Verschillende partners, of liever monogaam: hoe ziet de echte liefde eruit?

Verschillende partners, of liever monogaam: hoe ziet de echte liefde eruit?

De zomervakantie van 2022 was warm en zonnig. Eindelijk konden Nederlanders massaal feestvieren en sjansen. Een ‘summer of love’ voorspelden deskundigen van tevoren al. Maar wat betekent liefde nu eigenlijk? Univers-redacteur Anne Grefkens ging op onderzoek uit: “Hoe meer ik de liefde probeer te begrijpen, hoe groter het onbegrip wordt”.

Beeld: Femke Koppe

Nietsvermoedend keek ik ruim twee jaar geleden naar een aflevering van De Wereld Draait Door. Aan tafel zat auteur en filosofe Connie Palmen om te praten over de 25e sterfdag van haar grote liefde Ischa Meijer. Bij het horen van de woorden ‘allesverpletterende liefde’ spitste ik onmiddellijk mijn oren. Want er is geen onderwerp dat mij zo fascineert als de romantische liefde.

Waarschijnlijk omdat ik er eindeloos over filosofeer én er hopeloos in faal. Regelmatig vraag ik mezelf af of liefde alleen komt wanneer je het niet verwacht. Of één persoon alles kan geven wat je zoekt en nodig hebt. En of tweezaamheid bestaat. Maar telkens kom ik uit bij de ongrijpbaarheid ervan: hoe meer ik de liefde probeer te begrijpen, hoe groter het onbegrip wordt.

In de hoop een liefdeshandleiding te ontdekken, consumeerde ik binnen één jaar Palmens volledige oeuvre. Want één ding wist ik zeker: dat wat Connie en Ischa hadden, is echte liefde. Onbedoeld werd een onschuldig interview het startsein van mijn zoektocht naar de betekenis ervan. Een zoektocht die zich binnen en buiten de literatuur begaf en nu zijn weerslag vindt in dit essay.

“Wat zoekt ge nu dan nog om de keuze voor het schrijven te moeten rechtvaardigen?”, schreef Palmen in een van haar boeken. “Dat wat ik nog niet ken,’ antwoorde haar hoofdpersonage, ‘de liefde’”.

Het monogame drama

Bij echte liefde denk je al snel aan huwelijksbeloftes en eeuwige trouw. Maar veel jongeren experimenteren tegenwoordig met polygame relaties. Laat de liefde zich misschien beter in meervoud vangen?

Geen spreekwoord namelijk zo bekend als ‘liefde is het enige dat zich vermenigvuldigt wanneer je het deelt’. Een spreekwoord dat omarmd wordt door de polyamoureuze mens. Die acht zichzelf in staat om van meerdere mensen tegelijk te houden, op romantische en toegewijde wijze. Schrijver en filosoof Simone van Saarloos, bepleit in haar essay Het Monogame Drama dat monogame relaties een verstikkend effect hebben. Dat in tegenstelling tot polyamoureuze verbindingen die – naar haar zeggen – minder snel leiden tot het drama waarin niets onverwachts gebeurt: “Zij smelten samen tot een cocon, terwijl het onderhouden van relaties met meerdere geliefden juist altijd frictie oplevert die de interactie speels en levend houdt.”

Van Saarloos slaat hier de angstspijker bij velen op hun kop, want wie wil er nu een saaie relatie? Ook ik voel deze angst regelmatig. Waarom zou ik mijzelf volledig aan iemand committeren wanneer het mogelijke gevaar van sleur op de loer ligt? Mijn omgeving noemt het bindingsangst. Ik noem het selectief ervaringen opdoen bij verschillende personen.

“Waarom zou ik mijzelf volledig aan iemand committeren wanneer het mogelijke gevaar van sleur op de loer ligt?”

Bij de een leerde ik bijvoorbeeld mijn grenzen aan te geven. Bij een ander leerde ik wat zelfrespect inhoudt en weer iemand anders leerde me een nieuw muziekgenre kennen. Met volle overtuiging durf ik dan ook te stellen dat ik al deze kennis nooit bij een persoon had kunnen opdoen. En ja, dat klinkt als een loftrompet voor polyamoureuze verhoudingen.

Toch liep ik telkens tegen monogame muren op. Met name wanneer ik mr. Right tegen het lijf liep, het klikte, maar hij een mrs. Right bleek te hebben. Alle potentiële intieme gesprekken, hilarische momenten en muziekavonden verdwenen dan als sneeuw voor de zon. Het respect voor andermans monogame relatie won het altijd van mijn eigen polyamoureuze droomwereld.

“Zou de wereld niet veel mooier zijn wanneer we ons niet laten ketenen door een monogaam drama?” vroeg ik aan een vriend nadat ik opnieuw mijn neus stootte. “Dan kan iedereen eindeloos mooie momenten beleven met steeds weer nieuwe mensen.” “Je gelooft toch niet dat jij dat écht wil?” antwoordde hij. “Je hebt alles van Connie Palmen gelezen, jij gelooft in één grote liefde.”

