof met het opgeblazen ego, gaat alles niet helemaal zoals hij het zich had voorgesteld. In Dekker, een campusroman viel hij nog kneiterhard van zijn ivoren voetstuk. Maar in deze roman komen we niet te weten hoe het hem daarna verging. Het is een prequel, we gaan niet alleen de campus af, maar ook nog terug in de tijd.

Een satire over het universitaire leven, maar dan op een congres, waarom heb je de Tilburgse bossen verlaten?

“Een verhaal over een congres vond ik wel leuk, dat is weer eens wat anders dan het andere boek. Het gaat over drie mensen die op reis zijn. Dat vind ik mooi, een metafoor voor het leven. De megalomane Dekker die weer vol in het centrum van de aandacht wil staan. Het burgerlijke mannetje gaat op avontuur: nu mag ik ook een keer. Een gefrustreerde vrouwelijke medewerker die zich wil etaleren: nu krijg ik ook een kans.

“Congressen zijn ook een gelegenheid waar ego’s zich kunnen laten gelden, een podium waarop ze zich kunnen manifesteren. En voor wetenschappers is een congresbezoek toch vaak een vorm van academisch escapisme; een gelegenheid om op kosten van de baas een tijdje te ontsnappen aan de dagelijkse sleur van de universiteit.”

De afgelopen anderhalf jaar viel het wetenschappelijke congresleven een beetje stil, speelt er ook iets van weemoed mee?

“Door corona is op congres gaan inderdaad iets van het verleden geworden. Vanuit thuis heb ik wel een paar promotiecommissies gehad. Ik ben ook spreker geweest bij een internationaal congres in Amsterdam, vanuit huis.

“Maar ook daarvoor ging ik al wat minder naar congressen. Een tijd lang stuurde ik mijn PhD’s op pad; die dat wel leken te appreciëren. Ik vind congressen meer iets voor de next generation. Het is een goede plek als je werkt aan artikelen. Je kunt voelen hoe bepaalde ideeën vallen. Als er kritiek is, kun je die maar vast gehoord hebben.

“Tegelijkertijd kun je je afvragen: moeten we dit eigenlijk nog wel doen? Wat gebeurt er eigenlijk, behalve het sociale aspect? Het is ontzettend duur en milieubelastend. Moeten we dat nog wel willen? Ik ga zelf nog wel op reis, maar dan meestal voor langere periodes, om met iemand samen te werken.”

Het sociale aspect klinkt leuk en aardig, kennismaken met vakgenoten, ideeën uitwisselen, maar er is ook het gevaar, zoals in Nach Schwitzerland, dat het allemaal iets té sociaal wordt.

“Iedereen heeft wel van die verhalen van een feest dat een beetje uit de hand liep omdat mensen een beetje dronken werden. Zelf heb ik ook wel eens gehad dat ik de eerste spreker was op de ochtend na het congresdiner en aan de zaal zag dat ik niet te hard moest spreken. De mensen daar waren vooral uit beleefdheid op komen dagen.

“Ik ben ook wel eens op een Chinees congres geweest met een Amerikaan. Wij kregen een kruidendrankje en omdat we beschouwd werden als eregasten kwam iedereen naar ons toe om te proosten. En elke keer werd er weer bijgeschonken. Gelukkig was ik gewaarschuwd door een Chinese begeleider: dit ga je niet volhouden.”

Bij het lezen van jouw boeken bekruipt je toch de vraag: bevalt het je als Belg en als wetenschapper hier in Tilburg aan de universiteit nog wel?

“Ik ben nu met het derde deel bezig, het vervolg op Dekker. Dat speelt zich weer af op de campus met veel dezelfde figuren. Alleen is Dekker nu wel meer uit beeld. Dat derde boek is misschien nog wel vileiner dan de andere twee. Maar het is satire, ik werk heel graag aan de universiteit en ik vind het in Tilburg ook echt geweldig.

“Ik krijg inderdaad wel eens opmerkingen van mensen: hoe durf je dit? Dan denk ik, hè, waarom zou ik het niet durven? Als ik zie hoe jullie cabaretiers zich gedragen. Hier kan toch wel wat meer. Als satire heel vrijblijvend is, is het niet leuk. Het moet niet te grof worden, maar het moet wel een beetje wringen.”

Met boek twee in de winkels en deel drie in aankomst: heb je al een idee wat je daarna gaat doen?

“Ik weet nog niet of ik hierna verder ga met schrijven, misschien ga ik wel iets totaal anders doen. Ik vind het enorm ontspannend om te schrijven. Deze drie verhalen had ik al klaarliggen. Ik had het eigenlijk als een heel groot verhaal geschreven.

“Maar nadat ik het aan anderen heb laten lezen, heb ik het in meer behapbare stukjes opgeknipt. Ze zeggen wel dat schrijven schrappen is. In mijn geval is het vooral veel lollige dingen die er niet echt toe doen eruit halen.”

Fragment uit ‘Nach Schwitzerland’

 

‘Ping!’

Langzaam openden de liftdeuren zich op de zesde verdieping van het S-gebouw, als gordijnen voor het podium van het theater. Professor doctor Dekker, hoogleraar in de sociale psycholinguïstiek, zag de gang voor zich verschijnen.

Hij was de enige overgebleven passagier, nadat drie collega’s onderweg naar boven op lagere etages waren uitgestapt. Dekker wachtte een paar tellen, retoucheerde nog snel met een simultane beweging van zijn beider handen de zijkanten van zijn kapsel en trad dan naar voren. Bij het verlaten van de cabine moest hij zijn ogen even dichtknijpen vanwege het zonlicht dat uit een zijraam pardoes een felle straal op zijn gelaat projecteerde. Het verraste hem op een prettig hinderlijke wijze. De klikgeluiden van enkele camera’s verzon hij er ook nu weer graag bij.

Zijn gang. Die zag er verlaten uit, alsof hij de eerste was vandaag. De vibrerende schaduwen uit de openstaande deuren verderop en een vaag geroezemoes en getik verrieden echter de aanwezigheid van reeds gearriveerde collega’s.

Dekker passeerde de toiletdeuren die hij deze ochtend kon negeren. Tijdens de autorit vanuit Utrecht had hij even gevreesd dat zijn maag en darmen bij aankomst zouden opspelen. Hij was ongeveer bij Den Bosch een vervelende druk in de onderbuik beginnen te voelen, de naweeën van het exquise diner gisterenavond. Zijn binnenwerk was zich met elke kilometer meer en meer gaan roeren, zoals de donder naderend onheil voorspelt. Stijf rechtop gezeten had hij een tijdje alleen zijn armen en pink bewogen, had hij geen wind durven laten, en had hij er zich in lichte paniek al op ingesteld dat hij zich op het parkeerterrein van de BrU in gezwinde draf naar het S-gebouw zou moeten spoeden.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.