De mythe van de missende helft

Hij had gelijk. Ondanks dat de theorie van Van Saarloos hout snijdt, geloof ik nog steeds dat het mogelijk is om iemand te ontmoeten waarbij de verhouding – ook op lange termijn – speels en levendig blijft. Mijn eigen ouders zijn hiervan een goed voorbeeld. Mijn moeder sprak mijn vader aan in de kroeg. De woorden ‘kom je hier vaker?’ zorgden voor het eerste contact en nu, 44 jaar later, maken ze elkaar nog altijd gelukkig.

Beeld: Femke Koppe

Toch denk ik dat een relatie zoals die van mijn ouders unieker is dan de monogame samenleving ons laat geloven. In monogamie schuilt naar mijn mening ook een bepaald gemak. Er zijn namelijk genoeg mensen die elkaar trouw blijven nadat dat de prik van de cola is. Ook zijn er genoeg mensen die ‘liever niet alleen zijn’ en daarmee hun kans op werkelijke hartstocht vergooien. Tot slot zijn er nog een hoop mensen voor wie een grote liefde simpelweg niet is weggelegd. Je moet dus ook een hoop geluk hebben om je grote liefde op het juiste moment tegen het lijf te lopen. Maar het leven zou toch saai zijn om daar niet naar te streven?

Al eeuwenlang buigt men zich over dit vraagstuk. Zo ook de Griekse filosoof Plato (ca. 427 v.C – 347 v.C). In de door hem geschreven dialoog Symposium, laat Plato verschillende fictieve sprekers aan het woord. Een groep Atheense mannen bespreekt tijdens een eet- en drinkfestijn de liefde. Een van hen is Aristophanes, die er een wel heel bijzonder verhaal op na houdt. Hij deelt met zijn toehoorders de mythe van de missende helft. Deze mythe verklaart waarom we ons op sommige momenten incompleet en op andere momenten juist volmaakt voelen. Volgens deze mythe zagen de mensen er vroeger anders uit: als een bolletje. Wij kennen de mens met een hoofd en twee armen en benen, maar deze eerdere ‘bolmensen’ zouden acht ledematen en twee hoofden gehad hebben.

Naar verluidt waren deze bolmensen behoorlijk machtig. Oppergod Zeus greep daarom in en besloot de bolmensen in tweeën te splitsen. Zo kreeg de mens zijn huidige lichaam. Als gevolg van deze splitsing voelt de mens zich eenzaam en verloren omdat het zijn wederhelft mist. Het vinden van deze wederhelft – de grote liefde – maakt dat de mens zich gelukkig en compleet voelt.

Allesverpletterende liefde

Hoewel Aristophanes’s (of eigenlijk Plato’s) mythe enorm charmant is, geloof ik toch niet in de boodschap ervan. Naar mijn mening getuigt het namelijk niet van liefde om een wederhelft nodig te hebben. Een mens is prima in staat om met één hoofd, twee armen en twee benen de wereld trotseren. Bovendien kan een mens zonder wederhelft gewoon gelukkig zijn én zich compleet voelen. Daar heeft hij niemand anders voor nodig. Ook niet iemand die uit hetzelfde ‘bolletje’ gesneden is. De kans dat je iemand vindt die voor de volle honderd procent perfect bij je past, is nagenoeg nihil.

Het getuigt daarentegen – denk ik – wel van liefde wanneer iemand niet zonder iemand anders wil leven. Zelfs wanneer deze persoon niet perfect is, of volledig bij je past. Ik vind het enorm liefdevol dat iemand zich aan iemand anders wil hechten en alle risico’s van deze hechting voor lief wil nemen, ook de imperfectie. En dat een scheiding, een ziekte, de dood of een vreselijke schoonfamilie deze keuze niet in de wegstaat. Dit in tegenstelling tot Van Saarloos’ begrip van een polyamoureuze liefde waar de verwachtingen losser en minder voorwaardelijk zijn. 

Maar hoe herken je zo’n grote liefde dan wanneer deze voor je staat? Als ik Palmen moet geloven, hoef ik slechts naar mijn lichaam te luisteren. Volgens haar verraadt het lichaam namelijk datgene wat het hoofd nog niet kan bevatten. In een beroemde scène uit het boek I.M. (een ode aan haar grote liefde Ischa Meijer) poepen Connie en Ischa tegelijkertijd in hun broek. Simpelweg omdat ze zo gek op elkaar waren.

Als ik daarentegen mijn moeder moet geloven, moet ik gewoon eens vaker aan iemand vragen “of hij hier vaker komt”. Bij beide ‘adviezen’ heb ik nog steeds geen idee wat liefde precies betekent. En hoewel ik het een sprookjesachtig en smerig idee vind, denk ik niet dat iemand het voor mij laat lopen. Alleen daarom denk ik al dat ik voor de laatste optie ga: “uhm, gekke vraag, kom je hier vaker?”

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.